Een Portugees kan door het aanbrengen van bepaalde woorduitgangen van een mug een olifant maken. Maar let op: vaak hebben deze uitgangen een kleinerende bijsmaak.
Portugal is een land van contrasten, ook qua taal. Aan de ene kant is er de tendens tot verkleining en bagatelliseren, wat met name wordt uitgedrukt in de uitgangen –inho of –inha. Os rapazinhos e as rapariguinhas zijn de kleine jongens en meisjes. O Principezinho is de kleine Prins.
De vergrotende trap
Aan de andere kant neigt het Portugees er ook toe om te overdrijven en alles groter te maken. Dat begint met de woordkeus, wanneer in bepaalde situaties graag een dramatische uitdrukking wordt gebruikt, terwijl een eenvoudiger uitdrukking ook goed was geweest. Het meest in zwang is de uitgang –ão, waarbij de laatste klinker van het woord wegvalt. Garrafa (fles) wordt dan garrafão (5 liter fles).
Een trabalhão is zwaar werk en een dinheirão een hoop geld. Bij de zelfstandig naamwoorden eindigend op –z moet je oppassen, omdat de -z vaak door een g wordt vervangen. Rapaz (jongen, knaap) wordt rapagão (stoer joch), nariz (neus) wordt narigão (gok). En vaak wordt er ook nog een lettergreep tussen gezet. Zo wordt porco (zwijn) een porcalhão (smeerlap) en casa (huis) casarão (een reuze groot gebouw). Behalve deze –ão uitgang zijn er nog veel meer soorten vergrotingsuitgangen. Voorbeelden hiervan zijn –aço en –aça. Rico (rijk) wordt ricaço (steenrijk.) Of de uitgang -alha. Muro (muur) wordt muralha (stadsmuur). Of ook -arro/-arra bij boca (mond) bocarra (grote muil) en tot slot –oco/oca bij beijo (kus) wordt beijoca (klapzoen). Nogmaals, dit zijn voorbeelden: er zijn nog meer vergrotingsvormen.
Duidelijk mag zijn dat er door het vergroten vaak een pejoratieve (ongunstige) bijbetekenis ontstaat. Daarom zij men zeer voorzichtig wanneer men geen blunder wil maken op dit gebied.
De uitzondering bevestigt de regel?
Het gaat zelfs zover dat de vergrotingsuitgang –ão ook voor een verkleiningsvorm kan dienen en omgekeerd de verkleiningsuitgang –inha/-inho bij gelegenheid een vergroting of verbetering betekent. Want uit carta (brief) stamt cartão (visitekaartje) en een cartão de crédito is een creditkaart. En aan te geven dat het eigenlijk toch om iets kleins gaat hangen de Portugezen zekerheidshalve er nog –inho aan: cartãozinho!!
De vergrotende trap bij een bijvoeglijk naamwoord
Bij de bijvoeglijke naamwoorden hebben de Portugezen nog een andere mogelijkheid om in de versnelling te gaan. Gebruikelijk is om mais toe te voegen. O mais caro/a mais cara (de duurste). Maar er bestaat ook de klassieke (Latijnse) superlatief caríssimo/caríssima. Echter, hier is geen sprake van een vergelijking maar van woede of verbazing bij het zien van een hoge prijs. En analoog hieraan is baratíssimo dus niet gewoon de goedkoopste, maar spotgoedkoop.
Het principe is eenvoudig: hang aan het bijvoeglijk naamwoord de uitgang -íssimo/-íssima en je hebt een mogelijkheid tot de vergrotende trap. Helaas zijn er weer veel uitzonderingen, bijvoorbeeld ótimo van bom (goed), péssimo van mau (slecht) of amabilíssimo van amável (lief).
Bij grande (groot) en pequeno (klein) zijn er zelfs twee mogelijkheden om uit te drukken dat iets heel groot of heel klein is: máximo/grandíssimo en mínimo/pequeníssimo. In de omgangstaal maakt de Portugees grandíssimo nog ‘groter’ als hij vloekt: grandíssimo merde!
Tot slot: aan de klassieke (Latijnse) superlatief –issimo dankt de Portugees zijn meest beleefde aanspreekvorm: Excelentíssimo Senhor, afgekort tot Exmo en in de Portugese correspondentie nog gewoon in gebruik.
Dit is deel 5 van de serie “Portugese taalweetjes”. De vorige delen kun je hier lezen: alle taalweetjes.
Bron: de serie ‘essa nossa ditosa língua’ geschreven door Peter Koj in het blad Portugal-Post. Vertaling en bewerking: Han Overkamp.
Scarlett zegt
Bedankt voor het leuke en interessante artikel!