“Well, perfect! We will see you there then!” Met de telefoon in m’n hand kom ik terug bij het gezelschap: “Heeft iemand behoefte aan een uitje van het weekend?” Jeeeeee, ik word met gejuich onthaald. Waar gaan we heen dan? Wat gaan we doen dan? Gaan we met ze allen weg? Leuk!!!! Dit gezelschapje vrijwilligers van allemaal rond de 20 is altijd overal voor in.
Ze zijn al met z’n allen op de fiets naar het strand geweest. Simpel: er zijn 5 fietsen, 5 vrijwilligers en 1 slot, dus dat is niet moeilijk. Hoe je moet rijden is ook niet moeilijk en het zijn allemaal Nederlanders uit de provincie, dus die zijn gewend om te fietsen. Nog niet zolang geleden deden ze dat elke dag naar school. Fietsen in de trein (kost je niks extra en is verder ook helemaal geen probleem) en huppelakee, naar Figueira da Foz.
Op naar Midões
(miedoeingks – zo’n leuke vrolijke naam)
Dus huppelakee, naar de binnenlanden van Portugal is voor hen ook totaal geen punt. Alleen het tijdstip van vertrek. Dat dan weer wel.
“Hoe laat gaan we weg?”, vraagt de slechtste opstaander een beetje benauwd, “niet te vroeg toch?”
“Nee, niet Heel Erg Vroeg, maar zullen we zeggen, rond een uur of half 10?”
Oeps, hij moet er wel een beetje van slikken, maar okee, half tien zal het zijn. Het is toch een uurtje of 2 rijden.
Een beetje een Engelse ontvangst
Heel vriendelijk, maar wel erg afstandelijk. We worden door Andy netjes rondgeleid door de 2 hectare die ze een jaar geleden verworven hebben en daarna gaan we lunchen met zijn vrouw en kinderen. Ik had wat lekkere salades meegenomen als bijdrage aan de lunch, gelukkig in de koelbox, want het is hier in de binnenlanden dus wel mooi een graad of 7 warmer dan bij ons bij de zee. Misschien wel meer, ik beschik slechts over een inwendige graadmeter, geen uitwendige thermometer. Het is flink warm hier! Over de 40º, schat ik.**
En geen zeebriesje ’s middags, waar wij aan gewend zijn.
Ze nemen ons mee naar het dorpsfeest
Op het dorpsfeest komen we nota bene een oud-vrijwilliger tegen, die een paar jaar geleden heeft overwinterd op de Termas. Is dat dan wat? Gezellig, jong, hoe gaat het ermee? Hij werkt nu mee op een beginnende boerderij, met een idealistisch echtpaar dat ook ezels opvangt.
“Mensen werken niet meer met ezels, ze kopen liever een tractor. Ezels beginnen nogal overbodig te worden”, zegt Gino, “ze hebben er nu 6. Ze proberen een goed tehuis voor ze te vinden, bijvoorbeeld door ze hierheen te brengen op zo’n dorpsfeest.”
Overbodige ezels
Ja, dat heb ik ook gemerkt. Een paar jaar geleden ging ik mijn kinderen naar school brengen en wist ik direct dat het marktdag was: er reden ineens allemaal ezelkarretjes over de weg. En nu?
Geen een meer.
Ik raakte aan de praat met de vrouwelijke helft van het idealistische echtpaar. Ze klaagde over het gebrek aan belangstelling voor opvang van al die overbodig geworden dieren en vertelde een paar schrijnende verhalen over verwaarlozing. Er was een eentje, die een jaar lang alleen in de stal gestaan had en maar een keer per week een bak voer kreeg. Ze hadden haar ongeveer uit haar eigen poep moeten opgraven. En ze was blind aan één oog, maar ze zag er al een stuk beter uit, na een paar maanden opvang.
Zielige dierenverhalen
Ik ben verloren als het om slechtbehandelde dieren gaat. Al heel jong voelde ik dan iets vergelijkbaars met: “Stelletje rotzakken!! Iedereen die zwakker is dan jij, moet je beschermen!”
De vrouw nam me mee naar een veldje met aan de rand een paar bomen. Half in de schaduw stond daar een ezel. Helemaal niet zo’n aantrekkelijke ezel – die beesten hebben als enige op aarde het vermogen om verschrikkelijk alleen staan te zijn. Ze had er duidelijk ook geen behoefte aan om geaaid te worden. Het verhaal van Felicia raakte me. Zij en haar echtgenoot probeerden er van alles aan te doen dat deze overbodig geworden beesten een goed tehuis kregen.
Kun je zeggen dat dit een impulsaankoop was?
Ik hoefde alleen het vervoer te betalen, toch nog een paar honderd euro. We doopten haar Esmé. Ze mocht vrij rondlopen, ter compensatie. We hadden in allerijl een stal voor haar geïmproviseerd. Het was zomer, dus voorlopig was er niets aan de hand. Ik vond een adresje voor stro. De stroman, senhor Cunha, kwam direct met een veel te hoog gestapelde pickup, blij dat hij weer een nieuwe afzetmarkt gevonden had.
Esmé heeft wel wat te lijden gehad onder onze onervarenheid. Misschien kun je ook zeggen dat het haar karma was … maar op een mooie ochtend werd ik opgeschrikt door het geschreeuw van Anneke, de vrijwilligster die er op dat moment was. “Ellen, Ellen, kom snel, Esmé ligt in de sloot!”
In de modder
Ach, heer, nee hè! Op zo’n moment ben je heel snel, dus twee seconden later stond ik op mijn pantoffels in de modder naast het water. Het koppie van Esmé stak er nog net boven uit. ’t Is geen diepe sloot, maar doordat ze geprobeerd had er weer uit te komen en je het met die hoefjes alleen maar erger maakt omdat je geen opppervlakte hebt, was ze steeds dieper in de modder weggezakt.
Hoe lang had ze daar gestaan? Ze was dwars door de rietkraag heen gelopen, gevallen, enfin, het was geen tijd om dat nu eens uitgebreid te gaan analyseren. Hoe gaan we haar er weer uit krijgen?
Anneke was heel dapper, trok haar trui uit en ging in haar bh voorzichtig de sloot in. Het was inmiddels einde februari, maar gelukkig een warme zonnige dag. Het water komt uit de bron, dus dat is tegen de 30º. Het was dus niet koud, maar wel nat en modderig.
Mijn inderhaast aangetrokken kaplaarzen stroomden onmiddellijk vol, toen wij allebei naast Esmé ook de modder inzakten. “Dit schiet niet op”, zei Anneke, “we zullen iets anders moeten verzinnen.”
Tja … makkelijk gezegd, maar wat dan?
“Ik zou de brandweer kunnen bellen”, opperde ik, “ze halen toch ook poesjes uit bomen? Hopelijk dan ook ezels uit sloten?” Anneke hees zichzelf moeizaam aan de kant: “Het valt te proberen. Het gaat ons zo niet lukken.”
Esmé stond inmiddels onverstoorbaar door te lijden.
Lang leve de brandweer!
Binnen een half uur stonden er 3 mannen met een dik pak aan en een terreinwagen naast de plek des onheils. Ze overlegden even met elkaar en takelden vervolgens een grote brandslang van de wagen af. Anneke ging heel dapper weer de sloot in met de slang, om die onder de buik van Esmé door te halen. De brandweermannen keken met genoegen toe en wij realiseerden ons plotseling dat ze nog steeds in haar bh rondliep …
Met 3 sterke mannen, een elektrische katrol en een dikke brandslang was het zo gebeurd. Hèhè! Wat een opluchting. Het arme beest kon niet op haar benen blijven staan, maar dat moest ze wel. Eerst eens goed afdrogen en warm wrijven! De bloedcirculatie weer op gang helpen. Anneke, inmiddels weer in trui en ik, gewapend met een enorme stapel handdoeken, gingen met de traumaverwerking aan de gang, terwijl João, Tiago en Pedro de slang weer op de wagen takelden.
Binnen een uurtje lag onze Iejoor uitgeteld in de zon bij te komen. Ze had een bittere, maar berustende uitdrukking op haar gezicht. Een ezel is op de wereld om te lijden …
** We hebben het over 2006. Elf jaar geleden had je nog geen smartphones die automatisch je eigen temperatuur, de buitentemperatuur en je hartslag opmeten … Het was verschrikkelijk primitief toen …
Dit is deel 21 van een “Trip down Memory Lane”, waarin Ellen Lanser herinneringen ophaalt aan de emigratie naar Portugal en de eerste ervaringen met de nieuwe cultuur. De vorige episodes kun je hier lezen: Alle berichten van Ellen Lanser.
Joke Luiten zegt
Dag Ellen,
Wat een geweldig verhaal weer. Met veel plezier lees ik jouw verhalen en ik hoop dat je ze nog lang zult schrijven.
Groetjes,
Joke Luiten
Rob de Vries zegt
Hoi Ellen,
Het is iedere zondagmorgen steeds weer leuk zo’n verhaal te lezen.
Gr. Rob de Vries/Flex Travel
Wim Engelsman zegt
Ik zoek nog een kameraadje voor m’n ezel, in de buurt van Tabua.
Ellen Lanser zegt
Dit is zo fijn, om de mail open te doen en jullie aardige commentaar te lezen! Dank! Ik ga nóg beter m’n best doen om leuke stukjes te schrijven!
Enne … Wim, ik heb een ezel in de aanbieding, Faísca, een vrolijk oud vrouwtje. 😉