Al die dozen stonden er de volgende dag nog steeds. Gestald in het huisje, dat later de naam “Africa” zou gaan dragen, maar dat nu de naam “huisje” nog amper waardig was. Een vieze ouwe kookschoorsteen, verzakt en gescheurd, een gang met vlekken en deuken, paddestoelen naast de voordeur, houtwurm in de vloer en twee hele ramen – van de 15.
We trokken in het pand erboven. Het enige huis met én een heel dak én veel hele ramen én een voordeur met een slot. In de badkamer een bad en een werkende wc. Dat wil zeggen, een éénrichtingsverkeer wc, want het ging wel naar beneden maar niet naar boven. Dat water moesten we zelf met emmers uit het badhuis halen. Drie trappen op.
Geeft niks, wij waren dolgelukkig.
De jongens hun eigen kamer, mét een heel raam, wij een eigen kamer, een keukenachtige ruimte, een badkamerachtige ruimte – wat wil een mens nog meer?
De oudste komt aanhollen: “Kom ’s kijken! Er zitten kogelgaten in de serreramen!!” We schenken er niet al te veel aandacht aan, want F. weet al van jongs af aan over wapens en oorlogstuig. Het is hem aangeboren – in elk geval hebben wij het hem niet geleerd. Hij is vanuit zijn standpunt bekeken in het verkeerde gezin geboren, want wij zijn pacifisten. Een verhaaltje voorlezen over een optocht met de fanfare wordt bij hem een opsomming van wapentuig: de trombone is een kalasjnikov, de trom een handgranaat, de praalwagen een tank. Dus die kogelgaten… “Jaja, vast wel… kogelgaten, zeker!”
Ieder zijn ding, het zit blijkbaar in dat kind, hij moet maar wapenexpert worden later. Conservator in het Mariniersmuseum, zoiets. We zijn er inmiddels aan gewend dat je met je vingers en elke tak en elk stokje kunt schieten – ’t was even wennen, wij kwamen daar niet op. En met twee jongens schiet het niet op. Of schiet het wel op, het is maar hoe je het ziet. Ze hebben elk 10 vingers, dus ze raken nooit uitgeschoten.
Daar komt de jongste ook: “Mam! Pap! Er zitten kogelgaten in de ramen!!” “Jawel, jongens, natuurlijk… kogelga… hè???!” Verdomd, er zitten een paar ronde gaatjes in diverse ramen. Hè?! Dat was gister toch nog niet?
We hebben niet hier geslapen, onze bedden waren nog ingepakt, en de rest ook. Zit nog allemaal in die dozen. Met vooruitziende blik hadden we al een overnachting elders geregeld, maar vandaag gaat het écht beginnen! We gaan onze bedden uitgraven uit die stapel, en de rest van wat een mens zo elke dag nodig heeft.
Maar het zijn verdomd net kogelgaten… hoe kan dát nu?
De buurman weet het. De buurman is de jongste zoon van de vorige eigenaar en bij de koop inbegrepen. Tenminste, zolang hij nog geen ander onderdak heeft. Bij de onderhandelingen hebben we gehoor gegeven aan de vraag of hij hier voorlopig nog kan blijven wonen. Welja, wij zijn de beroerdste niet, en trouwens: plek zat, tenslotte is het een heel dorpje, 6 gebouwen en een badhuis, hij zit voorlopig niet in de weg. En zo bleef João Orlindo in zijn huisje wonen, pal onder ons huis.
Hij vertelt wat er gebeurd is vannacht, toen wij moe en voldaan elders lagen te slapen. Het is wel jammer dat Portugezen zo snel en vloeiend Portugees spreken; in die tijd hadden we iets meer moeite om het allemaal te verstaan. We begrepen wel dat er midden in de nacht mannen met geweren langs geweest waren, niet zo gek in een streek waar ongeveer iedereen jaagt, maar dat ze op João Orlindo hadden geschoten (nou ja, er ruim boven, maar toch) was wel heel ongewoon.
Dat gedoe met die vrachtwagen en al die dozen en dingen was niet onopgemerkt gebleven, blijkbaar. João zat er niet zo mee, hij had teruggeschoten. Hij woonde hier al een tijdje alleen, hij was wel wat gewend. Vroeger heeft hij ook gejaagd, daar heeft hij het geweer nog van. Hij bleef er tamelijk laconiek onder. Misschien heeft dat invloed gehad, want waar ik anders erg paniekerig van zou worden (schietende mannen!! in het holst van de nacht!! in je eigen huis!!) was het nu een spannend wildwestverhaal. Het leek een soort van lief schieten, schattig en boeverig, beetje Swiebertje op het slechte pad – ik voelde me totaal niet bedreigd. Gek.
Die gaten hebben er nog maanden gezeten, als een soort trofee. De jongens hadden het in elk geval gelijk goed naar hun zin – in een land waar geschoten wordt, zit je goed!
Volgende keer: Oeps, de jongens moeten naar school!
Jan Herps zegt
Wat een leuke verhalen! Als gepensioneerde nog altijd het vage verlangen om pensionado in Portugal te worden. Ik ben een beetje verliefd op het land en de mensen. Dit soort verhalen houdt de moed erin.
Gerard Spring in 't Veld zegt
Ik heb mijn verlangen om pensionado in Portugal te worden in daden omgezet en woon sinds 4 jaar met mijn lief vrouwtje in het noorden van Portugal.
Wij hebben bewust voor het noorden gekozen vanwege het historisch karakter en we houden van de seizoenen.
Iedere dag passeren boertjes met een kudde koeien, op weg naar de rond ons huis gelegen weiden.
Ons dorpje telde vroeger 190 inwoners, er zijn een dertigtal overgebleven, de meeste zijn boertjes op leeftijd, wij hopen dat het nog jaren zo blijft, maar we vrezen ervoor gezien het ontbreken van opvolging, de kinderen van de boertjes zijn naar het buitenland getrokken omdat Portugal hen geen inkomen kon garanderen.
De boertjes worden nu nog gesteund door Europa, zoals overigens heel Portugal, méér dan de helft van de huizen in ons dorpje staan leeg,of zijn verkrot en worden alleen in juli en augustus bevolkt door lawaaierige emigranten die de landelijke rust komen verstoren met quads en crossmotoren en alle dagen feest vieren, gezellig is anders, en de rust is dan volkomen verdwenen.
Wij hebben nog geen dag spijt gehad van onze emigratie, we zijn volkomen geaccepteerd door de plaatselijke bevolking en genieten nu van onze oude dag.