Eindhoven. Op een grijze dag in maart besprong mij de moed der wanhoop en ik besloot af te reizen naar het zonnige zuiden, de lente tegemoet. Ik kocht een auto, ik kocht een tent, ik kreeg van een bezorgde vriendin het adres van een Vlaamse camping in Zuid-Frankrijk en ik vertrok.
Waar je ook heen gaat, je neemt jezelf mee, is een waarheid als een koe. Niettemin gleed er al na enkele kilometers een last van mijn schouders en sprak ik tot mezelf: hé je bent er nog! De muizenissen, de somberte, de verlammende vermoeidheid, zelfs de eenzaamheid, ik had ze warempel achtergelaten in het hofjeshuis dat in toenemende mate aanvoelde als een gevangenis.
De auto, de tent ze waren ogenblikkelijk mijn thuis en na een dag of drie installeerde ik me in een hoekje van de vrijwel lege Vlaams-Franse camping.
Frankrijk
Het regende en het regende en het zonnetje dat zich zo nu en dan tussen de wolken door wrong, gaf nauwelijks warmte. Dus struinde ik met mijn autootje de omgeving af, op zoek naar schilderachtige dorpjes en levendige streekmarkten, ik bezocht de ruïne van het nabije kasteel van Montségur, las over de gruwelijke geschiedenis van de Katharen, bezocht een concert met een vrouwelijke dirigent, die me betoverde, ik at frambozen met slagroom op een, per ongeluk even, zonnig terras maar ondertussen: het bleef koud, het bleef maar regenen.
Spanje
Op Goede Vrijdag passeerde ik, gehuld in vrijwel alle kleren die ik bij me had, in een beslagen auto, waarin de natte tent, een natte handdoek, natte sokken, de Spaanse grens. Ik cirkelde door de Pyreneeën, bergje op en bergje af en daar was de zon! Dampend reden we daar, mijn autootje en ik. De ruitenwissers maakten overuren. Jas uit, vest uit, trui uit, raampjes zemen, sokken uit, raampjes open en nog eens met de al kletsnatte lap eroverheen. Opgetogen slokte ik de berglucht naar binnen en vergaapte ik me aan de schitterende vergezichten, die om elke bocht weer anders waren.
Pasen in Spanje en de Goede Week, Semana Santa, wist ik veel. Overvolle campings met Spanjaarden op zijn luidruchtigst, volle hotels, en zo kwam ik terecht in een bergdorp waarvan ik de naam niet meer kan achterhalen en nee, hier was in de verste verte geen camping, maar waarom zette ik mijn tentje niet op het voetbalveldje neer? De plaatselijke jeugd kwam me nieuwsgierig gezelschap houden en met hun gretige vrolijkheid om me heen, deelde ik mijn voorraadje pinda’s.
In het klooster
Ik heb ook nog een weekje gelogeerd in El Miracle, het klooster van ene pater Alcui, die kleine stukjes verhuurde aan passanten. Hij was aandoenlijk behulpzaam en ik had het naar mijn zin in mijn appartementje waar het zonnetje aan alle kanten naar binnen piepte.
Tot het opnieuw begon te regenen. Dagenlang viel de regen met bakken uit de hemel en tenslotte joeg hij me het klooster uit. Vaarwel pater Alcui!
Portugal?
Op de bonnefooi reed ik zoveel mogelijk in zuidwestelijke richting en zo kwam het dat op een gegeven moment het woord Portugal op de verkeersborden verscheen. Waarom zou ik daar niet eens heen gaan? Ik was nu toch op drift.
Ik heb altijd gehouden van de zee. Bossen, fris, geurig en je kijkt er je ogen uit en je oren erbij. Maar de openheid, de oneindigheid, het onberekenbare karakter van de zee, soms vriendelijk kabbelend, dan weer angstaanjagend hevig, de onvergelijkbare frisheid van de lucht, en het onvolprezen zonnepad in de namiddag, ze maken van de zee mijn favoriet.
Portugal met zijn lange kustlijn, daar ging ik mijn geluk beproeven!
Portugal!
Ik moet bij Miranda do Douro het land zijn binnengekomen en moe gereden ben ik het eerste het beste hotelletje binnengelopen. Ik herinner me mijn verwarring, vervreemding, die niet geheel onaangenaam was maar die ik indertijd niet thuis kon brengen.
Achteraf moet ik juist de verwarring van de eigenaren van het hotelletje hebben aangevoeld. Allervriendelijkst gaven ze me te eten op een in hun ogen onmogelijk uur waardoor ik de enige gast leek. De volgende ochtend was ik weer veel te vroeg voor het ontbijt, omdat ik het tijdsverschil, destijds twee volle uren, over het hoofd had gezien. Ook toen werd ik zonder voorbehoud op mijn wenken bediend.
Ook al werd mij een huis te huur aangeboden, ‘hier vlakbij’, voor de prijs van ik meen vijfhonderd escudo’s per nacht, nog geen 6 gulden, ik vervolgde mijn weg, recht op Porto af.
Op mijn vers aangeschafte kaart van Portugal stond een tentje getekend, iets ten zuiden van Porto: Cortegaça heette het daar en daar ging ik naar toe.
Cortegaça
Ik heb een kleine maand doorgebracht op de camping van Cortegaça. Het kampeerveldje voor passanten lag pal aan zee en die eerste nacht … het was of ik door de branding verzwolgen ging worden, wat een gebulder. Even wennen en oh wat was het heerlijk slapen ‘in de golven’.
De camping was van een club uit Porto die hier, ik weet niet hoeveel, een paar honderd schat ik, stacaravans had staan. Die eerste dagen van mei, mijn tentje stond daar in zijn eentje en pas in het weekend kwam een handjevol mensen opdagen kennelijk om hun roulotte, hun stacaravan, op te knappen. Er werd hard gewerkt en luidruchting gegeten tussen de middag en ik verbaasde me erover dat geen van deze nijvere bijen een bezoekje leek te brengen aan het strand.
Ik intussen deed niet anders. Zonnebaden wisselde ik af met fikse strandwandelingen, naar noord en naar zuid en er was dat heerlijke strandcafé waar ik algauw kind aan huis was. Er was die middag dat ik een ijsje gaf aan twee zonverschroeide kleuters met bedelende handjes. In een oogwenk was ik omringd door tientallen lotgenootjes van de twee, met al even gretige vingertjes …
1990 had kennelijk een mooie meimaand want ik herinner me van die weken geen spatje regen. Daar moet op een gegeven moment verandering in zijn gekomen want eind mei ben ik opnieuw ‘gevlucht’ naar het zonnige zuiden.
Coimbra
Een paar daagjes op de camping van Coimbra brachten me in contact met een Nederlandse op leeftijd die reisde met een klein bestelbusje waarin zij met haar hond overnachtte. Ik keek mijn ogen uit op het ingenieuze interieur van haar ‘campertje’. Hier werd ongetwijfeld de kiem gelegd voor mijn latere bus-met-bed-leven.
Onder de indruk van de ongekend relaxte sfeer in Coimbra, waar de studenten als prinsen en prinsessen werden behandeld en de auto’s keurig stopten bij elk zebrapad, werd ik nieuwsgierig naar Lissabon.
Lissabon
In elk geval heb ik daar vervolgens vier dagen ‘gewoond’ in een hotelletje in de nok van zo’n prachig pand op de Praça dos Restauradores. In mijn dagboek-van-toen staat:
‘… Lissabon, ik dwaal er rond, mijn neus achterna, en wordt getroffen door de sterke contrasten tussen de chique autovrije passages naar de Tejo b.v. en de armelijke straten en steegjes in de bovenstad. Het getimmer en het geboor. Hele straten zijn opgebroken en talloze gebouwen staan in de steigers, of worden aan de binnenkant opgeknapt.
Wat lopen hier veel donkere mensen rond, m.n. in de bouw zijn ze in de meerderheid. En de vele ijzerwaren-/ gereedschapswinkels, van volledige motoren tot flesjes en potjes vol kogeltjes, spijkers en piepkleine onderdelen, van alles en nog wat. Ter ondersteuning van al het getimmer moet dit wel een bloeiende bedrijfstak zijn.
Ik geniet van het exotische en probeer mijn energie af te stemmen op het voortdurende stijgen en dalen van de straten, drink hier en daar koffie, koop wat fruit en tenslotte een plattegrond van de stad. Op mijn hotelkamer bestudeer ik de kaart. Ik ben dus geweest in de Bairro Baixo en de Bairro Alto en heb al snel geen weerstand meer kunnen bieden aan mijn hang naar de oever van het water, de Tejo …’
Daar ook zat ik de volgende ochtend te smullen in een overvolle pastelaria, toen ik getroffen werd door de zee van paraplu’s die plotseling het Praça de Comércio vulde. Als bij toverslag. Ik vergaapte me aan het gemak en de souplesse waarmee de mensenmenigte om elkaar heen danste met die stakerige dingen op wisselende hoogte boven zich.
De regen hield aan, alweer. Bovendien miste ik mijn tentje, miste ik de zee. Ja zeker, ik was al gegrepen door de betovering van Lisboa, maar toch, daar ging ik weer, op naar het zonnige zuiden, dat moest toch ergens te vinden zijn.
Het kostte me anderhalf uur om de zuidelijke uitweg uit de stad te vinden, maar eindelijk reed ik dan over de Ponte de 25 de Abril. Naar het zuiden en naar het westen lag de zee …
Zambujeira do Mar
Twee dagen later, op 28 mei, arriveerde ik in een plaatsje waarvan ik in mijn dagboek een eerste indruk schreef:
‘Dit lijkt me een spannende omgeving om te verkennen. Het overtreft verre de omgeving van Cortegaça, wat was dat eigenlijk een naargeestig gebied. Alleen de uiterst smalle strandstrook was aantrekkelijk. En als er geen afscheidingen waren gemaakt, reed je zo van de straat het strand op. Hier daarentegen ziet de kust er ontoegankelijk uit.
Zambujeira do Mar ligt op een klif, hoog boven de zee, zeker 20 meter. Strandjes tussen de rotsen, leuk en uitdagend. Stel dat morgen de zon schijnt …’
Ik lees Pirsig in in die dagen: Zen en de kunst van het motoronderhoud. ‘Soms is het een beetje beter om te reizen dan om aan te komen’ citeer ik.
Ik echter was aangekomen, al besefte ik dat nog niet.
In een steegje, in een onooglijk huisje, wachtte mij de liefde.
Wordt vervolgd.
Brenda zegt
Bom dia Ellen,
wat prachtig geschreven weer, een boeiend relaas van wat er in 1990 in je leven speelde, met als een kentering, een avontuur eerste klas! Je moet maar durven alleen met de auto op weg door het grote Frankrijk, Spanje. De nieuwsgierigheid, het kunnen gaan en staan waar je wilt en dan ‘aankomen’ op wat vaak je bestemming zou worden. Heerlijk!
Toevallig zwierf ik, zij het wat eerder, ook door Portugal maar met rugzak, bus en trein. En raad eens welk boek ik bij me had…
Zeer benieuwd naar het vervolg!
Beijinhos, Brenda
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Helemaal met Brenda eens! Ik heb genoten van je artikel. Er is toch iets goeds van deze lockdown gekomen. Ik ben erg benieuwd naar het vervolg!
Liz zegt
Geweldig als je zo je dromen durft te volgen. Ook genoten van je artikel.
Els zegt
Olá Ellen.
Ook ik genoot van je avonturen gedreven door vrijheidsdrang op je eentje met auto en tent naar, uiteindelijk, het mooie Portugal, de Alentejo, aan zee, waar je kennelijk vond wat je zocht! Komt er een vervolg? Ik hoop van wel want kijk er zeer naar uit!
Ellen zegt
Ja zeker Els, binnenkort ‘wordt vervolgd’…
Marja de Wit zegt
Heerlijk verhaal om te lezen, ik kijk uit naar het vervolg!
Jan de Wit zegt
Hallo Ellen
Wat een mooi stuk heb je geschreven!
Ik heb er met volle teugen van genoten.
Wat een lef en doorzettingsvermogen.
Bewonderingswaardig.
Ik hoop dat dit verhaal nog een vervolg krijgt.
Luc De Ryck zegt
Prachtig verhaal. Ben benieuwd naar het vervolg.
Josephine zegt
Zambujeira do Mar brengt bij mij onmiddellijk goede herinneringen naar boven, de voorbije winter, 2019/2020 hebben wij er 2 maanden “overwinterd”, genoten van heerlijke wandelingen door de duinen en langs de oceaan, de mooie rotskust enz. enz. En krijg onmiddellijk heimwee bij het lezen van jouw verhaal. Door corona kunnen we deze winter niet terug maar hopelijk gaat dat in 2021 wel weer lukken en zal Zambujeira zeker weer door ons bezocht worden. Nu lees ik elke dag in mijn reisverslag en geniet daardoor toch nog een beetje van “mijn” prachtige Portugal!
Ellen Damen zegt
Ha Josephine, jij bent dus een jonge Zambujeira-fan … Heb je zin om wat herinneringen uit te wisselen? Waar logeerde je bijvoorbeeld en had je daar een favoriet café/restaurant? Herken je café Rita uit mijn verhaal? In het vervolg van Nostalgia vertel ik over de Monte van Brejo, ken je die? De pittoreske vissershaven?
Natuurlijk: de duinen, de rotsen, de Atlantische oceaan zijn al meer dan genoeg om van Zambujeira te houden … De palherão met de Portugese vlag erop, volgens mij door voetbalfans daar neergepoot …
Josephine zegt
Ha Ellen, ja zeker herken ik café Rita, we dronken er vaak een bica als we terugkwamen van onze wandelingen door de duinen. We logeerden op camping “Parque de Campismo Zambujeira “. Ook naar het vissershaventje zijn we regelmatig gefietst en er in het restaurantje “O sacas” gesmuld van de vers gevangen vis… Porto das Barcas heette het geloof ik.. Naast de camping zou een groot complex gebouwd worden “Zambujeira Village”. Nu ligt er een groot braakliggend terrein waar wel straten, stoepen, parkeervakken, speelplek voor kinderen, elektriciteitsnet etc. is aangelegd. Het blijkt om een bouwproject te gaan (ca 10 jaar geleden) dat om de een of andere reden (crisis?) niet door is gegaan. Er zouden appartementen, villa’s, winkels en allerlei voorzieningen komen… dat zou het dorpje compleet veranderd hebben… de authenticiteit zou helemaal zijn verdwenen.
Monte Brejo zegt me niets dus wacht af wat je daar de volgende keer over schrijft.
(ik wilde er een foto bijvoegen maar dat lukt jammer genoeg niet).
Prachtig vonden we ook de dagelijkse ontmoetingen van de “oudjes” van het dorp op het pleintje voor de school…. ze konden daar uren zitten kletsen en kijken.
Maat het allermooiste was toch het “zwerven” door de duinen en het geluid van de oceaan (ook ‘s nachts).
Richard zegt
Mooi verhaal, erg stimulerend