Ik had onderdak gevonden bij dona Maria, die ik later zou leren kennen als de schoonmoeder van Chico Valdejoso, wiens naam ik hier met liefde en respect neerschrijf. Misschien kom ik er later nog eens toe dit toe te lichten, nu gaat het eerst om Zé Pedro, die de liefde van mijn leven had moeten worden.
Ik had mezelf getrakteerd op een uitgebreide maaltijd en zat nog wat te lezen in de schemering, op het terras van Rita.
Sjans
Aan de rand van het terras hield zich een vage gestalte op, die er geen geheim van maakte dat hij daar stond voor mij. ‘What do you read?’ en bijna meteen erachteraan: ‘Daar beneden is een leuk café, ga je mee?’ En dat deed ik. Ik doe geen poging te verklaren waarom ik zomaar met ‘een vreemde man meeging’ want ik snap het zelf niet.
Het was volle maan, uiteraard. Deze bescheen een aflopende boulevard die uitmondde in een stenen wenteltrap die mijn begeleider afdaalde in een tempo dat me eraan deed twijfelen of hij nog wist dat ik er was. Ik volgde hem en betrad de eerste treden.
Het paradijs
Ik kan onmogelijk zeggen wat me het meest overweldigde: het oorverdovende gebulder of de glanzend witte schuimkoppen van de branding van de aanstormende Atlantische Oceaan. Waarschijnlijk was het de combinatie van beide die me de adem benam.
Beneden stond mijn nieuwe vriend. ‘Hier’ zei hij ‘o Fresco, het leukste café van het dorp’.
Hoe was het daarbinnen, hebben we een biertje gedronken, hebben we gepraat? Ik herinner me alleen dat hij vroeg of ik de volgende dag bij hem kwam eten, hij zou me opwachten bij café Rita, om half acht.
De date
Gedreven door een speciaal soort nieuwsgierigheid wachtte ik de volgende avond op het terras van café Rita, in het hoekje waar de laagstaande zon nog wat warmte gaf. Precies op tijd schoot de man met de slordige blonde haardos het tweede steegje van rechts uit en gebaarde dat ik mee moest komen. Alsof het hier om een geheime missie ging. Natuurlijk had ik argwaan, dit kon geen zuivere koffie zijn, en wie ging er nou mee met een vreemde snuiter, in een vreemd dorp in een vreemd land. Maar ik stak het pleintje over, sloeg het tweede steegje in en liep achter hem aan. Hij ging het allerlaatste huisje binnen (ao fundo, helemaal achteraan) en liet de deur voor mij open.
Ik betrad een piepkleine ruimte die tegelijk hal, kamer en keuken was. Op een tafeltje tegen de muur stonden twee borden met een vork erop naast een derde bord met slablaadjes en uienringen en een half brood en hij wees me te gaan zitten op een van de twee houten stoelen die erbij stonden.
Naast een tweepits gasstel stond een vierde bord met twee dikke koteletten erop. Hij prikte een vork in de eerste kotelet, draaide de gaskraan open en hield er een lucifer bij. In de vlam van die pit draaide en keerde hij de kotelet. Het vet dat er knetterend uitdroop, voegde zich bij een zwarte korst die over het hele apparaat was vastgekoekt. Met stomheid geslagen zat ik daar. We hadden trouwens nog geen woord gewisseld.
Het diner
‘Kan ik helpen?’ vroeg ik tenslotte. ‘Nee hoor, het is al klaar’ en hij mikte de geurige lap vlees op het bord dat het dichtst bij me stond. Smakelijk eten. In een mum van tijd was ook de tweede kotelet ‘gegrild’ en hij kwam tegenover me zitten.
De vonk
Gebiologeerd keek ik toe hoe die gebruinde knuisten een dikke plak brood afsneden en naast mijn bord legden. Ik wilde ze pakken, die toegewijde handen en de man die eraan vast zat naar me toe trekken. Deze man echter veegde zijn handen af aan zijn broek, ging op zijn stoel zitten en keek me eindelijk aan. Zijn bruine kijkers, de intensiteit van dat kijken, het lichte lachje rond zijn lippen.
Zoals dat altijd gaat, die eerste keer, – of gebeurt dat verder alleen in romantische films? – , we bogen naar elkaar toe en begonnen elkaar te kussen. Niet aftastend, niet voorzichtig, nee, de vlam sloeg vol in de pan en we deden wat we konden om het gedekte tafeltje te overbruggen.
De koteletten zijn niet meer gegeten die avond, noch de sla, noch het brood. Misschien dronken we een flesje bier?
Het bed
Ik weet bijna zeker dat we al snel verdwenen in het vochtige souterrain, in zijn groezelige bed, maar het kan ook de volgende dag geweest zijn. Of de dag erna.
En verder …
De weken die volgden waren een rollercoaster van intense ervaringen. Een man die de ene dag zijn armen spreidde in een onvoorwaardelijk welkom en me meevoerde in een erotisch universum waar ik tot dan toe geen weet van had. De dag erop had hij een gezicht als een oorwurm en keurde hij me geen blik waardig. Als ik het waagde niet meteen rechtsomkeer te maken snauwde hij me zijn huis uit, de straat uit, het dorp of (naar mijn gevoel) het hele land uit.
Na al die jaren verbaast me mijn eigen standvastigheid. Ik liet hem met rust, die dag en nog een paar dagen maar steeds weer kwam dat moment dat hij zijn armen spreidde en ik thuiskwam.
Het werd een relatie die enkele jaren heeft geduurd. Ik reisde regelmatig op en neer, naar Nederland, waar ik in een afkeuringsprocedure van mijn werk zat. En waar mijn kinderen woonden. Ik liet bandjes achter, met zijn en mijn lievelingsmuziek en stuurde hem ansichtkaarten. En ik fantaseerde.
Hoe nu verder?
Was er een manier om bij hem te zijn, bij hem te blijven?
Hij was verslaafd aan spul dat hij met hand- en spandiensten aan alle kanten bij elkaar sprokkelde en ik maakte me zorgen. Maar ik deed niet met hem mee, d.w.z. ik rookte noch slikte zijn spul. Wel lag ik gelukzalig in zijn armen, in de extatische rust van zijn trip.
Er was die nacht dat ik sliep in zijn armen, terwijl hij naar me keek. Telkens als ik mijn ogen opende, was hij er nog en keek. Glimlachte hij me geruststellend toe?
Misschien heb ik dat erbij gefantaseerd. Hij had de oortjes van zijn radio in en rookte ‘spul’. Was het hasj, was het heroïne, ik ben er niet achter gekomen en heb me er nauwelijks in verdiept. Het was zoals het was.
‘Je bent te laat gekomen,’ zei hij op een keer, ‘ik ben al verloren.’
En nog wat later: ‘Neem Manuel maar, daar heb je tenminste wat aan.’
Het was verdrietig, het was tragisch, het was prachtig, het was liefde.
En Manuel? Hij werd een ware kameraad…
Wordt vervolgd.
Co van Asselt zegt
Prachtig je verhalen!
Elly van der Burg Haag zegt
Prachtig verhaal, kijk uit naar het vervolg!!
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Schitterend! Spannend! Erotisch! Prachtige illustraties van Ireen Oostveen. Kan ook niet wachten op het vervolg!
Jacomina Roeleveld zegt
Mooi
Jij kan schrijven
Heel benieuwd naar Chico Valdejoso! 🌹
Sabrina Marques zegt
Mooi geschreven, mocht wel langer duren… 😉
Hiervan kan ik een dik boek lezen !
Jan de Wit zegt
Wat een leuk verhaal, ik kijk uit naar het vervolg en andere verhalen👍
Liesbeth Steur zegt
Mooi verhaal! En hoe belangwekkend levensverhalen op te schrijven. Het maakt de geschiedenis van de mensheid completer.
Marjan zegt
Zo mooi…..
Freya zegt
Wat heb je dit prachtig geschreven Ellen! Ik zie het helemaal voor me! En ruik de geur van de in de gasvlam geroosterde koteletten en zie het dorp Zambujeira do Mar weer voor me met de huisjes en de trappetjes. Prachtig ook de tekeningen van Ireen erbij. Zo treffend en mooi gemaakt; ook ontroerend in hun eenvoud. Ik kijk uit naar het vervolg!
Liefs Freya