Uit de vertaalpraktijk (16)
In de vorige artikel maakte ik een begin met het beschrijven van de personen en de persoonsvormen van de Portugese werkwoorden. Voor degenen die nog wel meer willen weten: je mag doorlezen. Als je genoeg hebt gehad, volgende keer zal ik het weer over wat anders hebben!
Ik was in mijn vorige stukje gestopt bij de beschrijving van de PI en de PPS, oftewel de verleden tijd in Portugal. Net als in het Nederlands kun je dingen ook in een nóg meer verleden tijd zetten (de v.v.t., namelijk: ik had gezien, ik was geweest…). In het Portugees heet die tijd heel toepasselijk de Mais-que-Perfeito. Je gebruikt hem alleen als er al een andere gebeurtenis in de verleden tijd heeft plaatsgehad en je wilt benadrukken dat iets anders nog langer geleden gebeurde (bijvoorbeeld: Ik wilde mijn vriendin over de film vertellen, maar zij had hem al gezien).
De Mais-que-Perfeito heeft in het Portugees twee verschijningsvormen: de samengestelde en de simpele. De simpele wordt in spreektaal nauwelijks gebruikt maar komt wel vaak voor in boeken en tijdschriften. Het is dus vooral handig als je hem weet te herkennen, zelf gebruiken hoeft eigenlijk niet – en je hoeft de vervoegingen dus ook niet te leren. De samengestelde tijd heb je wel nodig en die bestaat net als in het Nederlands uit het werkwoord ter, in de juiste persoon vervoegd in de PI en het particípio passado (voltooid deelwoord) van het werkwoord. Gelukkig zijn die in het Portugees heel regelmatig, het kleine rijtje onregelmatigheden leer je zo…
Er is overigens ook een samengestelde vorm van de PP, namelijk de Pretérito Perfeito Composto. Die wordt gevormd door de juiste persoon van het werkwoord ter, in de juiste persoon vervoegd, maar in de tegenwoordige tijd en een particípio passado. Zo lijkt die dus wel heel veel op de Nederlandse voltooid tegenwoordige tijd, maar het gebruik is heel anders. De PPC gebruik je om aan te geven dat iets de laatste tijd, met enige regelmaat is gebeurd. Vraagt iemand aan je “tens visto o Miguel?” dan vraagt hij dus of je Miguel de laatste tijd nog hebt gezien. Op het woord “ultimamente” volgt dus bijna altijd een PPC.
Door naar de toekomst…
De Futuro is een grappige tijd. De vervoegingen zijn te herleiden tot het werkwoord haver. “Hei-de-ir aos Açores” of “Havemos de beber um copo” vertaal je dus met “Ik zal (zeker) eens naar de Azoren gaan”, respectievelijk “We moeten echt eens een glaasje drinken”. Dezelfde vervoegingen kun je ook achter een (heel) werkwoord plakken en dan krijg je de Futuro do Presente: irei, andarás, compará, beberemos, comerão. De klemtoon ligt altijd op de laatste lettergreep van het werkwoord. Wie kent niet het lied “que será, será” …
Er bestaat in onze beide talen ook nog zoiets als een toekomend verleden tijd. Dat lijkt raar. Het gaat om zinnen als “eu gostaria de ir, mas…” en “compraríamos um carro novo se…”. In het Nederlands wordt het dus “ik zou wel willen gaan, maar…” en “we zouden een nieuwe auto kopen, als…”. Er wordt dus een voorwaarde gesteld aan het in vervulling gaan van deze tijd en in het Portugees heet die dan ook de Condicional (of de Futuro do Pretérito).
Nu hebben we meer dan de helft van alle werkwoordstijden (namelijk de tijden van de aantonende wijs) wel gezien. Wat overblijft zijn de gebiedende wijs (Imperativo)en de aanvoegende wijs (Conjuntivo). Die zijn niet zo heel makkelijk voor niet-Portugeestaligen, maar daarom niet minder interessant. Ik zal ze nu echter niet bespreken, dan kan ik beter meteen een grammaticaboek schrijven ☺.
Wat ik je niet wil onthouden is de exclusief Portugese Infinitivo Pessoal. Het is een persoonlijk gebruik van een onvervoegd werkwoord. In zijn ‘Basisgrammatica Portugees’ zegt Fernando Venâncio daar het volgende over: “De infititivo kan als een normale wijs worden vervoegd. Hierdoor wordt het mogelijk een onderwerp aan die werkwoordsvorm te koppelen. Dit onderwerp kan, zoals bij andere vervoegingen, onvermeld blijven.”
Deze vorm wordt gebruikt voor een aantal onpersoonlijke uitdrukkingen in zinnen als “É preciso pagarmos?”, “Foi pena os meus pais não poderem ir” en na een aantal voorzetsels. Voor zover ik weet is er geen andere taal die de infinitieven van een werkwoord nog weer gaat vervoegen.
Voor nu is het wel weer genoeg, een volgende keer weer een “sappiger” verhaal!
Paul van Kessel zegt
Leuk om te lezen, Karolien. Eu gostaria aprender Português. Maar of het gaat lukken??
Met recht iets voor de toekomend verleden tijd.
Maria Spoor zegt
Leuk. Ben zelf verslaafd aan de Portugese taal. Heb gemerkt in Brazilië dat Brazilianen de futuro nauwelijks gebruiken. Als ze iets willen aanduiden in de toekomst gebruiken ze liever het ww gaan, zoals ook vaak in België gebeurt. Verder merkte ik dat er van een aantal werkwoorden 2 voltooide deelwoorden bestaan afhankelijk van welk hulpwerkwoord wordt gebruikt. Ik merkte dit toen ik wilde aangeven bij de ober dat “iets al betaald was”. Ik zei dat het pagado was, maar het moest zijn pago. Vind dit wel een moeilijk stukje van de grammatica. Om dit probleem te omzeilen gebruik ik nu de 2e verleden tijd, die ik veel gemakkelijker vind. In het Spaans heet die preterito, ik denk ook in het Portugees. Ben blij met info over de prachtige Portugese taal!!!