Een van de Portugese kunstenaars wiens werk ik bewonder sinds ik het nog niet zo lang geleden ontdekte, eerst in Castelo Branco, later in het tegelmuseum in Lissabon en in Coleção Berardo in Belém en op nog heel wat andere plekken, is Manuel Cargaleiro. In 2020 is hij 93 jaar jong en actiever dan menig 39’er.
Vorig jaar werd, onder andere, nog nieuw werk van hem geïnstalleerd in een van de metrostations in Parijs, waar hij lang geleden al uitgenodigd werd om projecten uit te voeren. Hij heeft zijn eigen museum gekregen, Fundação Cargaleiro, in het oude centrum van Castelo Branco, in de Rua dos Cavaleiros, het vroegere joodse kwartier.
Het museum werd in 2005 geopend. Het bestaat uit twee delen: een historisch gebouw en, ertegenover, aan het naar de kunstenaar vernoemde praça, een nieuw gebouw dat op creatieve en kundige manier is verbonden met gerestaureerde oude gevels en binnenplaatsen.
Het is doorgaans vredig en stil aan de Rua dos Cavaleiros, waar veel gebouwen zijn gerestaureerd om attractieve, moderne woonplekken te creëren en waar hier en daar ook interessante nieuwbouwwoningen opduiken. Op de dagen dat ik er rondwandelde was er verder nauwelijks een kip te bekennen – maar er zijn momenten dat het leven er bruist van de actie, als er jazzconcerten of kunstinstallaties of dansen zijn op het museumplein en zeker als Cargaleiro zelf in de buurt is, dan is er altijd wel een evenement.
Hij woont sinds 1959 een groot deel van de tijd in een ander historisch centrum, dat van de linkeroever van de Seine in Parijs, op een benijdenswaardige plek in de vermaarde Rue des Grands-Augustins waar hij ook een atelier heeft. Nummer 19, voor het geval je ooit aanbiddend aan zijn voordeur wil staan.
Onverslaanbaar
De kunstenaar is nog altijd actief, als maker net zo goed als in de rol van kunstpromotor en “opvoeder” van jongeren. Hij mag dan 93 zijn, hij laat het nauwelijks merken. Ik zie in hem een soort Picasso: onverslaanbaar. Een carrière die driekwart eeuw beslaat met een eigen productie die overweldigt en een door de jaren heen opgebouwde verzameling bestaande uit werk van bevriende kunstenaars die er ook mag wezen.
Er is in Portugal bovendien een tweede Cargaleiromuseum (annex keramiekwerkplaats) en er is een Cargaleiroschool voor voortgezet kunstnijverheidsonderwijs, beide in Seixal, aan de zuidoever van de Tejo tegenover Lissabon. Daar waar de gebroeders Vasco en Paulo da Gama ooit hun schepen bouwden om de wereldzeeën te bevaren, nu een van de dichtstbevolkte delen van de metropool inclusief wijken die als bairro bekend staan.
Twee jaar na de geboorte van Manuel verhuisden zijn ouders van Vila Velha de Ródão nabij Castelo Branco naar Sobreda da Caparica. Manuel Cargaleiro’s vader was een landbouwkundige en directeur van een coöperatie, de Grémio da Lavoura de Almada e Seixal. Het bedrijf was gevestigd in Cacilhas. Zoals vaker in Portugal valt het mij moeilijk te traceren waar dat precies was (of is). Met al die verschillende plaatsnamen voor zelfs de kleinste delen van gemeenschappen, die zich dan ook nog eens “belangrijker” voordoen dan de veel grotere plaats waaronder ze tegenwoordig vallen, raak ik al snel het spoor bijster. Ik houd het erop dat de jeugd van Cargaleiro zich afspeelde in Fogueteiro.
Cargaleiro’s vader was actief in de gemeenschap en werd de oprichter van de Santa Casa da Misericórdia do Seixal. Cargaleiro ging met zijn ouders naar de kerk van de Quinta da Fidalga, op het terrein van het landbouwbedrijf waar zijn vader werkte. Van later herinnert hij zich vooral Américo’s café, waar hij vrienden en tal van collega’s, aankomende kunstenaars, zoals Arpad Szenes, ontmoette. Gezamenlijk legden zij de basis voor een kleine kunstenaarskolonie. Een hunner was Álvaro Siza Vieira.
Bijna Fransman
Siza Vieira werd architect, een wereldberoemde. In 1992 ontving hij de meest vooraanstaande internationale architectuurerkenning, de Pritzker Prize. Ik sta daarbij stil omdat hij ook de ontwerper werd van het Oficina de Artes Manuel Cargaleiro, museum annex keramiekwerkplaats. Dat heet nu te staan in Arrentela – maar de locatie was ooit die van de Quinta da Fidalga (in Fogueteiro, in Amora, in Seixal, en dan weer onder Setúbal vallend). Kun je mij nog volgen?
Enfin, de architect bouwde er een magnifiek complex voor het museum en de werkplaats. Het land (van de oude Quinta) ligt fraai aan de baai met een weids uitzicht over de Tejo en Lissabon op de andere oever. In het gebouw zijn veel van Cargaleiro’s creaties te vinden en wordt, net als in Castelo Branco, soms ook werk van anderen tentoongesteld, generatiegenoten van wie hij werk verzamelde, of met wie hij werk ruilde.
Bovendien is daar te ontdekken dat Siza Vieira niet enkel architect maar ook verdienstelijk beeldend kunstenaar was. Sommige creaties brengen de hechte vriendschappelijke, collegiale en geestelijke band die al vroeg tussen hem en Cargaleiro bestond goed tot uiting.
In het museum zijn, onder andere, acht panelen te vinden, reproducties van sculpturale tegeltableaus die Cargaleiro beroemd maakten. Een van de originelen is te vinden in Lissabon, op de façade van het Institut Français aan de Rua Santos-o-Velho niet ver van het marionettenmuseum; een ander kunstwerk siert het metrostation Champs Elysées-Clémenceau in Parijs. In Frankrijk kwam veel van zijn werk terecht en werd hij als belangrijk kunstenaar en “bijna Fransman” geëerd. Zijn band met Parijs dateert van lang geleden.
Maar, nooit ging zijn band met Seixal (enzovoorts …) verloren. Zo’n vijfentwintig jaar geleden werd aan de Escola Secundária do Fogueteiro de naam Escola Secundária Manuel Cargaleiro gegeven. Cargaleiro zei eens: “Ik was daar fel op tegen. Maar nu vind ik het prima, ook ik heb mijn trots. Nu zeg ik: ‘Dat is míjn school’.” In 1999 ontving hij de eremedaille van de gemeente Seixal, waarna Cargaleiro een groot tegelpaneel vervaardigde voor de naar hem vernoemde school waar leerlingen zich in creatieve vakken en technieken bekwamen. In het paviljoen bij de school vonden ook exposities plaats van zijn werk.
Over en weer
Daar had ik het nog niet echt over: Manuel Cargaleiro’s kunst. Ik werd er zoals gezegd al door getroffen bij mijn eerste bezoek aan Castelo Branco. Zijn keramiek is vermaard. Zijn schilderijen doen er niet voor onder. Van enige afstand gezien kun je het werk soms nauwelijks onderscheiden: een keurig ingelijst groot tegelplateau doet als een schilderij aan, een schilderij van zijn hand kan veel van een tegelplateau weghebben. Ook zag ik eens een experiment met textielkunst, waarbij het eindproduct van een afstand gezien ook alweer op een tegenplateau leek.
Cargaleiro is de hedendaagse grootmeester van de azulejo. Behalve prachtig doorgezette geometrische patronen, combinaties en constructies die vooral indruk maken als ze op flinke schaal zijn uitgevoerd, heeft hij “vrijer” maar niet minder spannend, meer illustratief werk op zijn naam staan. Daaronder kwam ik “stadsgezichten” tegen die mij sterk deden denken aan de visionaire, utopische beelden van de Nederlandse CoBrA-kunstenaar Anton Nieuwenhuis, bekend van New Babylon onder zijn kunstenaarsnaam Constant.
Een constant succesvolle zeventigjarige carrière kan niet anders dan verrassingen produceren. In de (meestal vaste) overzichtstentoonstellingen wordt de ontwikkeling van het kunstenaarschap zichtbaar gemaakt, zijn weg banend door verschillende kunstvormen en -technieken. “Ik begon mijn leven als een keramist en ik ben en blijf een keramist ook als ik schilder met olieverf. De een kan niet zonder de ander. Ze beïnvloeden elkaar. Als ik schilder schiet de geschiedenis van faience, van glazuur door mijn hoofd. Of ik denk aan grote wandpanelen van tegels als ik schilder, terwijl ik de beeldende kracht van de schilderkunst niet kan vergeten als ik aan mijn keramiek werk. Deze connecties zijn het, die het duidelijkst mijn kunst kenmerken.”
Zo ongeveer werd het verwoord in de catalogus die Gilbert Lascaut samenstelde ter gelegenheid van de retrospectieve tentoonstelling Manuel Cargaleiro: Lisbonne – Paris, 1950 – 2000. Cargaleiro volgde nooit een complete opleiding, hij is op wat korte vakstudies na een autodidact die niettemin aan vele anderen de weg wees door, onder andere, les te geven op de Escola de Artes Decorativas António Arroio. De vele educatieve activiteiten die zijn musea, de werkplaats en de school ondernemen zijn er het bewijs van dat het verspreiden van begrip en liefde voor en kennis over beeldende kunst hem tot op de dag van vandaag aan het hart gaat.
Kunstvrienden
In beide musea worden tentoonstellingen nogal eens gewisseld. Het is dus moeilijk te voorspellen wat er kan worden aangetroffen en wat er dan in het archief is achtergebleven. Dat geldt voor Cargaleiro’s eigen werk net zo goed als voor delen van de door hem opgebouwde verzameling van moderne en hedendaagse kunst. En soms zijn er gastexposities aan te treffen, zoals van negentiende-eeuws keramiek uit de Portugese en Spaanse grensstreek in de buurt van Castelo Branco: Cerámica Ratinha, of beschilderd aardewerk uit Triana, Spanje: Librellos Trianeros. De expositie van werk uit de eigen verzameling kan unieke schilderkunst, beeldhouwkunst en keramiek naar voren brengen. In de collectie Cargaleiro e seus amigos bevindt zich werk van Pablo Picasso, Marc Uzan, Claire Debril, Guido Gambone, Celia de Sousa en natuurlijk ook dat van oude makkers zoals Arpad Szenes, Zao Wou-ki, Marcelle Kahn en Magdalena Radulesco.
Hij maakte overal kunstvrienden. In Italië, waar hij werkte in Florence, Rome en Faenza en meer dan eens werd uitgenodigd om als “artist-in-residence” te verblijven. In Brazilië, Japan, Duitsland, Angola, Spanje, Mozambique, Zwitserland en natuurlijk in “zijn eigen” Frankrijk, het tweede thuisland. Zijn lyrische trekjes brachten hem tot hem geslaagde samenwerkingen met dichters en schrijvers, onder wie Alexandre O’Neill.
Of hij nam een gedicht van Fernando Pessoa uit 1992 om de woorden in een schilderij te verwerken dat op een tegelplateau ging lijken. O ja, er is in 2015 nog een derde museum naar Cargaleiro vernoemd, ditmaal in Italië: Fondazione Museo Manuel Cargaleiro, in Ravello. In 2016 vond zijn werk een permanente plek in de Helene Bailly Gallery in Parijs. En dan is zijn werk in het Gulbenkian in Lissabon … in het metrostation Cidade Universitária ook in Lissabon … overal eigenlijk. Laatst kwam ik nog een tegelplateau van zijn hand tegen in het klooster van Alcobaça.
Zoals het ooit werd verwoord: Manuel Cargaleiro wist veel moois te produceren dat gekenmerkt kan worden als extrovert, helder, optimistisch en voorzien van een dosis sensualiteit die (sorry voor het cliché) bij een mediterraan karakter past.
Veel eer
António Costa, de Portugese eerste minister, reikte Cargaleiro in november 2019 de orde voor verdienste in de Portugese cultuur uit tijdens dezelfde sessie, waarbij hem, het was in Parijs, de hoogste onderscheiding van de stad Parijs, de Grand Vermeil, werd toegekend en uitgereikt door burgemeester Anne Hidalgo. Het was in de week dat nieuw werk van Cargaleiro werd onthuld in het metrostation Grand-Palais, waarbij ook de Portugese eerste minister en zijn cultuurminister, Graça Fonseca, acte de présence gaven.
Zeker in deze tijd van COVID is het moeilijk te voorspellen wat er getoond wordt en of de musea open zijn voor publiek; het is dus verstandig om voorafgaand aan een bezoek even onderzoek te plegen en niet enkel af te gaan op wat een website zegt.
- Museu Manuel Cargaleiro, Castelo Branco – 272 337 394
- Oficina de Artes Manuel Cargaleiro, Arrentela / Seixal – 210 976 198
Gerrit Klaassen zegt
Een stimulans om nog 2 locaties op het lijstje van te bezoeken bezienswaardigheden te zetten.
Manuel Cargaleiro, een Franse – in Portugal geboren – kunstenaar, Manuel Cargaleiro een Portugese kunstenaar met domicilie in Parijs. Paula Rego (mijn favoriet), een Britse – in Portugal geboren -kunstenares, Paula Rego een Portugese kunstenares woonachtend in Londen. Maria Helena Vieira da Silva, een Franse -in Portugal geboren kunstenares, Maria Helena Vieira da Silva, een Portugese kunstenares, in 1928 naar Frankrijk geëmigreerde kunstenares. Het hangt er maar vanaf in welke taal je wikipedia leest.
Desalniettemin heeft Portugal een belangrijke bijdrage geleverd aan het internationale kunstenaars arsenaal door de eeuwen heen met als – voor mij persoonlijk – de generatie geboren in de laatste decennia van de 19e eeuw en in de eerste decennia van de twintigste eeuw (António Carvalho de Silva Porto, Nadir Afonso, José de Almada Negreiros, Maria Aurélia Martins de Souza (eigenlijk Chileense) Júlio Pomar, Columbano Bordalo Pinheiro (die ik gemakshalve nog maar tot deze generatie reken), Mário Eloy, João Marques de Oliveira, Eduardo Viana, Alfredo Roque Gameiro, Sá Nogueira, António Dacosta, Abel Manta, Marcelino Vespeira, José Dias Coelho, João Manuel Navarro Hogan en vooral Amadeo de Souza-Cardoso).
Wat kunstenaars betreft is er nog een vat vol inspiratie om in het Nederlands over te schrijven.
Ik zie uit naar je volgende bijdrage Ton!
Marian Honingh zegt
Inderdaad een prachtig museum in Castelo Branco. Het golvende plein en het gebouw passen wonderwel tussen de oude huizen. Ik heb een heerlijke middag gedwaald in de beide, bijna lege, musea. Inderdaad, echt een aanrader.
Lydia zegt
Bedankt voor de tip. Het is prachtig werk.
Ik ben het direct gaan bekijken op diverse sites. De video-interviews die met Manuel Cargaleiro op het net te vinden zijn ook geweldig. Ik vond ze heel goed te volgen en hij maakt een zeer sympathieke, vrolijke indruk.
Eigenlijk jammer dat ik daar ik dit artikel weinig van terug zag. Ook het werk dat je voor dit artikel koos, vind ik veel minder aantrekkelijk dan de overzichtspagina die te vinden is op de site van het Gulbenkian museum in Lissabon.
De genoemde musea staan per direct op mijn verlanglijst.
Ton Haak zegt
Goed dat je verder gekeken hebt. Ik ben zelf niet happy met de illustraties. Het probleem van onze tijd is dat copyrights een vrije keuze van beeldmateriaal belemmeren. Portugal Portal heeft voorzichtiger te zijn dan ooit, nu er volk is dat, vooral in eigen belang, zijn beroep maakt van het uitvlooien van rechten. Ik heb mij voorgenomen om in de toekomst meer en meer zelf te fotograferen van wat ik bij bezoeken tegenkom, al zou ik liever enkel kijken.