Op 7 augustus j.l. kwam ik ergens tussen de binnenkomende e-mails of blogs tegen dat het de geboortedag was van Henry Fielding. Nou en, zult u zeggen. Toch stond ik erbij stil, denkende dat het ging om de vermaarde Britse auteur Henry Fielding, de schrijver van de schelmenroman ‘The History of Tom Jones, a Foundling’, de man die volgens sommigen “de roman” heeft uitgevonden.
Anderen denken dat weer niet, want zo gaat dat; maar iedereen is het er wel over eens dat Fielding met Daniel Defoe en Samuel Richardson bij de eerste vijf schrijvers hoort die de moderne roman “smoel” gaven. Ik zocht naar méér dat het weten waard kon zijn en stuitte op het feit dat Fielding in Lissabon overleed en aldaar begraven ligt. Aha, dacht ik: een extra reden om eens wat verder te speuren. Het toeval helpt in mijn geval altijd om mijn aandacht af te leiden van werkelijk dringende zaken en mijn blik ergens anders op te richten.
Ooit de rijkste man
Dus ging ik op zoek naar het graf van Henry Fielding. Het is te vinden op het Cemitério Inglês (ook wel Anglicano genoemd) in Lissabon. Aan de Rua de São Jorge, aan de voet van de Avenida de Álvares Cabral, ten noordwesten van de Bairro Alto en naast het Jardim da Estrela met zijn mooie tuin en kiosk. De begraafplaats zelf is trouwens ook zo’n plek waar u, als u eens in en onder de stress zit, een paar uur moet doorbrengen om er gegarandeerd tot rust gebracht en opgevrolijkt vandaan te wandelen. De trams 25 en 28 rijden u er heen. Op het terrein staat ook de Igreja St. George, voor zo ver ik weet de enige Engelstalige Anglicaanse kerk van Portugal.
Een prachtige, vreedzame, lommerrijke begraafplaats wisten de Engelsen te bemachtigen. Het wandelt daar net zo plezierig rond als op Père Lachaise in Parijs, al is het een kleinere versie met slechts een 300-tal graven. Ik had het graf van Fielding meteen gevonden, om te ontdekken dat hij helemaal niet op 7 augustus geboren of gestorven was, maar op respectievelijk 22 april 1707 en 8 oktober 1754. Ik liet dat misverstand de pret niet drukken en bleef bij mijn voornemen een en ander te ontdekken over “Fielding in Lissabon” maar niet dan na eerst verder gewandeld te hebben in dit rust- en lustoord. En wie kom ik tegen? Wiens en wier grafstenen? Die van een heleboel Hollanders, voldoende om de naam van de begraafplaats te wijzigen. Helaas, niemand zo beroemd als Fielding, maar toch … om er slechts eentje te noemen, Daniel Gildemeester ligt hier sinds 1793 begraven, de Hollandse gezant die ooit de aller-allerrijkste man van Portugal was dankzij het verwerven van de handelsconcessie voor Braziliaanse mineralen; hij woonde in wat nu het nationale kunstmuseum is in Lissabon en had ook een uiterst plezierig buitenhuis in Sintra, het Palácio de Seteias, dat nu een vermaard hotel is.
Onder zeil
Ik kan het niet nalaten toch nog een paar andere namen van in Lissabon ter aarde bestelde vaderlanders te noemen—ik was nu eenmaal ter plekke. Joost Peter baron van Aerssen Beyeren van Vorhol ligt er sinds 1857, nota bene een directe nazaat van Willem “de Zwijger” van Oranje; hij was minister-resident aan het Portugese hof. Nog een paar ambassadeurs namens de Nederlanden: jonkheer Hendrik van der Goes van Gendt bijvoorbeeld; een Kemming, een Burger, een Buwalda, een Boreel; en Hendrik Jacob Willem Huber die overal ter wereld de ambassadeur voor Nederland was maar in Lissabon stierf. Een heleboel handelsmannen: Dereks, Berends, Bockman, Homan. De hele familie Boer – en jawel, het waren Boeren uit Zuid Afrika die, rond 1900, gedurende de Second Boer War als krijgsgevangenen van de Engelsen in Lissabon belandden. Een Nederlandse plantage-eigenaar in Angola ligt er begraven, Arnoud Assuerus van Rossum. Een flink aantal scheepslieden, kapiteins, machinisten en matrozen van de koopvaardij en van de Koninklijke Marine. En zelfs een oorlogsvluchteling uit Haarlem, Anna Kerkhof Helsmoortel, die in 1940 niet lang na haar aankomst in Lissabon overleed. De mooiste naam is die van Walravinne Constance van Heeckeren Van Brandsenburg. Kortom, die Britse begraafplaats zou net zo goed de Cemitério Holandês kunnen heten.
Maar nu, om bij Henry Fielding terug te komen, want daar was het bezoek om begonnen: de man die behalve schrijver van een veertigtal boeken en ontelbare korte verhandelingen ook diplomaat, politicus, filosoof, en rechter was, en ook nog ’ns een van de inspirerende oprichters van het allereerste politiekorps in Londen, ging in 1754 onder zeil van Londen naar Lissabon. Het ging niet goed met Fielding al was hij pas 47 jaar oud. Eerlijk gezegd, hij was stervende. Zijn artsen hadden regelmatig vocht uit zijn maag afgetapt maar dat had niet geholpen; zijn gewicht bleef toenemen, hij kon niet meer zelfstandig lopen, hij moest letterlijk aan boord getakeld worden van het schip dat hem naar Portugal zou voeren. Hij had bovendien zware astma-aanvallen.
Zonsondergang
De kapitein van zijn schip, Richard Veale, had kort daarvoor zijn vrouw verloren en derhalve geen enkel mededogen voor de als altijd eigenwijze en aanstellerige Fielding, die hoe ziek ook, een lastpost van de eerste orde bleek te zijn. Pas toen zijn kat overboord viel en verdronk gaf de kapitein van de ‘Queen of Portugal’ iets van menselijkheid bloot; hij raakte helemaal ontredderd en bleef dagenlang in tranen. De reis duurde veel te lang door wegvallende of verkeerd waaiende winden, en dat droeg niet bij tot verbetering van het gedrag van Fielding. Wel schreef hij er een boek vol over, ‘Journal of a Voyage to Lisbon’, een komische en tegelijk scherpe verhandeling die erkend werd als Fieldings “art’s great sunset.” Het was af net een paar dagen voor hij overleed. Fielding had voor Lissabon gekozen vanwege het warme maar toch milde klimaat en de naar hem werd verteld goede behuizing die er gemakkelijk te vinden was.
Na lange dagen op zee werd eindelijk de Taag bereikt. “Na een paar oude kastelen en andere gebouwen die op ruïnes leken te hebben gepasseerd, kwamen we bij het kasteel van Bellisle (nu Belém geheten) aan waar we een goed zicht op Lissabon hadden. Hier werden we met kanonvuur begroet, een teken dat we niet verder mochten gaan; we moesten de gewoonten van het land respecteren, voor anker gaan, en wachten op de komst van de douane-officieren.” Een van hen bleek een magistraat te zijn die naar de gezondheidstoestand van passagiers en bemanning kwam informeren. Die hoefde slechts een blik te werpen om te weten dat het slecht met Fielding gesteld was. Het gedoe dat volgde leidde tot meer vertraging inclusief hernieuwde gramschap van Veale. Fielding beschrijft het allemaal uitgebreid en signaleert de omvangrijke Portugese bureaucratie (dus toen al …) die bovendien gepaard ging met corruptie, “laag gedrag van ambtenaren.” Hij was al gewaarschuwd door bemanningsleden van zijn schip, schreef Fielding: “Pray, gentlemen and ladies, take care of your swords and watches.” Hij vervolgde dat nooit in zijn leven hij zoiets had meegemaakt als de verachting en haat die “onze eerlijke zeebonken tentoonspreidden jegens deze onbeschaamde Portugese officieren.”
Heuvel met uitzicht
Enfin, het duurde dagen voordat er vorderingen konden worden gemaakt en Fielding van het schip mocht worden gedragen, maar pas nadat “de providore zijn middagslaapje had beëindigd. Waren die Portugezen soms bang dat ze het Paard van Troje hadden binnengelaten?” Het werd er niet beter op toen Fielding ontdekte “door de rottigste stad van de wereld” te worden gezeuld naar zoiets als een koffiehuis. Gelukkig viel het daar, bovenop een heuvel met uitzicht, best mee en was de keuken niet te versmaden, al was de rekening aan de hoge kant. “Het pension ligt aan de Jardim da Estrela die ook een begraafplaats omvat,” schreef Fielding opgewekt. “Daar zijn een paar interessante graftomben te vinden. En de beroemdste is straks die van de schrijver Henry Fielding.” Het was 7 augustus 1754. (Aha, nou heb ik ’t—ik had het bijna goed gezien op het Internet.) Acht weken later was het zo ver dat Fielding ter aarde werd besteld daar, waar hij nu de naaste buur is van tal van onze landgenoten.
Henry Fieldings reisbeschrijving kreeg korte tijd later, in 1755, veel aandacht. De aanleiding werd de enorme aardbeving met tsunami die Lissabon verwoestte en 66.000 Portugezen de dood indreef; iedereen wilde over Lissabon lezen. Zijn reisverslag mocht dan geen roman zijn, hij volgde bij het componeren dezelfde regels die hij voor zijn romans had uitgewerkt en die hem hadden doen schrijven (in mijn vrije vertaling): “Ik wil geestelijke ontspanning verschaffen ten genoege van het grote publiek en ik verwelkom iedereen die maar betaalt.”
Het dagelijks leven
En zo ontstond de massaliteratuur, de massalectuur. Chronologie met historische of actuele gebeurtenissen; het noemen van voornamen en familienamen; het gebruik van citaten om het relaas te verlevendigen; het aandacht geven aan “true-to-life” dagelijkse belevenissen in plaats van aan de klassieken ontleende plots – dat was de kern ervan. Triviale details “mochten” vanaf dat moment een plaats hebben, al was er eerst natuurlijk veel kritiek op en werd indringend gewezen op “het gevaar voor kinderen en vrouwen.” Zo gaat dat nog altijd bij al of niet schokkende ontwikkelingen in de wereld; de argumenten om iets vooral te laten bij het oude en vertrouwde slaan nog altijd als een tang op een varken, om het eens netjes te zeggen.
Pieter Schildt zegt
Interessant artikel, Ton. Weer een reden om als we weer eens in Lissabon zijn om daar meer te gaan kijken.
Scarlett zegt
Hallo Ton,
Met plezier je artikel gelezen.
Je hebt het over de, volgens jou, enige Engelstalige Anglicaanse kerk in Portugal. Maar op Madeira is ook een Engelstalige Anglicaanse kerk (en in andere plaatsen zoals Porto ook).
https://www.facebook.com/holytrinitymadeira/?rf=331287090233521
http://www.holytrinitychurchmadeira.com/
Maar misschien begrijp ik het niet goed en bedoel je iets anders?
groeten van Scarlett
ton haak zegt
Mijn fout–ik wist niet van die andere kerken, had beter moeten researchen…
Dank, Scarlett. Ton