Ooit geweten welke beroemde artiesten, musici, kunstenaars, royalty en filmsterren in Portugal verbleven tijdens de Tweede Wereldoorlog? Of welke rol de Portugese overheid daarin heeft gespeeld? Officieel neutraal, maar daarover valt wel iets uit te leggen.
Naarmate de macht van Hitler toenam begon de vervolging van niet alleen joden maar ook politieke tegenstanders zoals sociaaldemocraten, communisten, liberalen, christenen, intellectuelen en Russen uit de Baltische staten.
Vooral vanaf 1938 nam het aantal vluchtelingen dat hun heil in andere Europese landen zocht, toe. Na de invasie van Frankrijk moesten vluchtelingen zoals de Duitse joden, Oostenrijkers, Tsjechoslowaken en Polen steeds verder naar het Westen uitwijken.
Zo passeerde tussen 1940 en 1945 een golf buitenlanders Portugal, een neutraal en onafhankelijk land dankzij een dictatoriaal regiem met een nationalistische ideologie. Daar bleven zij wachten op een visum en een reismogelijkheid totdat ze de Atlantische Oceaan konden oversteken.
Dat wachten gebeurde in Lissabon, Porto, Coimbra, Figueira da Foz, Caldas da Rainha of Ericeira totdat ze naar Afrika, Latijns-Amerika of de USA konden vertrekken. In de meeste landen werd slechts een beperkt aantal vluchtelingen per nationaliteit opgenomen.
Vluchtelingenlawine
De eerste Duitse vluchtelingen, joden en anti-nazi’s, kwamen al, tijdens het bewind van Salazar, in de periode 1933 – 1937 naar Portugal. Er bestond amper antisemitisme in de Salazaristische ideologie en de Estado Novo werd toen nog niet vergeleken met het Hitlerregiem. Het ging om weinigen en de Portugese grenspolitiek met name bij Vilar Formoso was tamelijk krachteloos en chaotisch. Hoewel er vanaf 1935 onder druk van de geheime dienst PVDE, voorloper van de PIDE, pogingen werden gedaan om de entree in Portugal te beperken. De kranten noemden die situatie ‘de vluchtelingenlawine’. Het was een periode waarin nazi-Duitsland haar agressieve en expansionistische politiek begon.
In de zomer van 1940 werden de grenzen korte tijd gesloten als gevolg van de inwilliging van grote aantallen visa door de Portugese consul in Bordeaux, Aristides de Sousa Mendes. Velen moesten in de grensplaats Vilar Formoso verblijven. In de herfst gebeurde hetzelfde met groepen joden uit Luxemburg die bij de grens aankwamen in verzegelde treinen, begeleid door de Gestapo. Zij kwamen het land niet in.
Het Portugese paradijs
De golf vluchtelingen naar Portugal nam toe, in juni 1940 waren er in één week 18.000 aan de Portugese grens. Eveneens was er een relatieve toename in verhouding tot de plaatselijke Portugese burgers in de vaste verblijfplaatsen als Curia, Figueira da Foz, Caldas da Rainha, de ‘Costa del Sol’ of in Lissabon. Een beeld dat in het geheugen van de vluchtelingen lang bleef hangen als een ‘paradijs’. Volgens schattingen van de Israëlische Gemeenschap van Lissabon (CIL) en de American Jewish Joint Distribution Committee (Joint), Joodse organisaties in Lissabon, kwamen in augustus 12.000 en in november 14.000 vluchtelingen de grens over. Na de Duitse invasie in Nederland waren er in augustus 11.000 vluchtelingen waarvan in december zo’n 8.000 overbleven, 90% waren joden met doorreisvisa of ongeldige bestemming. Het was een groot probleem hen het land uit te krijgen want zo’n 1.500 van hen droegen alleen de kleren aan hun lijf. Zodra ze een visum hadden mochten ze binnenkomen, schreef James Reston, correspondent van de New York Times. Daarom probeerden de wanhopige vluchtelingen elk mogelijk visum te regelen: Chinees, Cubaans, Siamees of Zuid- Amerikaans, maar zonder transport om die landen te kunnen bereiken. De Noord-Amerikaanse comités vestigden een post bij de grens in Vilar Formoso om de vluchtelingen te helpen Portugal binnen te komen en deelden in hun hoofdkantoor in Lissabon voedsel, kleding en hulp bij vertrek uit. Want een deel bleef niet in de hoofdstad, velen werden erbuiten geplaatst. Voor hen was het land slechts een doorvoerhaven over de Atlantische Oceaan en geen definitief verbanningsoord.
Toch kreeg Lissabon later de naam ‘Haven van de Hoop’ en werd een kosmopolitische stad, een kruispunt van vluchtelingen, het verschil tussen leven en dood. Vanaf 24 juni 1940 zouden de Portugese autoriteiten de vluchtelingen een vaste verblijfplaats geven, een noodmaatregel die al sinds de jaren twintig in Portugal bestond als vervanging van de gevangenis. Dat werd dringend noodzakelijk door de vloedgolf aan de grenzen. Velen werden ondergebracht in badplaatsen en termen, waar hotels en pensions ter beschikking werden gesteld. Zo werd de chaos aan de grenzen ingedamd en in Lissabon, waar reeds duizenden vluchtelingen verbleven, de situatie verlicht. De vluchtelingen waren de Portugezen dankbaar en vonden dat ze fantastisch waren ontvangen. Hoewel hun belangrijkste wens een visum voor Amerika bleef. Dit zorgde voor een grote weerstand bij de Amerikaanse consuls in Portugal.
Er was voor de vluchtelingen ’s middags gratis bioscoopbezoek en restaurants met een tweetalig menu waar de prijzen laag werden gehouden. Hoewel hun buitenlands geld dagelijks in waarde daalde in verhouding tot de Portugese escudo, konden ze niet werken noch van de vaste verblijfplaats vertrekken zonder toestemming van de PVDE. Velen werden op de locatie gesteund door Amerikaanse hulpverlenende organisaties. Naarmate het geld opraakte moesten ze wel hun weinige meegenomen bezittingen, zoals auto’s, bontjassen en juwelen, verkopen.
De lokale bevolking vergeleek zich met de andere gewoontes van de buitenlanders, waar ze in het begin niet van hielden. Dat de buitenlandse dames rookten en zonder chaperonne in hun eentje de cafés binnenstapten was een schandaal, maar later gingen ook zij naar cafés.
Costa do Sol
De zone rond de steden Estoril en Cascais met haar luxe hotels en haar casino was ook een plaats van huisvesting (niet als vaste verblijfplaats) van de rijke vluchtelingen die er verbleven naast spionnen, diplomaten en ex-bestuurders uit bezet Europa. In juni 1940 arriveerden meer buitenlanders in Estoril, waarschijnlijk vanwege de visa’s van de Portugese consul in Bordeaux, Aristides de Sousa Mendes, en de inval van de Duitsers in de Pyreneeën. De meerderheid bleef niet langer dan een week en bracht de dagen door in het casino van Estoril, het strand of bij tenniswedstrijden, paardenrennen, modeshows, danspartijen, rally’s, muzikale soirées en theater- en filmvoorstellingen. In dit luxe Hotel Palácio do Estoril namen hun intrek Charles Guggenheim, de toekomstige premier van India, Indira Nehru, en de econoom John Maynard Keynes.
Ook logeerden in het Casa Mar e Sol in Estoril Max Oppenheimer Ophuls, regisseur van de bekende film Lola Montes evenals koning Carol van Roemenië. Deze ex-koning had een buitengewoon gecompliceerde vlucht naar Portugal achter de rug. De Roemeense dictator Antonescu wilde de koning naar een bezet land sturen waar hij als gegijzelde van de Duitsers zou blijven. Na zijn troonsafstand leefde hij in Spanje in bewaakte vrijheid. Maar met behulp van de geallieerde regeringen en de passiviteit van de Spaanse Direccion General de Seguridad kon hij de Portugese grens passeren. In Lissabon werd de ex-koning altijd door de Gestapo gevolgd en verliet daarom nooit het luxe Hotel Aviz waar hij logeerde voordat hij zich in Estoril vestigde. Na omwegen via Cuba en Brazilië keerde hij terug naar Portugal waar hij in 1953 overleed.
‘Een land rijk van kleur, zuidelijk en vreedzaam ziedaar een schitterend mooi land’, zo beschreef Alfred Döblin, de Duitse schrijver van ‘Berlin, Alexanderplatz’ het land Portugal in 1940. En hij hoefde bij het uitstappen van de trein op het Rossio zijn paspoort niet eens te laten zien! Een ander had al zo lang geen stuk zeep meer gezien en iemand anders keek z’n ogen uit bij zoveel voedsel in winkels: ‘daar kon je ook nog je haar laten knippen en een manicure nemen’!
Veel vluchtelingen vonden dat Portugal meer bij Afrika hoorde dan bij Europa vanwege de tropische sfeer en de bergen ananassen en sinaasappelen die zij voor slechts enkele escudos konden kopen. ‘Zittend op een terras kon je zó van de vrede genieten!’ Hoewel menigeen wist dat in dat land een dictatuur heerste, stelde er een dat desondanks ‘niets hem tegen Portugal zou keren.’
In hetzelfde jaar dat alle, in gevaar verkerende, intellectuelen op de vlucht waren, kwamen er in Portugal schrijvers aan als Franz Werfel, Golo Mann, zoon van Thomas Mann en neef van Heinrich Mann. Deze laatste schreef de roman Professor Unrat, verfilmd door Josef von Sternberg als De Blauwe Engel met Marlene Dietrich en Emil Jannings. Heinrich Mann en z’n vrouw verbleven in Grande Hotel da Itália in Estoril in afwachting van het schip dat hen naar de VS zou brengen.
In dezelfde maand juli 1940 arriveerde uit Londen Erika Mann, de dochter van Thomas Mann en zus van Golo. Zij merkte in Lissabon dat er iets ongelukkigs hing dat de vreedzame sfeer en de helderheid van ‘de enige vrije en neutrale haven van Europa’ niet kon verzachten. Ze betreurde de passieve houding van de vluchtelingen die ze tegenkwam en wachtten op de aangekondigde ramp. Zo anders dan de actieve houding van de Londense bevolking die ondanks de bombardementen streed tegen een zichtbare vijand.
Later kwam de Duitse Hannah Arendt met een visum uit Marseille via de organisatie van Varian Fry in Lissabon aan. Ze bleef er drie maanden.
In 1940 stuurde het Amerikaanse Emergency Rescue Committee (ERC) Varian Fry naar Marseille met een lijst namen van voornamelijk Joodse intellectuelen, kunstenaars en schrijvers die naar Zuid-Fankrijk waren gevlucht. Het Franse Vichyregiem had de nazi’s beloofd hen te interneren. Fry was al in 1935 correspondent in Berlijn en getuige van anti-joods geweld. Hij had drie weken om vluchtwegen en visa te regelen. Met helpers redde hij duizenden het leven,waaronder Marc Chagall, Alma Mahler en Heinrich Mann.
Begin oktober 1940 ariveerden er nog meer artiesten, politici en wetenschappers zoals H.G. Wells, Jules Romain, André Maurois en Maurice Maeterlinck op weg naar Londen of de VS. Op de vlucht via Lissabon vertrokken ook Bela Bartok, Darius Milhaud, en schrijvers waaronder Joseph Kessel. Deze schrijvers hebben niets over hun korte verblijf in Portugal geschreven. Auteur Arthur Koestler daarentegen noemde Lissabon in zijn roman Aankomst en Vertrek ‘De open mond van Europa die de inhoud van zijn vergiftigde maag uitkotste.’
Toch zijn er maar weinig pagina’s aan het toevluchtsoord Lissabon gewijd, hoewel Portugal nooit zó aanwezig is geweest in buitenlandse romans als in de oorlogsperiode. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Thomas Mann niet door Portugal gereisd maar wel beschreef hij Lissabon en Sintra in zijn werk ‘Bekentenissen van de oplichter Felix Krull’. Daarin besteedde hij in veel bladzijden aandacht aan de geschiedenis van het Portugal, haar gewoontes zoals het stierengevecht op de Portugese manier en de Portugese landschappen. Waarschijnlijk kreeg hij informatie hierover van zijn broer Heinrich en zijn kinderen Golo en Erika die wel door Portugal waren getrokken.
De enige Duitse roman die in z’n geheel in Portugal afspeelde over het thema vluchtelingen was ‘Een Nacht in Lissabon’ van Erich Maria Remarque die zelf ook niet het land had doorgereisd. Stefan Zweig wijdde twee boeken aan Portugese figuren – Fernão de Magalhães en Vasco da Gama – en in zijn correspondentie aan Joseph Roth en Sigmund Freud beschreef hij Estoril en nodigde hen uit om ook ‘naar die rustige plek aan de Portugese Rivièra’ te komen.
Op weg naar de VS was ook de voormalige president van Polen en pianist Jan Paderewski. In een interview bevestigde hij: ‘Het spelen van de Mondscheinsonate in het Tivoli in Lissabon was een van de mooiste herinneringen van m’n leven’. Op zijn beurt zei de Spaanse schrijver Ortega y Gasset die in 1942 via Lissabon naar Europa terugkeerde dat het ‘de enige oase was in deze krankzinnige wereld’.
Een ander was Jean Moulin, leider van het Franse verzet, die al verschillende keren via Lissabon was binnengekomen. Eens stond hij verrast bij het zien van de vrijmetselaarsymbolen in de Cervejaria Trindade in een land waar vrijmetselarij verboden was.
Vanwege de censuur verzwegen de Portugese kranten meestal de anonieme oorlogsvluchtelingen, maar benadrukten graag de beroemde bezoekers die in Lissabon aankwamen als ‘eindpunt van Europa voor een vliegreis naar Amerika’, zoals er in de Diário de Notícias van november 1939 stond. Vanaf dat moment verschenen tot verbijstering van de burgers in Lissabon fotografen, verslaggevers, veel voormalige regeerders, aristocraten, prinsen, prinsessen en ex-vorsten door de Duitse bezetting uit hun land verdreven en via de hotels van Estoril op weg naar een ‘gouden’ verbanning. Aartshertog Otto van Habsburg en groothertogin Charlotte van Luxemburg hadden doorreisvisa via de Portugese consul in Bordeaux gekregen.
Alvorens, samen met filmregisseur Jean Renoir, per schip naar New York te vertrekken, verbleef schrijver en vliegenier Antoine de Saint-Exupéry, auteur van Le Petit Prince, eind 1940 in Hotel Palácio do Estoril. Daar logeerden ook de acteurs Leslie Howard en de Hongaarse Zsa Zsa Gabor. Fortuinen die niets meer betekenden werden op de roulette van het Casino Estoril verspild, wat Saint-Exupéry een angstgevoel ontlokte ‘… dat ons overvalt in de dierentuin wanneer we voor de overlevenden van een uitstervend ras staan.’
In zijn boek Brief aan een Gegijzelde noemde Antoine de Saint-Exupéry het paradijs dat Portugal was: ’triest en helder’. Het was een periode waarin gesproken werd van een dreigende invasie en het land zich vastgreep aan de illusie van geluk. Hij was uitgenodigd om te spreken over luchtpost maar verkoos te spreken over angst. ‘In Lissabon werd geluk gespeeld, zodat God zelf er in zou willen geloven’. Eind 1940 vertrok hij naar de VS en overleed vier jaar later tijdens een missie van de Franse luchtmacht.
Deze serie van drie artikelen is gebaseerd op het boek Judeus em Portugal durante a II Guerra Mundial van Irene Flunser Pimentel, verschenen bij uitgeverij A Esfera dos Livros. Het boek is in Portugal verkrijgbaar o.a. bij FNAC en bij Livraria Bertrand. In Nederland en België is het o. a. verkrijgbaar bij Amazon.nl
Deel 2 van Hoopvolle haven in de Tweede Wereldoorlog
Deel 3 van Hoopvolle haven in de Tweede Wereldoorlog
Robert Kruzdlo zegt
Mevrouw Josephine Eijnthoven,
Een geschiedenis die ook, welke geschiedenis niet, een zwart randje heeft. Wie rijk was had geluk, het geluk geholpen te worden als je bekend of beroemd was, minder geluk als je ambtenaren tegenkwam, die wel wilde helpen en er een fikse som geld mee wilde verdienen. Er zijn gevallen waar joden duizenden dollars moesten betalen wilde ze een verblijfsvergunning krijgen. (Ik noem dollars maar dat kan ook een andere valuta zijn. Ik noem verblijfsvergunning maar dat kan ook een of ander papiertje zijn.)
In El Pais stond niet zo lang geleden een artikel hierover. Mensen werden uitgemolken en zelfs zo erg dat ze weer moesten vertrekken. De gevolgen kent u.
Natuurlijk spreek ik misschien voor mijn beurt, maar dat gebeurt ook in dit artikel.
Dankjewel,
Robert Kruzdlo
Joost Smulders zegt
Een heel ander thema maar wel de positie van Portugal tijdens de tweede wereldoorlog beschrijvend: Zomaar een moord in Lissabon van Robert Wilson. Fixie maar gebaseerd op feiten.