Varens zijn oud. Ze komen al voor in ruim 400 miljoen jaar oude fossielen. Je vindt ze van de poolcirkel tot aan de tropische oerwouden, van uiterste kou en extreme vochtigheid tot grote hitte en intense droogte. Er heeft zich een enorme diversiteit aan vormen en soorten ontwikkeld: varens zijn er van in tot op water, van grond tot in bomen. Naar schatting zijn er zo’n 40.000 soorten en nog steeds worden nieuwe variëteiten ontdekt.
Ik houd van wandelen. Al heb je een bepaalde route tig keer gelopen, elke keer ontdek je iets nieuws, afhankelijk van de stand van de zon, welk jaargetijde het is of hoe je zelf in de dag staat. Heb je slecht geslapen, ben je vrolijk. Als je goed om je heen kijkt, zie je dat de kunsten, techniek, architectuur, noem maar op, zich laten inspireren of gewoon het kunstje afkijken van wat er zich in de natuur aandient. Het allerleukste is dat – eenmaal thuis – er van alles is om op te zoeken. Niet alleen de naam van een plantje dat je nooit eerder hebt gezien, soms worden je gedachten getriggerd door iets wat je hebt gezien en word je benieuwd waarom iets zus of juist zo is of was. Even checken!
Bijna elke ochtend lopen we. Een aantal wandelingen starten bij de voordeur en leiden ons kris kras door de Âncora-vallei. Favoriet is de wandeling die de rivier volgt. De zware regenval van afgelopen weken zorgde hier en daar voor een dynamisch schouwspel, toen omgewaaide bomen en afgerukte takken brugdoorgangen versperden en het rivierwater tot grote hoogte werd opgestuwd.
Wandelend langs de Âncora passeren we rivierstrandjes, waar ’s zomers families met volle picknickmanden plus radio vertoeven. We lopen langs kassen met hortensia’s en estrelícias (paradijsvogelbloemen), langs blaffende honden en langs gigantisch grote huizen waar nooit enig vertier is te bekennen. Is het huis verlaten? Nee, er hangt was aan een rek te drogen.
Bijna aan het einde van de wandeling moeten we de rivier oversteken. Daarna lopen we over een oud keienpad verder richting huis. Het is altijd opletten geblazen, want de keien zijn bemost en glad. Hoe vaak we hier al liepen, ontelbare keren, maar kortgeleden zagen we ze voor het eerst. In en langs de rivier. Bij winterzonlicht zien ze eruit als ET’s, bij betrokken weer lijken ze vrome misdienaren.
Varens dragen geen bloemen. Samen met paardenstaarten, wolfsklauwen en mossen vormen zij de categorie sporenplanten, de voorlopers of wegbereiders van de later ontstane zaadplanten. Nog altijd zijn varens in staat zich voort te planten.
Gametofyt
Onder de bladeren zitten rijen met hoopjes sporen met daaromheen een vlies, als dat openscheurt worden de rijpe sporen door wind en water uitgezaaid.
Uit de sporen groeit een klein, teer, levend plantje, de zogenaamde voorkiem. Hierop bevinden zich een mannelijk en vrouwelijk voortplantingsorgaan. Onder gunstige omstandigheden kunnen zaadcellen van het mannelijke naar het vrouwelijk orgaan “zwemmen” om daar een eicel te bevruchten. Uit de bevruchte eicel ontwikkelt zich een sporofyt, een nieuwe plant. Sommige soorten zijn piepklein andere zijn 30 meter hoog. Sporen zijn niet het enige voortplantingsmechanisme bij varens. Enkele soorten vormen uitlopers die tot ver in de omgeving kunnen weglopen. Broedbollen aan de top of langs de hoofdnerf van het blad, vormen wortels en als die de grond raken, gaan ze en een eigen leven leiden.
Andere soorten sporen kunnen tientallen, zelfs duizenden jaren ondergronds overleven. Wanneer ze door verstoring aan de oppervlakte komen en aan licht worden blootgesteld, komen ze weer tot leven. Een beperkt aantal soorten kan zelfs ondergronds ontkiemen in symbiose met schimmels. Ze zijn overlevers, logisch, als je het al 400 miljoen jaar op aarde volhoudt. Ze produceren miljoenen sporen per plant, die elk op zich in staat zijn uit te groeien tot een nieuwe varen, die op zijn beurt miljoenen sporen produceert. Gelukkig gebeurt dat niet, de aarde zou verstikken. Het grootste deel van de sporen gaat verloren, omdat ze niet op de goede plek terechtkomen. Een miniem deel komt op een gunstige plek terecht om te groeien.
Nieuwe bladeren rollen zich uit. Ze staan vaak in een krans en vormen een soort van beker, maar er zijn er ook die met lange wortelstokken voortkruipen en af en toe een blad vormen. Ze staan in aarde, in rotsen of muren, kruipen over en in de grond, over takken hoog in de bomen of ze slingeren zich als klimplanten vanaf de grond in de bomen.
Varens staan bekend als groene planten, maar kunnen ook rood, paars, geel of oranje zijn.
Koningsvaren
De koningsvaren (Osmunda regalis) is een lange, robuuste en bladverliezende varen. Er is groot verschil tussen de elk jaar afstervende steriele bladeren en de blijvend vruchtbare bladeren. Voordat de bladeren zich ontvouwen, zijn ze tot een stok gerold. De onvruchtbare bladeren zijn dubbel geveerd. Tegen het einde van de lente verschijnen er bladeren tot 2 meter lang met uiteinden die lijken op roestige bruine sporangia gevuld met fijne sporen die de reproductie van de varen mogelijk maken. Deze bladeren zijn dus gedeeltelijk vruchtbaar, maar het zijn geen bloemen. Ten onrechte werd lange tijd gedacht dat de koningsvaren bloemen produceerde, vandaar de naam “bloeiende varen”.
In de herfst kleuren ze van een prachtig geel tot goudbruin. De fertiele bladeren verschijnen wat later en zijn aan de bovenzijde dicht bezet met roestkleurige sporenhoopjes.
De koningsvaren groeit in zurige vooral niet kalkhoudende grond en wordt met name gevonden aan de rand van beekjes, natte sloten en moerassen. In Portugal is deze varen overal te vinden. In Nederland is hij zeldzaam, maar sinds 2017 niet meer beschermd.
Etymologie
De naam Osmunda is ooit gebezigd door Matthias de l’Obel (1538-1616) en komt waarschijnlijk van het Saksische os (huis) en mund (vrede) en staat symbool voor huiselijke vrede. De Latijnse oorsprong zou ook een mogelijkheid kunnen zijn: os (bot) en mundare (reinigen). De koningsvaren werd gebruikt voor botaandoeningen als resultaat van ondervoeding (bijv. rachitis).
Osmunder van Loch Fyne
Er bestaan legendes over het ontstaan van de koningsvaren. Een daarvan is een sprookje uit Groot-Brittannië dat vertelt over “Osmunder”, een waterman van Loch Fyne, die zijn toevlucht zocht onder een grote koningsvaren tijdens een invasie van de Denen.
En er is een legende over sporangium. Om wortels of zaden van een varen te onttrekken, moet je eerst de aanval van demonen trotseren. Heb je de demonen verslagen dan worden al je wensen ingewilligd. Bovendien zul je de taal van de bomen begrijpen, zodat je toegang krijgt tot heel veel “natuur” geheimen. Het tarten van de demonen is dus wel degelijk de moeite waard. Maar let op, de bladeren zijn vruchtbaar in april, dus het gevecht met demonen heeft alleen zin op de avond voor Pasen.
Praktisch gebruik
Tuinders gebruiken vezels van de wortelstok van de koningsvaren om drijf- en slakkenafstotende mest te maken tegen wol- en bladluis. Deze natuurlijke afweer maakt de vezels van de wortelstok ook zeer geschikt om orchideeën op te kweken. Vroeger werden de bladeren, gezien hun luiswerende kwaliteit, gebruikt om er matrassen mee op te vullen.
Medicinaal gebruik
Ooit werd een drankje gemaakt van de bladeren in combinatie met wilde gember en aan kinderen die last hadden van koliek en stuiptrekkingen door wormen gegeven. Van de jonge bladeren werd een zalf gemaakt voor gebruik bij kneuzingen, ontwrichte botten, wonden en als kompres bij reuma.
De wortel van de koninklijke varen kalmeert de slijmvliezen. Hij werd gebruikt in een afkooksel tegen geelzucht en tegen galstenen. Hij werd ook aanbevolen bij spit. De varen heeft grote rechtopstaande tanninerijke wortelstokken. Vroeger werd de therapeutische waarde al onderzocht.
Culpeper
De botanicus Nicholas Culpeper (1616 – 1654) had het volgende te zeggen over de geneeskrachtige eigenschappen van de koningsvaren:
De plant is effectiever dan eerder gedacht, zowel voor innerlijk verdriet en uiterlijke pijn en wordt als bijzonder goed beschouwd in wonden, kneuzingen en dergelijke. Het afkooksel moet worden gedronken of gekookt tot een balsem, die buitengewoon goed is tegen kneuzingen en gebroken botten en gewrichten. Het afkooksel van de wortel in witte wijn reinigt de blaas en urinewegen.
De huidige wetenschap bevestigt dat deze varen krampstillende, antioxiderende, antibacteriële en samentrekkende eigenschappen heeft. In het International Journal of Pharmaceutical and Biological Archives, 2011, deel 2 (1) pp. 559-62, lees je een conclusie van Toji Thomas (Voorlopige antibacteriële en fyto-chemische beoordeling van Osmunda regalis) dat “de bladeren aanbevolen kunnen worden als bron voor het isoleren en karakteriseren van nieuwe antibacteriële geneesmiddelen.”
Kees van der Klauw zegt
Leuk en interessant verhaal. Er is veel te verhalen over de koningsvaren.
Groet Kees
Henk Eggens zegt
Varens, je beschrijft ze vanuit een ander perspectief dan het onze. In onze tuin zijn ze de onuitroeibare plaag. Met name dan, begrijp ik uit je verhaal, vanwege de sporevorming en de ondergrondse verspreiding. Mooi om te zien, ‘but not in our backyard’.
Lotte Akkerman zegt
Dank je, Henk, voor jouw reactie.
Jij hebt het vast over de adelaarsvaren, een invasieve (giftige) soort, die het andere leven in jullie tuin vast in de kiem smoort. Ik weet niet hoe groot jullie tuin is, maar een bezoek van een paard lijkt een goed idee :), want “het met paardenkracht kneuzen van de varens is een ecologisch verantwoorde en efficiënt methode voor het terugdringen van deze invasieve varensoort. De effectiviteit van de methode is gebaseerd op de ongeëvenaarde wendbaarheid en het constante tempo van de paarden”, lees ik op internet.