Het was in de dagen dat ik in Portugal woonde, alleen in een vreemd land, toen ik besloot een sociaal experiment met mezelf uit te voeren. De kerst zou ik kunnen doorbrengen in mijn moederland bij familie, er waren uitnodigingen van nieuwe vrienden, ik zou mensen kunnen uitnodigen, maar ik besloot dat alles niet te doen en te zien of en hoe eenzaam ik tijdens de kerst zou worden – of juist niet – en wat er dan zou gebeuren.
Thuis in Amsterdam lukte het me al jaren om me aan de gezelligheidsmaffia te onttrekken en mijn eigen plan te volgen. Hier zou ik al die ervaring mooi in praktijk kunnen brengen.
Ook in mijn nieuwe stad greep de kerstsfeer hongerig om zich heen. De straten, pleinen winkels en media stroomden over van kerstkitsch en engelenzang. Hier kon ik het beter verdragen – want vreemdeling. In mijn woning had ik geen enkele verwijzing naar het feest, totdat een vriendin een kerstboompje-met-stekker voor mijn deur zette. Oké dan maar.
Ik zou naar de nachtmis gaan in de eeuwenoude kerk bij mij om de hoek. Die kans zou ik immers waarschijnlijk nooit meer krijgen. De dag ervoor voelde ik me al lekker somber worden; iedereen liep laatste boodschappen te doen, koos de laatste cadeaus en wenste elkaar een Bom Natal. Het experiment was begonnen.
Ik nam een paar glazen wijn om de tijd voor de nachtmis door te komen. Het was koud, guur en donker – ook binnenshuis moest ik mijn winterjas aan. Tegen middernacht ging ik dan. Er waren nog maar weinig andere mensen in de kerk en ik nam plaats op een van de lege kerkbanken. Het koor oefende vast de liedjes en ik probeerde zachtjes mee te zingen in de vreemde taal. De eenzaamheid kroop al omhoog. Om me heen arriveerden de andere kerkgangers, allemaal in groepjes. In familieverband namen ze hele rijen in beslag, behalve die van mij. Voor, achter en naast me bleef een kring van leegte vrij. Een eiland van eenzaamheid. Iedereen kon zien dat ik alleen was.
Mijn tranen kwamen. Huilend zong ik de kerstliedjes mee, huilend stond ik op en knielde ik neer in het ritme van de dienst. Ik liet ze stromen, voelde me eenzaam, alleen en ellendig. Het experiment was in volle gang.
Op een zeker moment in de dienst nodigde de priester alle aanwezigen uit om elkaar een gezegend kerstfeest te wensen, met een hand of met een zoen. Ik zag iedereen naar links en rechts buigen en elkaar gelukzalig omarmen. Op mijn eiland gebeurde niets. Niets. Ik stond daar maar, durfde niet om me heen te kijken en bezag het vanuit mijn ooghoeken, door mijn tranen heen. En toen gebeurde het.
Een vrouw maakte zich los van haar familie. Ze begon naar me toe te schuifelen, een beetje zijwaarts lopend langs de smalle kerkbank. Ik keek opzij en zag haar langzaam dichterbij komen, in haar gehaakte omslagdoek. Een mens kwam naar mij toe! Terwijl ze naderbij kwam, wees ze met een vinger op de zijkant van haar bovenlip. Daar was iets. Hoorde het bij een ritueel? Moest ik ook iets doen? Toen ze bij me stond om me te omhelzen, zag ik het: koortsuitslag. Niet zoenen dus. We gaven elkaar een luchtkus op mijn eiland. Ik geneerde me allerminst voor mijn betraande gezicht; zij rook naar oude kleren.
Het was een magisch moment. Ik zag de regisseur, cameramensen, de setdresser, artdirectors, belichters en de rest van de crew die deze filmscène aan het draaien waren – in één take, niks meer aan doen. Ik hoorde de filmmuziek die met de beelden meeliep. Of waren het engelen?
Na afloop liep ik terug naar huis. Nog steeds koud, alleen, ellendig maar tegelijkertijd vervuld en gelouterd. Experiment geslaagd, laat de kerst maar komen.
(eerder verschenen in Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 65, 2010)
Robert Steur zegt
Ontroerend…. rust zacht Regine….