Marco Rooth gaat heen en weer – van Amsterdam naar Riba de Âncora in de Minho in Portugal, van Amsterdam Centraal Station naar wat vroeger de werf van NDSM was, of het IJ over naar Noord. In Amsterdam is hij, op afroep, “schipper naast God” want zo voelt hij zich wel een beetje als hij op een veerpont van het GVB, het Gemeentelijk Vervoerbedrijf, met gouden “admiraalsstrepen” op zijn schouders, “de woelige baren” temt. Heen en weer, van zuid naar noord en terug. Daar op het IJ gaat telkens weer een wereld voor hem open.
Twee werelden
Als er niet gevaren wordt, is Rooth meestal in Portugal te vinden, in het huis dat meer dan een huis is in de Minho. Hij deelt de eigendom met Lotte Akkerman, samen hebben zij een paar bijgebouwtjes met appartementen waar kunstenaars als artist-in-residence kunnen verblijven en ook andere gasten welkom zijn. Hij heeft er bovendien zijn atelier en hij heeft er het weidse rollende landschap en bovendien het strand langs de Atlantische Oceaan om een heel andere wereld dan die van het IJ voor hem te laten opengaan.
Rooth, geboren in Den Haag, studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, is beeldend kunstenaar en in Amsterdam werkend geraakt ook als decorontwerper voor film en televisie. Schilderen en keramiek uitvoeren doet hij tegenwoordig in zijn atelier in Portugal. Hij trekt vaak van zuid naar noord, van de Minho naar Amsterdam, om in het noorden het IJ af te speuren, of omdat zijn uiteenlopende creatieve activiteiten hem nopen aldaar te vertoeven. En dan weer gauw terug naar Portugal. Heen en weer, snel, op vier wielen.
Dat heen en weer gaan bevalt Rooth uitstekend. Elk van zijn twee plekken biedt spanning, uitdaging en bovendien rust – het water van het IJ net zo goed als de kustlijn in het noorden van Portugal. “Dat IJ is breder, groter, wilder dan je denkt. Dat ruime sop, jawel, is ook nog eens rustgevender dan je zou verwachten, het laat je een kijkje nemen in een heel ander leven dan dat van de stad.”
Voordat Rooth een groot deel van zijn leven naar Portugal verplaatste en voordat hij “scheepging,” was er geen doelgericht heen en weer voor Rooth. Dat was de tijd dat hij wel eens de weg kwijt was terwijl hij de kortste route naar de kroeg altijd als vanzelf vond. Seks, drugs, rock-´n-roll – en drank. Hij maakte nacht na nacht Amsterdam onveilig. En zichzelf niet minder. Na veel trammelant kwam hij tot een beslissing: het moest uit zijn met zijn woeste en verwoestende leven.
Hij zwoer de drank af. Dat ging niet zonder slag of stoot, zoals hij beschreef in het boek Dronk dat in 2016 werd gepubliceerd (Uitgeverij Paul Brandt, Amsterdam). Dat boek is een bekentenis, een mea culpa, een waarschuwing aan anderen die alcoholist dreigen te worden of dat, al zeggen ze van niet, al zijn. Sinds 2010: geen drup meer voor Rooth. De enige verslaving waaraan hij zich overgeeft is het schilderen (of beeldhouwen of ontwerpen). En het pontveer varen, heen en weer.
Montmartre
Rooth nam lessen in fotografie en keramiek in de tijd dat hij zijn militaire dienstplicht vervulde. In 1977 trok hij naar Parijs, waar hij aansloot bij Albert Diato, die hem behalve schilderen ook de feestelijke geneugten van het stadsleven aldaar, op de heuvel van Montmartre, bijbracht. Diato, een Monegask, werkte ooit bij Pablo Picasso en was een van de oprichters van de coöperatieve keramische werkgroep La Triptych. Later werkte hij o.a. in Afghanistan en Togo.
Rooth schilderde eerst op hout, daarna kwam het doek, hoe groter hoe beter, twee meter, drie meter in het vierkant. Acryl werd het materiaal van zijn voorkeur, de stijl is abstract expressionistisch met gebruik van vooral primaire kleuren en accenten in zwart en wit, roest en goud. Ik zie hem als een van de “Wilden” – met trekjes van Jan Cremer, bijvoorbeeld, maar ook van Mark Rothko en Jackson Pollock.
Ik kom werk tegen dat stuk voor stuk spannend is en bekwaam uitgevoerd. Wat ik mis, is de consistentie die tot herkenbaarheid leidt. Door de jaren heen heeft Rooth op allerlei gedachten gehinkt, aansluiting gevonden bij uiteenlopende stromingen zij het dat een zekere uitbundigheid dikwijls terugkeert in zijn werk. Het oeuvre geeft mij de indruk dat hij ook als kunstenaar heen en weer is gegaan, zo niet heen en weer geslingerd werd. Net als tussen Portugal en Nederland en dan vooral Amsterdam, net als tussen CS en Noord of de kade van de NDSM.
Rooth, die ook min of meer abstracte landschappen schildert en dan vaak klein formaat papier als basis kiest, past in zijn schilderijen behalve acryl dikwijls ook zand en oxiden toe, een nalatenschap van het werken in keramiek en zoals ook Diato die materialen toepaste. Dit geeft de opbouw van zijn werk en zijn penseelstreek een “stevig” karakter en, letterlijk, een voelbare diepgang.
“Wat ik wil, is het onzichtbare zichtbaar maken. Dat is de kern van mijn werk: ik pak schijnbaar onbelangrijke details op, zet die in de schijnwerpers en bevries ze zó, dat ze in het oog springen.” De aanleidingen kunnen realistisch zijn zoals door fotografie. “Ik probeer hetgeen mij verrast en beïnvloedt zo te verwerken dat het de toeschouwer, inclusief mijzelf, een nieuwe verrassing oplevert. Herinneringen, emoties, overdenkingen en afwisselende mengsels van deze invloeden, die bepalen wat ik op het doek breng.” Bij het ontwerpen voor film of televisie gaat het trouwens niet anders.
Stad in stutten
De spanning en afwisseling die het werken voor film meebrengt, lag en ligt Rooth goed. Hij heeft, om een voorbeeld te noemen, de sets van de speelfilm De Dominee ontworpen, een film van Gerrard Verhage. “Ik won er in 2004 een Gouden Kalf mee. Die film speelt eind jaren zeventig. Wat de kijker te zien krijgt moet kloppen met de werkelijkheid van die tijd, er moet een correct tijdsbeeld geschetst worden. In zo’n situatie graaf ik in mijn geheugen: hoe zag de stad er toen uit? Amsterdam was in die tijd nog niet gerenoveerd, op allerlei plekken was het één grote puinhoop. De aanleg van de metro … de Amsterdamse straten zaten vol diepe gaten, hele woonblokken -met geschiedenis- moesten worden gesloopt. Om die omstandigheden zichtbaar te maken voor de film zet je de stad in de stutten. En dan gaat het natuurlijk ook om de juiste kleding, de juiste auto’s en zo meer.”
Het werken aan films of TV is altijd van korte duur, het zijn intensieve projecten die in hoog tempo moeten worden afgerond. “Dit soort tijdelijk werk brengt een zeker ritme in mijn leven en niet te vergeten, sociale contacten. Dat is prettig, want kunst maken is een solitaire bezigheid, een heel individueel gebeuren. Ik ben er altijd in mijn hoofd mee bezig. Als ik langs het strand loop in Portugal ontstaat er iets. Soms leidt dat tot een schilderij of een andersoortig kunstproject, soms kan ik er uiteindelijk niks mee.”
Een echte baan
Rooth kwam al vanaf de jaren ’80 in Portugal, om te kamperen en te fietsen. “Als je in Nederland woont is een land waar niet alles man made is een verademing. En niet te vergeten, Portugal was en is ook een zeevarende natie, dat schiep onbewust een band.” Het huis in de Minho kwam in 2007. Dat was een jaar na het overlijden van zijn vriend, de regisseur Gerrard Verhage. Diens afwezigheid werd extra voelbaar omdat vanaf dat moment de klad in het filmwerk kwam. “Ik werkte veel voor Gerrard en nu vond ik mijzelf plotseling in concurrentie met een jongere garde van production designers die bovendien goedkoper werkten. Het gebruik van software en tekeningen voor achtergronden veranderde ook nog eens veel van de aard van het werk.”
Het huis in de Minho kwam drie jaar vóór de scheiding van Marleen, de vrouw met wie hij het huis gekocht had. “Ik ging weer een tijdje in Amsterdam wonen, op Noord. Daar had mijn atelier uitzicht op het IJ, daar ontstond de idee op de pont te varen. Ik had als jongen gezeild en later ook motorbootjes gehad en water deed mij iets. Samen met een vriend ging ik aan de studie, ik moest theorie-examen doen voor het Groot Vaarbewijs. Na via een gespecialiseerd uitzendbureau als schipper ingeschakeld te zijn geweest, werd ik in ‘vaste dienst’ aangenomen door het GVB. Mijn eerste echte baan!”
“Zo’n veerboot varen mag dan simpel lijken, alsmaar hetzelfde stukje water heen en weer, maar er is heus kennis voor nodig en bovendien praktijkervaring. Dat IJ is geen badkuip, het kan er wild toegaan en bovendien, het is er ongelooflijk druk.” In een documentair filmpje over GVB en veerdiensten komt Rooth aan het woord met de uitspraak “Ik heb goud in mijn handen.” Hij had dat filmpje willen uitbouwen tot een boeiende documentaire over het IJ, over de passagiers van alle rangen en standen, achtergronden en huidskleur, over zijn collega-schippers. “Daar zaten uitgerangeerde vissers van Urk tussen, mensen die niet meer op een cruiseschip wilden varen, iemand die ooit op Hare Majesteits ‘Groene Draeck’ voer, een verdwaalde Fransman … Machtig interessant volk.” Tekortschietende financiering torpedeerde helaas dit filmproject.
Geen “moeten”
Twee jaar lang voer hij ook buiten de sluizen, “op een echt pleziervaartuig, een schip dat wij in eigendom hadden en dat verhuurd werd voor de wat kleinere bruiloften en partijen” waarmee naar Marken of langs de Vecht werd getoerd. Daarna kwam Riba de Âncora.
Waarom de Minho? “Om het rijke groen, het gematigd klimaat, de nabijheid van de oceaan (o zo belangrijk als je nabij zee bent geboren en met water bent opgegroeid) en bovendien minder dan een half uur rijden van de bergen en dat allemaal in een rustgevend landschap.” Zes maanden werd er aan het opknappen van het huis gewerkt en toen de klus geklaard was, had zijn vrouw ontdekt dat zij de stad niet kon missen; dat eindigde in echtscheiding. “Ook ik kon de stad niet missen, althans niet eeuwig. Maar ik ben tevreden met mijn heen en weer trekken. Met schilderen in de Minho, in alle eenzaamheid. En dan weer een tijdje in Amsterdam vertoeven, da’s prima.” Daar restaureerde hij onder andere een huis met drie verdiepingen in de Pijp. Maar daar permanent wonen? Nee, nooit meer.
Het huis in de Minho komt met een atelier op het noorden en een grote en goed uitgeruste werkplaats en een separaat staand huisje waar bezoekende familie op zichzelf kan zijn en dat op andere tijden beschikbaar is voor artists-in-residence. Het oorspronkelijke bouwvalletje werd een populair verhuurobject.
“Wij proberen ‘het moeten’ uit ons leven te bannen,” zegt Lotte Akkerman met wie Marco Rooth sinds 2013 de eigendom van het complex deelt. “Nu is het langs het strand of in de bergen wandelen, fietsen, brood bakken, lampen en tafels maken in de werkplaats, schilderen in het atelier. Plus het in de gaten houden van huizen die in de omgeving voor Nederlandse bekenden worden gebouwd of verbouwd. O ja, er is een boek over Marco’s fietstocht van Amsterdam naar de Minho op komst. Jawel, opnieuw over: heen en weer.” Rooth liet recentelijk het werken met zandstructuren los. Zijn schilderijen zijn verstilder geworden.
Buitenlandse dienst
Lotte Akkerman zelf is nog niet officieel in Portugal woonachtig. Tot zij haar pensioenjaren bereikt, blijft ze deels in Den Haag wonen, waar ze dan projecten doet voor de Nederlandse overheid en volop van “de twijfelachtige geneugten van het werken in een onwankelbare bureaucratie” geniet. Haar achtergrond is: de Zaanstreek en de jachtwerf van haar ouders in Oldambt in Groningen.
En daarna: de Buitenlandse Dienst, uitgezonden naar Lima, Peru. “Dat was toen een van de ontwikkelingslanden voor Nederland. Vincent Bruyns (broer van Marcel) was ambassadeur. Nederland had net een aantal schepen afgestoten en er was dus een marine-attaché die met zijn team de Peruanen ging opleiden om die schepen te kunnen varen en te onderhouden. Ik als secretaresse hield me bezig met ontwikkelingswerk, jawel, en met een fellowship program. Daarna volgde een jaar in Algerije en toen twee jaar bij de Permanente Vertegenwoordiging bij de Verenigde Naties in Genève. In 1986 volgde ik mijn vriend Jean-Claude die uitgezonden werd voor de UNHCR naar Phnom Penh. Ik mocht alleen mee ‘als vrouw van’, dus trouwden we. We hebben twee dochters. Na Phnom Penh terug naar Genève. Daarna werd het Den Haag en een echtscheiding.”
Daar in Den Haag ging Lotte de journalistiek in. “Tijdschriftjournalistiek, tot ik er de brui aan gaf. Terug naar zinvoller bezigheden. Eerst als secretaresse van de aanklager van het ICTY, het Joegoslaviëtribunaal in de tijd dat Slobodan Milošević naar Den Haag werd gebracht. Daarna ben ik overgestapt naar de ICC, meer van hetzelfde dus.” In 2013 ontmoetten Marco en Lotte elkaar en na een aantal weken nam hij haar mee naar het huis in Riba de Âncora.
Lotte Akkerman: “Ik vond het er maar niks, te koud, te somber, te veel kleuren, te heftige doeken op gekleurde achtergrond en dan nog duizenden foto’s aan de muren, plus affiches en modellen van treintjes, bootjes, nog meer kleur en nog meer dingen. Brrr. Mijn ogen werden overal naar toe getrokken, alles kwam op mij af, zo van ‘kijk naar mij, kijk naar mij’, een uitputtingsslag voor een minimalist. Het duurde even voordat de woonruimte mijn harmonie weerspiegelde.”
Harmonie
Lotte Akkerman is dikwijls in de Minho en verblijft vooralsnog tussendoor in Den Haag. “Ik heb mij in het huis in Riba de Âncora ingekocht en er is sinds 2017 heel veel verbouwd en bijgebouwd. Het is een visueel paradijsje geworden. Dat was ons in een ander land dan Portugal waarschijnlijk niet gelukt. Simpel en heel mooi. Elke dag wordt er flink gelopen en in de tuin gewerkt en goed gekeken en nagedacht. Daarnaast concentreert Marco zich op zijn kunstenaarschap.”
Hoe is het wonen en werken daar in het noorden van Portugal? “Lekker. Marco schildert en heeft in het voorjaar een nieuwe serie afgerond: de Serra de Arga-landschappen, flink groot maar zonder zandstructuur, het acryl enkel met het mes bewerkt. En ik? Ik schrijf aan een ‘Haagse roman’ en moet hoognodig Marco’s website updaten en dynamiseren.” Ooit komt er een einde aan al dat heen en weer varen tussen twee oevers en twee landen zonder ergens helemaal aan te landen. “Misschien,” zeggen Rooth en Akkerman allebei.
In Amerika wonend schreef Ton Haak een serie korte portretten van “Creative Creatures” die hij in de loop der jaren had ontmoet, van filmers tot musici tot meubelmakers tot schrijvers en beeldend kunstenaars en alles daartussenin. Die werden populair (50 ervan staan op zijn website).
In 2020 begon hij aan een serie van dergelijke portretten voor Portugal Portal. Over Nederlanders (en vooruit, mogelijk een paar Vlamingen) die om hier te kunnen zijn gewoon werken: Portretten van creatief bezige landverhuizers.
Ton zoekt vooral beoefenaren op van creatieve beroepen, voor portretten die niet enkel aandacht besteden aan hun individuele leven en expertise maar ook vertellen over hun relatie met en belevenissen in Portugal.
Els zegt
Interessant artikel Ton, leuk geschreven in de jouw bekende vlotte boeiende stijl.
Jij hebt in de loop der tijden een indrukwekkend aantal hedendaagse Creative Creatures ontdekt en hun werk en leven beschreven, zag ik op je website! Geweldig inovatief initiatief! Mooi om aan deze vernieuwers in de kunst eens de volle verdiende aandacht te besteden!
Als geïnteresseerde in hedendaagse kunst zou ik je aandacht eens willen vestigen op een galerie in Acanene, (bij Torres Novas) met de naam “Art Space”, een nieuw groot strak futuristisch gebouw met werkruimtes en galerie (alles is zwart) van de Portugees João Carvalho, een leerbewerker en kunstenaar. Een onverwacht verrassend gebouw omgeven door een cactustuin in een verder landelijke omgeving.
João organiseert een aantal keer per jaar interessante exposities van werk van internationale hedendaagse kunstenaars.
Van half september tot half oktober vindt er een groepsexpositie plaats van een aantal Portugese kunstenaars. De eerste na een lange periode gesloten te zijn geweest door Corona. Ik kan je een uitnodiging voor de inauguratie sturen, als je daar prijs op stelt!
Ik genoot nu in elk geval van je schrijven! Ik heb weer wat bijgeleerd…….
Ton Haak zegt
Dank voor de tip, Els. Ik hou dit in de gaten, en zo’n uitnodiging ontvang ik graag.
Jan zegt
Prachtig geschreven, heerlijk om te lezen.
Dank
Jam