Twee dagen voor mijn verjaardag wordt er op 25 april 1974 door jonge militairen in Portugal een staatsgreep gepleegd die een einde maakt aan bijna een halve eeuw fascistische dictatuur.
Ik had nog nooit van Portugal gehoord, behalve dat het een land was van armoe en krottenwijken, tot mijn vriend Joost Bollinger mijn interesse wekte en over de studentenopstand en Anjerrevolutie in Portugal begon te vertellen. Paus Paulus VI was er geweest en had bevolen dat alle krottenwijken in Lissabon moesten worden afgebroken. Mijn vriend zou de volgende dag op 26 april op zijn Puch-brommer naar Portugal vertrekken: ‘Er is daar een revolutie gaande en ga je mee?’
Gastcolumnist kunstenaar Robert Kruzdlo werd geboren in de Verenigde Staten en studeerde aan de Rijksacademie van beeldende kunsten in Amsterdam. Hij schreef in 2019 zijn eerste boek Tussenmens.
Dat wilde ik meemaken. Wij vertrokken samen op de Puch-brommer met hoog stuur. Onderweg hield de Puch ermee op. Een knal en daar stonden we in Zottegem stil op het kerkplein. Bij het eerste het beste café dat wij tegenkwamen, was de eigenaar bereid om ons te helpen met een slaapplek. Op de grond. Liftend gingen we terug naar Amsterdam.
Een jaar later, in de zomer van 1975, nam ik de nachttrein naar Lissabon, op zoek naar de krottenwijk, benieuwd of die inmiddels was afgebroken. Nee, die bestond nog. Er liepen magere kinderen zonder schoeisel rond die mij, van de honger waarschijnlijk, apathisch aankeken. Ik wandelde gedesillusioneerd terug naar het centrum van Lissabon en kwam terecht in een enorm restaurant, waar ik aanschoof aan een tientallen meters lange tafel. Er werd uit een grote ketel een soort soep opgeschept, dan een stukje vlees of vis en naast mijn bord werd een papiertje gelegd waarop het bedrag was gekrabbeld dat ik straks moest betalen. Wijn proefde naar aarde, stro en steen tegelijk. De meeste tafelgenoten waren studenten.
Fado, ja, dat kan ik mij goed herinneren, een muziek die mij bijna aan het huilen bracht en niet voor niets de onveranderlijke zielenroerselen van arm Portugal bezingt. Het werd mij al snel duidelijk, Portugal was het land van het noodlot, zelfs na de Anjerrevolutie wist bijna iedereen, vooral de studenten, dat de vreugde van korte duur zou zijn. Niet iedereen was gecharmeerd: ‘Ze hebben de revolutie gestolen’, vertelde een communistische studente, die naast mij plaatsnam. ‘Het was slechts een euforie van enkele dagen. Heb je de kogelgaten in de gangen van de universiteit gezien?’
‘De dekolonisatie is toch geslaagd?’ zei ik overmoedig. ‘Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, São Tomé en de Kaapverdische eilanden werden of waren al onafhankelijke landen?’
‘Maar wat de democratie en de ontwikkeling van de Portugese samenleving betreft, de helft of meer van de bevolking leeft nog steeds onder de armoedegrens,’ zei de studente. ‘Staatsgrepen, politieke moorden, goddeloosheid, bloedige gevechten, hysterische taferelen larderen de geschiedenis van Portugal. Alles gebeurt er in dit land. Torenhoge schulden en dan, God, Vaderland en Familie. Herstel van katholieke waarden en weet je wat de Paus Paulus VI beweert? Hij wil de zelfkennis van de katholieke kerk vergroten.’ Het duizelde mij.
De volgende dag zat ik er weer en ja hoor, zij kwam naast mij zitten en ik kreeg weer een geschiedenisles: ‘Er is hier nog steeds een fascistisch geïnspireerde beweging. De Mocidade Portuguesa, de Portugese Jeugd, gemodelleerd naar de Hitlerjugend. Er zijn nog steeds vechtjassen actief van het Legião Portuguesa, een paramilitaire beweging, die vooral is gericht op het bestrijden van het communisme.
Toen zei Maria Isabel Guerra streng: ‘Als je teruggaat naar huis, koop veel ansichtkaarten en doe alsof je een toerist bent. Verstop dat opschrijfboekje en maak heel veel kiekjes van kerken en de stierenvechtersarena Campo Pequeno.’ Maria legt haar hoofd op mijn schouder.
Wat heeft de studente Maria, communiste, mij nog meer verteld? Martelpraktijken. Verklikkers op de universiteit. Het Portugese volk voelt zich nog steeds als een uitverkoren ras, dat het goddelijke woord, het ware roomse geloof naar de Afrikaanse heidenen heeft gebracht met miljoenen doden tot gevolg.
Van de verhalen werden we dronken. ‘We hebben geweren en pistolen onder de grond verstopt,’ zei Maria en keek mij met haar bijna zwarte ogen aan. En ik moest eens gaan kijken hoe gek mensen zijn in het bedevaartsoord Fátima. ‘Ze kruipen op hun knieën, in de bloedhitte, tot bloedens toe naar de grot van de heilige maagd Maria. In hun hand kaarsen, die onderweg smelten. Dat is Portugal. En, niet te vergeten dat de Amerikanen na de Tweede Wereldoorlog geen probleem hadden met een fascistische regering, die nog steeds de Hitlergroet bracht tot 25 april 1974. En dan, op de gelukkigste dagen van Portugal, de Anjerrevolutie? En daarna, de fado en de kater,’ zegt ze als ze haar hoofd van mijn schouders haalt. Ik ben verloren. ‘Portugezen zijn over het algemeen lafbekken. Ze blaffen wel, maar ze bijten niet. Nu piepen ze’, zegt ze lachend. ‘Dat is de reden dat deze fascistoïde, achterlijke dictatuur nog overal is. En wij van de Portugese Communistische Partij, onze kameraden zijn de KGB in Moskou. Onze opstand komt nog.’
We waren de laatsten aan tafel. Ik weet niet hoe ik het pension, een kippenhok, had teruggevonden. Op handen en voeten? Toen ik wakker werd, had ik mijn kleren nog aan. Een verdorde anjer lag op het nachtkastje. Maria heb ik nooit meer teruggezien.
Jan van Trigt zegt
Prachtig verhaal .Kaarsen in Fatima
kan je kopen in alle groten , maar het maakt niets uit . Ieder kwartier gaat er een vlammenwerper onder de kaarsen branden . Ze verdwijnen en de gesmolten resten opgevangen en hier worden weer nieuwe kaarsen van gemaakt enz enz
Robert Kruzdlo zegt
Jan, dank en die vlammenwerpers levert ook weer geld op. Je betaalt voor een hele kaars en nadat die geplaatst is gaat de vlammenwerper eronder. Je kan dan beter een waxinelichtje plaatsen.