Ik zit aan mijn eerste kop thee. Het is nog vroeg. De telefoon gaat. Een hese stem zegt in mijn oor dat hij gisteravond is overleden. Begrijp ik het goed? “O Sr. Fernando?” “Ja”, is het antwoord. Onze buurman. Weg. Voor altijd?
Onverwachts, nog. Ja, hij had een tumor, maar was daarvoor succesvol behandeld en geopereerd. Zijn herstel was voorspoedig. En toen ging het mis. Hij liep naar zijn hondje om hem een aai te geven, hij wankelde en gleed op de grond. Ana, al 50 jaar zijn beste maatje, ving hem op en in haar armen voer hij weg naar het onbestemde.
Geluk bij ongeluk
Hij heeft niet geleden, zeggen ze als in koor.
Diezelfde dag overleed een jongen, nog geen 20 jaar, door een ongeluk met zijn brommer. Gierende remmen, een knal, ook zijn dood was abrupt en pijnloos. Hij en buurman Fernando lagen naast elkaar, ieder op zijn eigen koele baar.
Slangetjes en buisjes
Nog geen week later stierf Sr. Mário, een andere buurman. Kort geleden had hij nog bij ons aangebeld, triomfantelijk, met een brede lach en een volle zak heerlijke tomaten uit zijn moestuin. Hij was een beetje ziek, dat wel, maar niet erg. Hij had best nog een tijd meegekund. Plotsklaps grijpt covid hem bij de lurven. Ruim een week ligt hij op de IC, of ook hij pijnloos is weggegleden, ik ben bang van niet.
Het afscheid van buurman Fernando is onze tweede Portugese teraardebestelling en grijpt ons emotioneel bij de strot. Hij was als een zorgzame vader. Als hij ons een paar dagen niet had gezien, kwam hij ongerust bij ons aanbellen. Waren we soms ziek?
De kerkdienst is niet besloten. De banken zitten aardig vol met dorpsgenoten. Ze luisteren naar de zalvende stem van de pastoor, die monotoon uit de bijbel citeert. Mijn gedachten zeilen terug in de tijd. Ik sta naast de kist van mijn vader voor een halfvolle aula met familie en vrienden. Ik spreek over alles wat hij heeft ondernomen, zijn successen en zijn worstelingen. Ik citeer hem. Voor velen zijn dat bekende uitspraken, er wordt geglimlacht, hier en daar klinkt een lach en gesnik.
Het eeuwige leven
Ik eb terug naar de kerk. Ik ben mijn bril vergeten en kan niet zien wat zich bij het preekgestoelte afspeelt. Het duurt verschrikkelijk lang. Iedereen prevelt braaf wat de pastoor voorspreekt. Het gaat over verlossen en verrijzen, over zonde en dood. Niet te harden! Ik loop naar buiten.
Verlossing
De klokken beginnen te luiden. Eindelijk. Een vrouw komt naar buiten. Enkele uren eerder had zij ons vriendelijk te woord gestaan en uitgelegd waar we met onze rouwkrans terecht konden. Nu is zij gekleed in een wit gewaad. In haar armen een groot kruis dat ze recht voor zich houdt. Achter haar volgt de buurman in zijn kist, gedragen door onbekenden. Daarachter loopt Ana met een van hun kinderen. Het andere kind bevindt zich aan de andere kant van de oceaan. Hij mag zijn nieuwe vaderland uit, maar kan er dan niet meer in. Afscheid nemen van zijn vader zit er dus niet in.
De kerk stroomt leeg en vormt een lange rij achter de kist. Degenen die de kerkdienst niet bijwoonden sluiten achter aan. Op de begraafplaats splitst de rij zich in drie groepen: links, midden en rechts.
Afscheid voor altijd
Wat er dan gebeurt, laat zich gissen: er wappert een doek, er klinkt een hartverscheurend huilen. Mijn tranen blijven stromen door Ana’s ontroostbare verdriet als de kist langzaam in de donkere diepte verdwijnt.
Verrijzenis
In de diepte ligt de buurman. Op de kist is een kruis met corpus gemonteerd.
Jurgen zegt
Hai Lotte,
Een mooie beschrijving.
Jurgen
Lotte Akkerman zegt
Dank je, Jurgen, ik hoop dat ik ook een keer iets van jouw hand hier zou kunnen lezen.