Wie van jullie denkt wel eens: naar Santiago de Compostela wandelen, dát wil ik ook! Het lijkt erop dat er meer mensen zijn die “caminho” wel lopen dan niet. Er worden statistieken van bijgehouden en in 2017 liepen 301.036 mensen naar deze grote Spaanse kathedraal. Het aantal geregistreerde bedevaartgangers laat zien dat 51% mannen en 49% vrouwen de tocht maakten.
Je kunt de caminho ook fietsen; uiteindelijk deed dat maar 7%. De grootste groep lopers was tussen de 30 en 60 jaar oud (55%) en het percentage jongeren tot 30 jaar bedroeg 28. De meerderheid heeft de Spaanse nationaliteit en de meest populaire route naar Santiago is de 800 km lange Caminho Francês (vanaf Saint Jean Pied de Port, de Pyreneeën).
In de Minho zie je – onafhankelijk van het jaargetijde – veel lopers. Volgens mij zijn het vaker vrouwen dan mannen, maar de cijfers van het pelgrimsbureau spreken dit tegen. De Noordwestroute loopt voornamelijk langs de Atlantische Oceaan. Als zelfbenoemde Ambassadeur van de Minho lijkt het me leuk om samen met jullie, de lezers van het Portugal Portal, een stukje van het Noord-Portugese pad te lopen. We beginnen in Porto en zwaaien af in Caminha, waar veel pelgrims de pont over de Minho naar het Spaanse A Guarda nemen om daar de tocht naar Santiago voort te zetten.
Oké. Vamos.
Porto – Matosinhos – Vila do Conde
We slapen in het Gallery Hostel aan de Rua Bombarda in Porto. Na een vroeg ontbijt bereiden we ons voor op een eerste dag lopen. Eerst gaan we naar de Bolhão-markt aan de Rua Formosa om fruit en zo voor onderweg in te slaan. De Bolhão bestaat sinds 1850. Het is een monumentale neoklassieke kolos van twee verdiepingen vol met kramen en tentjes waar verse vis, vlees, groenten en bloemen worden verkocht.
Met fruit en ander fingerfood in de rugzak lopen we in ruim anderhalf uur naar Matosinhos, langs de haven van Leixões. Dit havencomplex – met 5 kilometer kade, 55 ha talud en 120 ha nat gebied – neemt 25% van het Portugese internationale handelsverkeer voor zijn rekening.
De nieuwe cruiseterminal (in de zuidelijke haven van Leixões) functioneert sinds 2015 en kan met gemak de grootste cruiseschepen van de wereldvloot ontvangen. Het Science and Technology Park van de Universiteit van Porto is hier ook gevestigd. Dit centrum faciliteert diverse maritieme onderzoekseenheden (van biologie tot robotica).
Onze eetlust wordt aangewakkerd door de lucht van gegrilde sardientjes en na enige aarzeling besluiten we om in een van de kleine restaurantjes bij de haven te eten.
Het lopen op die vette visjes gaat niet zo makkelijk en we komen pas laat in Vila do Conde aan. We willen wel iets van deze mooie stad zien, maar we zijn te moe. We eten een snelle hap bij Maria vlakbij het Bellamar Hostel waar we de nacht doorbrengen.
Vila do Conde – Esposende
We staan vroeg op, want het plan is om halverwege de middag in Esposende binnen te lopen, zodat we ruim de tijd hebben om de prehistorische nederzetting van São Lourenço te bezoeken. Maar we gaan niet op pad zonder wat van de overblijfselen van het aquaduct van Santa Clara te zien. In de eerste helft van de 17e eeuw huurde het “management” van het Santa Clara Klooster een bouwmeester in om een aquaduct te bouwen dat aan de dagelijkse waterbehoeften van het klooster zou moeten voldoen. Het water werd uit de Terroso bron (Póvoa de Varzim) gehaald. Dit enorme bouwwerk met een lengte van 4 km en maar liefst 999 bogen heeft drie bouwmeesters de kop gekost, maar op 20 oktober 1714 druppelt het water op de plaats van bestemming.
Met stramme benen vervolgen we ons pad en komen in Apúlia aan tijdens lunchtijd. De boulevard en het centrum van het dorpje laten we snel achter ons. Het is zo’n kleine en anonieme badplaats die je overal op het Europese continent kan vinden, maar verder naar het noorden ligt het rafelig deel van het dorpje met oude molens, vissersboten, netten, viskorven en met riet en karton in elkaar gezette strandtentjes. Dan volgen een aantal restaurantjes, bij A Cabana staat een grote rij met wachtende mensen. Uit de open deur komt een heerlijke lucht naar buiten, maar vandaag geen vis voor ons en we lopen door richting Viana do Castelo.
Om kwart over vier zijn we bij ons hostel in Esposende. Na een korte rustpauze gaan we het archeologische museum in. Deze nederzetting is zeer oud en dateert uit de Bronstijd. In de IJzertijd en de Romeinse tijd werd er verder gebouwd. De drie verschillende tijden en stijlen zijn duidelijk te zien: de woningen uit de tijd van de Romeinen zijn rechthoekig, daarvoor waren ze cirkelvormig.
Esposende – Viana do Castelo
De volgende etappe van 24 km lang (vier uur en een kwartier) leggen we in sneltreinvaart af, want het plan is om zoveel mogelijk tijd in Viana do Castelo door te brengen. Jammer dat er zo weinig tijd is, want de kust lijkt hier op een ansichtkaart uit de vroege zeventiger jaren: kris en kras liggen de typische vissersbootjes op het zand, een roodgeverfde Coração de Jesus, een blauwe Mãe de Jesus, een gele Castro do Minho en nog wat van dat moois. Vier kerels trekken hun bootje over het strand de zee in om te gaan vissen. Er zijn geen strandgangers, een verdwaalde toerist zit op het terras aan de vinho verde. Het licht is hier anders dan boven de kuststreek tussen Porto en Esposende. Dit is een heel mooi stuk kust.
We hebben een kamer geboekt in de vorstelijke Pousada de Santa Luzia. Dit hotel opende in 1947 voor het eerst zijn deuren. Het is ook de eerste pousada in Portugal. De volksmond zegt dat op een avond een belangrijke delegatie onverwachts in dit hotel kwam logeren. De kasten waren leeg en de kokkin, ene Jacinta, voegde wat vis en resten bij elkaar en stopte dat in een schaal in de oven. Na het nuttigen van deze “Bacalhau dourado” klapte de delegatie in haar handen. Het is nu een van de bekendste regionale recepten. Wat er met die Jacinta is gebeurd? Weet een van jullie het?
De Portugese architect Miguel Simões Jacobetty Rosa (ook ontwerper van het Estádio Nacional bij Lissabon) is verantwoordelijk voor het prachtige bouwwerk. Het hotel heeft veel art decoaccenten, zoals de handgemaakte meubels uit de Alentejo. De azulejos zijn handgeschilderd. Er is toen een grote hoeveelheid extra tegeltjes gemaakt en beschilderd zodat er vervangen kon worden waar nodig en tot op vandaag is er nog voldoende voorraad.
Zullen we een duik in het mooie zwembad nemen of gaan we naar Viana om bij de Pastelaria Confeitaria Manuel Natário koffie met de fenomenale clarinhas en chilabootjes te nemen? We doen beide.
Viana do Castelo – Vila Praia de Âncora
’s Morgens gaan we kijken bij het “Forte de Santiago da Barra”. Samen met de vestingwerken van Caminha, Valença en Monção is het een van de vier grote forten waarop de Noordwest-Portugese verdediging was gebaseerd. Als we verder noordwaarts lopen komen we langs de “Gil Eanes” een van origine Portugees ziekenhuisschip, dat in 1900 geattacheerd was aan de kabeljauwvisserij in Newfoundland, Great Bank en Groenland. Het schip heeft een vaste plek in de haven en fungeert als museumruimte en jeugdherberg.
Onze wandeltocht van Viana naar Vila Praia de Âncora gaat over mooi aangelegde houten vlonders. Veel welgestelde Portugezen hebben een zomerhuis in de Minho. In de kleine badplaats Afife staan grote, prachtige vaak ook moderne huizen. In vroegere tijden haalden hier de vrouwen zeewier uit de oceaan om het te drogen te leggen in de duinen. De gedroogde algen werden door de boeren gebruikt als kunstmest. Deze zeewiervangst a apanha do sargaço genereerde een goed inkomen. Een andere goedlopende business in het vroegere Afife was decoratief stucwerk. Er bestond een “Afifeense school voor stucadoors”. Zo’n vierhonderd jaar geleden werd deze techniek door Italianen en Duitsers in de Minho en elders in Portugal, geïntroduceerd.
In de Minho is en was de land- en akkerbouw altijd een zaak van en voor de vrouwen. De mannen hielden zich bezig met de jacht en hadden nog tijd voor andere activiteiten, zodat jonge jongens, na de basisschool, van 11/12 jaar oud “ingelijfd” werden om het vak van stucadoor te leren. Het plafond van het casino van Afife bijvoorbeeld, laat zien dat de kerels uit het district Viana do Castelo de kneepjes van het vak zeker meester waren. Als je goed kijkt naar het wapen van de Afifeense parochie zie je een verwijzing naar dit vakmanschap.
Vila Praia de Âncora – Caminha terminus
Zodra we Âncora bereiken gaan we naar de Monte Calvário om als een pelgrim waardig de monumentale trap met kruisen (Golgotha) te beklimmen. Deze kruisgang bestaat sinds 1908. Het kapelletje dateert van 1911. We lopen, langs de publieke tribune, omhoog naar de hoofdkapel. Vanaf hier heb je een prachtig uitzicht over het dorpje Âncora en de oceaan. Tegenover het terras van het café Calvário ligt de grot, een exacte replica van die van Lourdes. We steken allemaal een kaarsje aan, iedereen heeft zijn eigen gedachten, we zijn bijna aan het eind van onze caminho gekomen.
We strijken neer op het terras van Honorato en Neves, zonder twijfel het allerleukste horecakoppel van de Minho. In hartje zomer is hij uitgedost in vol ornaat inclusief stropdas. Met zijn keurige manieren zou je denken dat het terras op zijn minst enkele sterren heeft. Het café is het hele jaar open en deze mensen hebben nooit vakantie. ’s Morgens om tien uur gaan ze open en ’s nachts om half een sluiten ze de boel af. Ja, inderdaad, ook al is er de hele avond geen kip te bekennen. Wel neemt Honoratu vrij op de dag dat de autorally door de Minho raast. Een reis door de Minho is niet compleet zonder een bezoek aan dit tweetal, hun etablissement en zonder een kijkje te nemen in het volgeschreven livro d’ouro.
Vanavond pitten we in de communale slaapzaal van een herberg aan de boulevard.
Langs de kust lopen we naar Moledo. We blijven “bon caminho” roepen, er zijn meer lopers dan caravans of auto’s. Moledo lijkt op een nichebadplaats, er zijn prachtige huizen, de baai is lieflijk en luxe. Dit is het strand in de Minho waar je moet wezen als je mee wilt tellen, dit is de plek van de beautiful people.
We lopen over de boulevard en aan het eind lopen we langs de villawijken met straten vol auto’s van de badgasten. Hier en daar zie je slogans in graffiti als “Foreigners go home” of “Fuck you AirBnb”.
Het laatste stuk naar Caminha gaat over een bospad dat uitkomt bij een camping en een groot zandstrand aan de Minho. We drinken daar onze koffie. Vanaf het terras zien we de veerpont zijn weg naar de overkant zoeken. De Minho is hier en daar erg ondiep en de pont kan niet rechtstreeks van de Portugese naar de Spaanse oever en vice versa varen.
Bij de tweede kop koffie maken we de afspraak met elkaar om het pad door de Minho verder te lopen. Het lopen is ons goed bevallen. En Noord-Portugal is ronduit prachtig.
han overkamp zegt
wat een leuk verhaal, dank je