Op 11 februari 2022 is het precies een jaar geleden dat de meest gedecoreerde militair in de recente Portugese geschiedenis overleed. Was Da Mata een telg uit de militaire witte Portugese elite? Nee, hij werd als geboren in een eenvoudig zwart gezin in de overzeese provincie Portugees Guinea. Zijn levensverhaal is boeiend en een voorbeeld van de controversen rondom een soldaat die een keus maakt voor wie hij vecht.

Zijn vroege leven
Da Mata werd in 1940 geboren in Bula, op 40 kilometer van de hoofdstad Bissau in Portugees Guinea. Zijn ouders waren katholiek en hoorden tot de bevolkingsgroep de Papel. Zijn familienaam Da Mata betekent ‘van het bos’ in het Portugees. In 1960 werd zijn broer opgeroepen voor militaire dienst. Door een vergissing ging Marcelino in plaats van zijn broer naar de militaire basistraining in de opleidingskazerne (Quartel do Centro de Instrução Militar-CIM) in de stad Bolama.

Hij zal van zijn tijd als dienstplichtig soldaat genoten hebben, want aan het eind van die periode meldde hij zich vrijwillig bij het leger.
Companhia Comandos Africanos
In Angola had het Portugese leger in 1961 elite-eenheden, commando’s, gecreëerd als antwoord op het begin van de gewapende bevrijdingsstrijd die door het Portugese regime als terrorisme werd bestempeld. In 1964 werden in Mozambique en in Portugees-Guinea commando-opleidingen gestart.
Marcelino da Mata was een van de oprichters van de Guineese afdeling van de commando’s, de Companhias de Comandos Africanos. Aan het begin van de oorlog was dit een kleine kern van Afrikaanse soldaten met gevechtservaring die samenwerkten met Portugese eenheden.

Met de komst van generaal De Spínola als gouverneur en opperbevelhebber van Portugees Guinee in 1968 werden de Afrikaanse commando’s verzameld in compagnieën aangevoerd door een Portugese officier. De Afrikaanse commando-eenheden maakten deel uit van de strategie van een afrikanisering van de oorlog. De Spínola wilde ze ook als een politiek instrument gebruiken. De Afrikaanse commando’s zouden, in het idee van de generaal, de Afrikaanse militaire elite zijn die hij van plan was te vormen als het embryo van toekomstige strijdkrachten van een autonoom Guinee, maar geïntegreerd onder Portugese bewind. Daardoor werden sommige commando’s bevorderd tot de rang van kapitein en in een tweede fase tot luitenant-kolonel.
De totale troepenmacht, gevormd door de 1e, 2e en 3e compagnieën commando’s, bestond uit 780 soldaten. De overgrote meerderheid waren in Guinee geboren mannen. In de compagnieën bevonden zich 35 officieren, 125 onderofficieren en 620 soldaten.
Dorp in Guinee 1973. Foto Roel Coutinho Uitgebrand dorp, Guinee 1973. Foto Roel Coutinho Alouette evacueert gewonden. Foto João Carvalho
Een Portugese blogger, Alberto Helder, met interesse voor deze soldaten, vatte de geschiedenis van deze compagnieën zo samen:
De eerste compagnie begon zijn activiteiten in 1970, de twee andere een en twee jaar later. Op 7 september 1974, dus ruim vier maanden na de Anjerrevolutie, werden deze eenheden opgeheven.
Gewonden: 213. In gevecht: 208; door andere oorzaken 5.
Sterfgevallen: 60. In gevecht: 47; door ongelukken: 10; door ziekte: 3.
Gefusilleerd door de PAIGC: 45
Dus 27% van de troepen raakte gewond en 12% sneuvelde in deze vier jaren, de ene helft in gevechten tégen de bevrijdingsbeweging PAIGC de andere helft in gevangenschap gefusilleerd door diezelfde PAIGC. Vergelijk dat met de sterfte van Amerikaanse soldaten in de twee wereldoorlogen en de Vietnamoorlog van rond de 2% in elk van de oorlogen en concludeer met mij dat een Afrikaanse commando een riskant beroep had.
Da Mata’s activiteiten als commando
Marcelino da Mata nam deel aan een aantal opmerkelijke commando-operaties:
- ‘Operação Tridente‘ (Operatie Drietand, van januari tot maart 1964) op het eiland Como in het zuiden van Guinee. Het doel van de operatie was om de PAIGC-guerrilla te elimineren en de Como-archipel te bezetten. Het werd een gedeeltelijk en tijdelijk militair Portugees succes.
- ‘Operação Ametista Real‘ (Operatie Koninklijke Amethist) was een militaire operatie uitgevoerd door het bataljon Afrikaanse commando’s, op 8 mei 1973 met als doel het ontzetten van het belegerde Guidaje, een Portugees garnizoen aan de grens met Senegal. De operatie werd als een Portugees succes beschouwd.

De meest spectaculaire actie die Da Mata meemaakte was ‘Operação Mar Verde’ (Operatie Groene Zee). Portugese en Portugees-Guineese soldaten (420 in getal) vielen het buurland Guinee-Conakry binnen in november 1970. Het doel was om in Conakry, de hoofdstad, Amílcar Cabral, de leider van de bevrijdingsbeweging PAIGC, te vermoorden en, en passant het regime van de Guineese leider Ahmed Sékou Touré omver te werpen. Dit lukte allemaal niet en de aanvallers trokken zich terug na het bevrijden van Portugese krijgsgevangenen, het vernietigen van enkele PAIGC-schepen en de infrastructuur van de Guineese luchtmacht. Tijdens deze operatie stierven 21 commando’s uit de 1e Companhia de Comandos Africana.
Marcelino da Mata was toen al benoemd tot ridder in de hoogste onderscheiding die Portugal kent, de Oude en Zeer Nobele Militaire Orde van de Toren en het Zwaard, van Moed, Loyaliteit en Verdienste (Portugees: Cavaleiro da Antiga e Muito Nobre Ordem Militar da Torre e Espada, do Valor, Lealdade e Mérito).

Er gaan hardnekkige geruchten over door Da Mata gepleegde oorlogsmisdaden. Juridische processen werden geopend en weer voortijdig gesloten voor de krijgsraad in Guinee over zijn daden, aan het hoofd van een compagnie, tijdens overvallen in Guineese dorpen. Hij wordt geciteerd door Vasco Lourenço, een van de officieren die de Anjerrevolutie mee organiseerde, in de Diário de Notícias van 16 februari 2021:
“Entrámos na tabanca, deitamos granadas incendiárias para as palhotas, as pessoas fugiam para o centro da tabanca, matámos todos, homens, mulheres, crianças.”
“We gingen het dorp binnen, we gooiden brandgranaten in de hutten, de mensen vluchtten naar het centrum van het dorp, we hebben ze allemaal gedood, mannen, vrouwen, kinderen.”

Een geluk bij een ongeluk
“Elk nadeel heeft ook z’n voordeel”, zoals een bekend Nederlands filosoof beweerde. Dat zou Marcelino da Mata wel gezegd kunnen hebben als hij de uitspraak had gekend. In begin 1974 raakte hij gewond en werd geëvacueerd naar Portugal voor herstel. Toen de Anjerrevolutie plaatsvond op 25 april was hij dus ver van Guinee. Daar werden de commandotroepen in september 1974 ontmanteld. Het lot van de Guineese soldaten was slecht. Velen werden gevangen gezet. Veel soldaten die hadden gediend in het Portugese leger werden in 1978 gefusilleerd op last van António Buscardini, de gevreesde directeur nationale veiligheid. Wikipedia spreekt van meer dan 7000 geëxecuteerde soldaten, waaronder honderden ex-commando’s.
De ouderen in Guinee-Bissau, de homens grandes en de mindjeres grandes (Creools voor wijze oude mannen en vrouwen), zullen wellicht nog de plaatsen van de massagraven kunnen aanwijzen in de Guineese steden en dorpen waar de executies plaatsvonden.
De revolutie keert zich tegen Da Mata
In 1975 was het heet in Portugal. Revolutionairen en ultra-revolutionairen struikelden politiek over elkaar heen. René Swaap schrijft erover in De Groene.
“Het was het hoogseizoen van de Processo Revoluçionário em Curso, het permanente revolutionaire proces, kortweg PREC genoemd. De macht van de latifundas, de grootgrondbezitters, diende gebroken, nationaliseringen in industrie en bankwezen volgden elkaar in snel tempo op. Ambtenaren kregen spectaculaire loonsverhogingen. Onderofficieren en artiesten bemoeiden zich met de collectivisaties van de landbouwgrond. De stemming in Portugal was eufoor-revolutionair. De dekolonisatie van Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, São Tomé, de Kaapverdische Eilanden en Oost-Timor werd in no time geregeld.”
In 1975 ondervond Da Mata de gevolgen van de radicale stemming in het land: In de RALIS-kazerne in Lissabon werd hij gevangen gezet en gemarteld door Portugese officieren, aanhangers van de maoïstische politieke partij MRPP.

Een rustig leven als burger
Da Mata slaagde erin om in 1975 naar Spanje te vluchten. Na de mislukte ultralinkse coup in Portugal van 25 november 1975 keerde hij terug. Hij ging in 1980 met militair pensioen en werd in 1994 gepromoveerd tot luitenant-kolonel. Als burger werkte Da Mata als veiligheidsmedewerker aan de Universidade Moderna de Lisboa.
Hij heeft zijn keus als beroepssoldaat in het Portugese leger altijd gerechtvaardigd met de uitdrukking ‘Guinee voor de Guineeërs’, waarmee hij bedoelde dat de PAIGC-guerrilla’s handelden in het belang van de Sovjet-Unie en niet als strijders voor een onafhankelijk Guinee.
De controverse laait op na zijn dood. Held of schurk?
Marcelino da Mata stierf op 11 februari 2021 in Lissabon aan COVID-19. Bij zijn begrafenis waren aanwezig onder andere de president van Portugal, Marcelo Rebelo de Sousa, de stafchef van de strijdkrachten, Almirante Silva Ribeiro en de stafchef van het leger, generaal Nunes da Fonseca.
In kranten en op Portugese televisiestations barstte de discussie los. Op 17 februari 2021 vond een televisiedebat plaats op de zender TVI24. De titel was helder: Marcelino Da Mata: Herói Ou Vilão? (held of schurk?). Er werd een felle discussie gevoerd tussen twee publieke figuren met volstrekt tegengestelde opvattingen.
Fernando Rosas is een bekende geschiedkundige met een lange politieke geschiedenis van protest tegen het regime van Salazar, gevangenschap, lid van de ultralinkse politieke partij MRPP, mede oprichter van de politieke partij Links Blok (Bloco de Esquerda) . Hij beschuldigde Marcelino da Mata van oorlogsmisdaden en veroordeelde de aanwezigheid van politieke kopstukken bij Da Mata’s begrafenis.
José Ribeiro e Castro is uit een heel ander politiek hout gesneden. Hij was een van de oprichters van de rechtse politieke partij CDS, advocaat en politicus. In het televisiedebat verdedigde hij Marcelino da Mata als een nationale held.
Een bekende antiracisme-activist, Mamadou Ba, een Portugees onderdaan van Senegalese afkomst, gooide olie op het vuur. Hij verklaarde op Twitter: “Marcelino da Mata is een oorlogsmisdadiger die geen respect of eerbetoon verdient.” Als reactie ondertekenden 25.000 mensen een petitie om hem te deporteren.
Na een jaar is het nu rustig geworden in de media over Da Mata. De discussie na zijn dood is een voorbeeld van de deels onverwerkte trauma’s, veroorzaakt door de oorlogen die het Portugese regime van de Estado Novo voerde in de overzeese gebiedsdelen van Portugal.
Koloniale troepen waren een veel gebruikte strategie
Ook andere koloniale machten gebruikten lokale mensen in hun koloniën om in het leger tegen hun eigen volk te vechten.
Nederland kent het drama van de Molukkers. Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) was voor het grootste deel gevormd door niet-Nederlandse manschappen, voornamelijk Ambonezen, Menadonezen en Javanen. Na de capitulatie van Japan in 1945 werden KNIL-militairen ingezet in de strijd tegen de voorvechters van de nieuwe Republiek Indonesië tijdens de zogenoemde politionele acties, in feite een koloniale oorlog.
Molukse beroepsmilitairen vormden een belangrijk deel van het KNIL. Hierdoor werd de Molukse bevolkingsgroep door de Nederlanders beschouwd als bondgenoten en door veel Indonesiërs als landverraders. In 1951 werden zij daarom, samen met hun gezinnen – in totaal ongeveer 12.500 personen – met troepenschepen naar Nederland overgebracht. Daar kregen de KNIL-soldaten na aankomst te horen dat ze waren gedemilitariseerd. Hun ’tijdelijk verblijf’ werd na jaren vol hoop op terugkeer in de praktijk veranderd in een integratie in de Nederlandse maatschappij.
Belgisch Congo kende de Force publique. Op haar hoogtepunt, vlak voor de Congolese onafhankelijkheid in 1960 telde de Force Publique meer dan honderdduizend manschappen, verspreid over meer dan vijftig kazernes in alle uithoeken van de kolonie. Na de Congolese onafhankelijkheid werd de Force Publique volledig ontmanteld en na de afrikanisering gingen de restanten op in het nieuwe Armée Nationale Congolaise.
Groot-Brittannië kende veel lokale troepen, in Nigeria en andere Afrikaanse kolonies. Veel manschappen werden gerekruteerd in India en in Nepal, de beroemde Gurkha’s .
De Fransen kenden een reeks aan lokaal gerekruteerde soldaten, zoals bijvoorbeeld de Armée d’Afrique, de Tirailleurs Sénégalais, de Armée du Levant en nog meer.
De Spanjaarden hadden de Ejército de África; het Duitse koloniale leger had zijn Askari in Duits-Oost Afrika, tot 1919.
Einde van de koloniale rijken
Het einde van de koloniale rijken leidde tot gemengde resultaten voor de koloniale troepen. In landen waar de overgang naar de onafhankelijkheid relatief vreedzaam verliep, vormden de bestaande koloniale eenheden waarschijnlijk de basis van de nieuwe nationale legers. Waar er langdurige conflicten waren geweest, zouden die plaatselijk gerekruteerde troepen die trouw waren gebleven aan hun voormalige koloniale heersers, na de onafhankelijkheid als collaborateurs worden beschouwd en onderworpen aan represailles. Dit gebeurde in Guinee-Bissau zoals boven beschreven. Dit was met name ook het geval in Algerije. Naar schatting hebben het Nationaal Bevrijdingsfront (FLN) of lynchbendes in Algerije minstens 30.000 Harki’s en hun gezinsleden gedood.
Fascinerend artikel. Het verbaast me dat er (nog) geen reacties zijn. Men is het nog aan het lezen, denk ik. Dank je wel.
Dank je wel, Henk. Ik was met mijn broer heel geïnteresseerd in de andere kant van de orde waarin we leefden , toen we opgroeiden. en geboren in 1954 , november . Broer heeft me gevraagd om met hem naar Lissabon te gaan in de maand na de verandering. Er was nog onzekerheid, en bij Coimbra in de buurt waren we bij een stuwdam, die bewaakt werd door soldate, Ik denk wegens de kans dat ‘contrarevolutionaire commandanten in het noorden daarlangs konden rijden , met soldaten natuurlijk. We kregen in onze veldfles rode wijn uit een grote jerrycan, van het rantsoen , neem ik aan .
In Lissabon hebben we geslapen in een tent in de stad, van de MFA. dat betekent : moviemento forcas armadas, zoals je weet.
( en geen : multifunctionele accomodatie , zoals hier in Friesland )
De laatste jaren ben ik weer een paar keer wezen lopen met de Tsjechische vriendin, om haar dit land te laten meemaken, waar ze toen niet kon komen .
En ook helpt me de ervaring van toen , om om te gaan met de neokoloniale gevoelens die nu ook nog in ‘ons mooie Nederland’ leven .
Dat moet een bijzondere ervaring voor je geweest zijn, als 20-jarige in een verse revolutie rondlopen. En ik ben het met je eens, neokoloniale gevoelens bestaan, in verschillende vormen in veel landen, van paternalisme, ‘wij weten het beter dan zij’, tot en met racisme.
Aan de andere kant is er waarschijnlijk niet één revolutie die geluk voor alle burgers heeft gebracht.