30 maart 1944 – 5 juli 2012
Lief, geïnteresseerd, spottend, ijdel en ondeugend. Zó hebben we Gerrit Komrij leren kennen in de tijd dat we in Portugal wonen. We raakten bevriend en werden praktisch buren. Dat kwam zo.
In het najaar van 2004 vertrok Hans, mijn man, naar Georgië – in de voormalige Sovjet-Unie – om verder te werken aan het conserveringsproject rondom het 19de eeuwse fotoarchief van Dimitri Ermakov. Hij kende Ingrid Degraeve, die aan de Universiteit van Tbilisi Nederlands doceerde. Zij organiseerde een Nederlands-Georgische culturele week waarvoor ze Gerrit Komrij had uitgenodigd.
Toen Hans dat hoorde, paste hij zijn agenda zo aan dat hij er in dezelfde periode ook kon zijn. Voor het project bezocht hij Tbilisi een aantal weken per jaar, maar zo intensief als het overdag is, zo saai kunnen de avonden er zijn. Een culturele week, een samenwerking tussen Ingrid Degraeve en de toenmalige ambassadeur Harrie Molenaar, met als gast Gerrit Komrij, rook naar meer.
Op het vliegveld werd Hans opgewacht door Vato Tseretelli, Ingrid’s echtgenoot en Hans’ lokale coördinator. Hij werd direct naar een restaurantje gereden waar Gerrit en zijn partner al zaten te wachten. “Zoóóó, dus jij bent Hans, mooi mooi” zei Gerrit met zijn karakteristieke stemgeluid. Hans: “In Georgië heb je restaurants waar je een aparte eetkamer voor je gezelschap kunt reserveren, knus en intiem. We babbelden tot onze tongen vermoeid waren en smeerden onze kelen met wijn en bier tot we bijna omvielen. Wat een hartelijke ontvangst van zo’n man! Hij had de naam een vileine sarcast en een uitdager te zijn en natuurlijk een inspirerend schrijver, maar deze Gerrit was me volkomen onbekend. Hij had geen enkele, maar dan ook geen énkele sterallure.”
’s Avonds trad Gerrit op en overdag croste het gezelschap half Georgië door, naar kloosters, de Kaukasus in, naar het museum van Stalin in Gori, onderbroken door grootse maaltijden en veel drank, want daar is in Georgië geen gebrek aan.
“Het was zo bijzonder, vond ik, omdat we startten als vreemden maar binnen een dag vrienden waren. Alsof we elkaar al jaren kenden. Gerrit was direct persoonlijk geïnteresseerd. Onze gemeenschappelijke oost-Nederlandse afkomst versterkte dat ook nog een beetje. Winterswijk en Hengelo liggen tenslotte op steenworp afstand van elkaar.”
Al pratende over leven en werk vertelde Hans dat wij toe waren aan verandering en dat we getipt waren om misschien iets in het toerisme in Portugal te doen. Dat kwam hem direct op een uitnodiging te staan om in Vila Pouca da Beira te komen logeren.
Terug in Nederland spraken we over de uitnodiging. Voorzichtig mailden we Gerrit. Uiteindelijk zou het helemaal niet vreemd zijn als hij thuisgekomen van gedachten was veranderd. Op vakantie nodig je iemand uit, die dan tot je schrik echt voor de deur staat. Maar zo zat dat niet bij Gerrit. Als hij een vriendschap met je aanging dan was dat geen gratuite gebaar. Hij reageerde dan ook heel teleurgesteld dat we in het voorjaar van 2005 wilden komen: ‘Dan pas?’
Hij had het dus echt gemeend. We besloten om eerder te gaan, en wel met oud en nieuw.
Begin december liep ik op het Amsterdamse Spui en zag tot mijn verrassing Gerrit en Charles (het moest Charles wel zijn, ik kende hem alleen uit verhalen) lopen: naar elkaar toegebogen en druk pratend. Zou ik ze durven aanspreken?
“Hallo, ik ben de vrouw van Hans de Herder”, zei ik dapper. Ze keken verrast op: “Nee”, riep Gerrit uit, “We hadden het net over hem!” Het bleek dat ze even daarvoor in een galerie 19de eeuwse foto’s hadden bekeken en dat Hans toen ter sprake kwam.
Ze nodigden me uit voor een kop koffie, maar ik weerde dat af (schijterd als ik ben) en zei dat we elkaar binnenkort in Portugal weer zouden zien. “Ik neem mijn warmwaterkruik mee”, zei ik nog. Dat vonden ze wel een mooie grap. Ik was gerustgesteld: we waren echt welkom bij de Beroemde Schrijver!
Eind december 2004 ondernamen Hans en ik onze eerste gezamenlijke reis naar Portugal. We werden met open armen ontvangen in Casa Branca, waarover Gerrit zo mooi schrijft in Zakenlunch in Sintra.
Het logeerpartijtje was een feest, iedereen was in opperbeste stemming, een mooi huis, een prachtige gevarieerde kunstcollectie en en passant boeken, overal boeken, boeken en nog eens boeken. En dat tussen een vroege Willink, een veldboeket van Verweij en een Moesman aan de wand. We praatten honderduit en bij ieder onderwerp stiefelde Gerrit het trappenhuis in om even later weer tevoorschijn te komen met de relevante literatuur. Overdag was de meester aan het werk, rustig in stilte in zijn werkkamer met zicht op de Serra de Açor.
Charles nam ons mee de omgeving in en toonde ons een stuk land met een casco van een huis. Net iets voor jullie, zei hij: “Ooh je bouwt eerst een stal en dan breid je langzaam wat uit,” was zijn filosofie. Uiteindelijk bleek dat de ‘Groene Zone’ dit beslist niet mogelijk maakte. Van écht rondkijken kwam eigenlijk niets terecht.
In de zomer van 2005 logeerden we opnieuw bij Gerrit en Charles en zochten we verder, hoewel we eigenlijk niet wisten wát precies. Heel actief waren we ook niet, want we vonden het in het grote huis veel te gezellig. Onverrichterzake namen we afscheid van Gerrit en Charles. We besloten ook nog even langs een met hen bevriend stel te rijden dat een mooi hotel – Quinta da Geia – in de buurt had. Daar waren we tijdens ons eerste bezoek al geïntroduceerd. Eigenaar Fir Tiebout liet weten misschien iets voor ons te hebben. Hij kwam met de beschrijving van Quinta da Moenda, dat net een dag te koop stond. We kwamen, zagen en kochten en streken zo een jaar na onze eerste ontmoeting neer in Alvoco das Várzeas, tien minuten verderop. Gerrit was oprecht in zijn sas.
Al gauw werden we geïntroduceerd in de eetclub. “’t Gaat niet om het eten hoor, meer om de gesprekken,” liet Gerrit nog even weten. Een van de andere deelnemers omschreef het als: “Dan kan je even je kleipakje uit doen.” Eén keer in de zoveel weken kwamen we bij elkaar en babbelden over de cultuur en politiek, niet bepaald dagelijkse gespreksstof in Portugal. Zo ontfermde Gerrit zich over ons. We waren te gast op vermaarde feesten in het Casa Branca, liefst buiten in de tuin. Gerrit had al snel een iPod met luidsprekers en je zag hem genieten als hij door zijn muziekcollectie scrolde en het nummer vond dat je wilde horen, hij glunderde bij het zien van alle dansende mensen en nam nog een fles bier. Door zijn doofheid leek hij wat onzeker maar zijn scherpe waarnemingsvermogen leed daar niet onder. Net als je dacht: hij hoort me niet, kwam zijn luide markante stem door met een kort raak statement.
We hebben van je genoten Gerrit, dichtbij en op afstand, en we zullen je missen.
Brigitte Bouquet zegt
mooi mooi mooi
X!
BB
Sjoerd zegt
Lieve Josephine en Hans,
Toen ik hoorde dat Gerrit Komrij overleden was moest ik uiteraard ook direct aan jullie denken. In 2008 was ik met mijn twee dochters een week te gast in jullie geweldige Quinta da Moenda. De foto’s herinneren ons er nog dikwijls aan. Hans gaf me op de eerste dag een boek te leen, geschreven door Komrij. Ik weet het niet meer zeker maar ik denk dat het “Een zakenlunch in Sintra en andere Portugese verhalen” was. In het boekje dat ik las beschreef hij tal van aardig- en eigenaardigheden van de omgeving. Onder andere het hilarische verhaal hoe hij aan zijn prachtige huis was gekomen. En ook schitterende verhalen over het zwembad in de tuin.
Een paar dagen later maakten we een tochtje en gingen we langs het schitterende pand. Het zag er gesloten uit, met de luiken dicht, dus vermoedelijk was de heer des huizes er niet.
Het was een leuke week, niet in de laatste plaats door over de omgeving te lezen. Een prachtige weerslag van de couleur locale. Al sowieso leuk om te lezen maar als je dan te zelfder tijd op die plek bent en zelf het huis kan zien waar je net over gelezen hebt, dat maakt het extra leuk.
Heel bijzonder dat jullie hem zo gekend hebben en er nu zo mooi verslag van hebben kunnen doen met een mooi verhaal en met foto’s. Ook ik heb er dus (zij het in de verte) een herinnering aan.
Hartelijke groet,
Sjoerd
Greet van Gelderen. zegt
Met aandacht verhaal gelezen en foto’s bekeken. Leuk dat jullie Gerrit Komrij zo goed gekend hebben. Jullie gaan hem zeker missen maar wij in Nederland ook! Groeten, Greet van Gelderen.
Hajo van den Berg zegt
Lieve Josephine en Hans, Wat een mooie herinnering en wat een mooie ontmoeting. Jammer dat je meestal pas na iemands dood hoort wat voor een bijzonder persoon dat is.
Tot september, dan hebben we het er nog een keer over. Liefs, Hajo
Susanne van Oorschot zegt
Wat een geweldig schrijven!! Ik was een beetje jaloers dat ik hem niet gekend heb! Wel ben ik naar enkele optredens van hem geweest [in Holland]. Al heb ik ook een woning in Portugal!!! Hij was een van mij lievelings schrijvers. Wat betreft zijn gedichten, zal ik hem zeker missen.
Frank Dam zegt
Gerrit Komrij ontmoette ik nadat ik de serie Casa Branca voor de Achterpagina van NRC Handelsblad had geïllustreerd. Door zijn zwager Menno, die mijn appartement aan de Silodam in Amsterdam huurde, werd ik af en toe op de hoogte gehouden van de belevenissen van Charles en Gerrit. Later vroeg ik Gerrit om een aflevering te schrijven voor een door mij geïllustreerd feuilleton. Hij schreef het eerste deel en de gedachte was dat hij ook het laatste verhaal zou schrijven. Keer op keer verontschuldigde hij zich dat het wegens ziekte wat later zou worden (‘Een leven tussen de lakens’). Het is nooit zover gekomen. Kort na zijn laatste verontschuldiging (‘Het komt er ECHT aan’) is hij overleden. Toevallig vond ik onlangs ‘Verwoest Arcadië’ in een zg boekenkastje op straat -een geweldig boek- en ben ik me wat meer in Komrij gaan verdiepen. Zo kwam ik op uw artikel. Met vriendelijke groetm, Frank Dam