In de (met onregelmatige tussenpozen verschijnende) rubriek taalweetjes vandaag een nieuwe aflevering waarin we de duivel bij de hoorns vatten. Het woord duivel is ontleend aan het Oud-Griekse woord diabolos dat lasteraar betekent. In het Hebreeuws werd de duivel Satan genoemd, tegenstander. Andere namen zijn Beëlzebub en Lucifer (vreemd; een lucifer is toch ook een lichtbrenger). Bij de christenen zijn de duivels gevallen engelen.
In de huidige tijd hebben de engelen de wind mee en worden duivels in hun duister gelaten, liever doodgezwegen. Trouwens, de angst voor de duivel is bij velen niet groot meer. In spreekwoorden en gezegden is hij echter alom aanwezig. Verrassend hoeveel er daarvan zijn. Hieronder een kleine selectie.
Positief en negatief
Als ik tegen een Portugees zeg dat ik dit artikel in sneltreinvaart ga schrijven, zegt hij/zij: enquanto o diabo esfrega um olho (terwijl de duivel zich in de ogen wrijft). Maar dan raakt er een kladje zoek, op mysterieuze wijze: por artes do diabo (door gedoe van de duivel). Rustig maar, spreek ik mezelf toe: o diabo não é tão feio como o pintam (de duivel is niet zo lelijk als hij wordt afgeschilderd). Of anders gezegd: O diabo não está sempre atrás da porta (De duivel staat niet altijd meteen achter de deur). Gelukkig, gevonden! Ik wil liever niet dat het nog een keer gebeurt want dan: anda o diabo à solta (heb ik te maken met een loslopende duivel).
Een onaangenaam persoon is een raça do diabo (hij hoort bij de duivel) of hij is o diabo em figura de gente (de duivel in eigen persoon). Een slecht mens, iemand die ongeluk brengt tem/traz o diabo no corpo/ventre (heeft de duivel in zijn lijf/buik).
Bij ser da pele do diabo (een duivelshuid hebben) is het anders; deze uitdrukking is zowel positief als negatief te gebruiken. Óf je hebt het over een dwingeland óf over iemand die zich niet laat kisten.
Laat de duivel maar komen
Origineel zijn ze wel, de Portugese gezegden. Neem deze: o diabo seja cego, surdo e mudo (laat de duivel maar blind, doof en stom zijn) en dat zeg je dan om iets te bezweren. Zoals het afkloppen op hout. Wie in de bush bush woont, in the middle of nowhere, woont em casa do diabo mais velho (in het huis van de oudste duivel) of daar onde o diabo perdeu as botas (daar waar de duivel zijn laarzen heeft verloren).
Spring je uit de band dan pinta-se o diabo (schilder je de duivel). Kun je geen keuze maken, dan kun je hulp van de duivel vragen: venha o diabo e escolha (laat de duivel maar komen en kiezen). Maak je een moeilijke tijd door dan: comes o pão que o diabo amassou (eet je het brood dat de duivel heeft gekneed).
Tot slot
Er zijn mensen in Portugal die het woord diabo niet over hun lippen krijgen. Falar no diabo e ele a aparecer (wie over de duivel spreekt trapt hem op zijn staart of ziet zijn staart). Bij hen is er een eufemisme in zwang: diacho, dianho of dialho, naargelang de regio. Vloeken gaat dan zo: que diacho! Of com o diacho!
En ach, een duiveltje is ook best gezellig om je heen. Neem een deugniet: um diabrete die streken diabruras heeft uitgehaald waar je boos op reageert, terwijl je het eigenlijk wel leuk vindt wat hij uitgespookt heeft.
Dit is deel 30 uit de serie Portugese taalweetjes. De vorige delen kun je hier lezen: alle taalweetjes.
Naar een idee van Peter Koj uit de serie ‘Essa nossa ditosa língua’ in de Portugal-Post
Marian Honingh zegt
Uw taalweetjes lees ik altijd met veel genoegen. Wat leuk al die duivelse spreekwoorden. Leer ik weer een paar woordjes Portugees. Nu alleen de uitspraak nog opzoeken.
han overkamp zegt
Hartelijk dank Marian voor deze leuke reactie.