“Ik rijd geen meter verder.” We staan op een richeltje en ik kijk de afgrond in. Twintig minuten tuffen we al als een slinger in de kerstboom naar boven op de smalste weg ooit. Het lijkt drie uur. Het regent en de weg raakt glibberig. Af en toe verliest ons campertje zijn grip en neigen we richting ravijn. Ken je dat programma De gevaarlijkste wegen van de wereld? Voilá!
Door gastschrijver Marian Nissink
Ik vind het eerst allemaal hilarisch, maar dat vergaat gauw. De ramen van de camper zijn beslagen door Pieters angstzweet, alsof we door een dichte mist rijden. Stop er zijn hoogtevrees bij en je snapt de spanning, ik voel zijn doodsangst in mijn bilnaad. Hij kijkt me boos aan: “Waarom heb ik precies van alle vrouwen een avonturier als vriendin?”
Het witte Pandaatje voor ons stuitert vrolijk over het onbegaanbare pad. Het is de makelaar. Ze heeft het al duizend keer gereden, dat is duidelijk. Ik zie het speelgoedautootje bij elke bocht zuchten, het wacht geduldig tot wij de bocht om zijn gekropen.
Huizenjacht
Het is onze eerste bezichtiging in Portugal. Vlak bij Monchique, boven in de Algarve in het binnenland. Een prachtig berggebied met huisjes die ooit door een reus als dobbelstenen over het land zijn gestrooid. Er staat eentje te koop in een gehucht van zeven huizen. Hopelijk komen we daar ooit aan. We weten al dat dit het niet gaat worden, maar ik wil per se kijken.
Een stukje Madeira in de Algarve
Mijn hoofd tolt van de adrenaline en toch ook van de waarachtige schoonheid van deze vallei waar eucalyptusbomen de scepter zwaaien in alle zintuig-opzichten. Ik draai het raam open en snuif de geur in waarbij ik onmiddellijk in Madeira ben. Een heimweescheut naar thuis.
De makelaar
Er stond nergens in de beschrijving dat je eerst een paar kilometer langs afgronden moet, dat het huis wel erg afgezonderd ligt en dat van het hele dorp er maar één huis bewoond wordt door een stokoud kattenvrouwtje en dat de overige huizen in verval liggen. Dat horen we pas bij aankomst, nadat we uit de camper vallen en eerst tien minuten moeten bijkomen.
De opgewekte makelaar babbelt ondertussen honderduit, een mengeling van Engels en Portugees, we verstaan alles dankzij onze kennis van het Spaans. Een labrador komt op ons af, hij grijnst zijn tanden bloot en gaat op mijn voeten op zijn rug liggen: aai mij! Hij blijkt van het kattenvrouwtje, nou ja, met wat fantasie dan. “De bewoners zijn toevallig thuis,” zegt Isolabella.
Je moet er wel even doorheen kijken!
Ze stapt kordaat het huisje binnen en begint een partij Portugees te oreren. We wachten op de veranda waar een buitenkeukentje lonkt, Portugese tegeltjes pronken en een tafeltje uitnodigt. Niks ervan, we kunnen naar binnen, wenkt de makelaar. Het is pikdonker en bloedheet binnen. Ik moet eerst even mijn ogen laten wennen, gelukkig geeft de houtkachel in de hoek wat licht. We vallen direct de woonkamer in die bomvol staat met meubels, potten, pannen, die gewoon doorlopen op de muren tot aan het plafond. Op de uitgezakte bank zitten twee geesten zo op het eerste gezicht. Catweazle en zijn broer! Ze hijsen zich kreunend uit de bank, wrijven wat over hun verkreukelde kleding en blijven onhandig staan. Zoveel personen in zo’n klein kamertje geeft dat liftgevoel waarbij je uit wanhoop maar naar het plafond staart. Ik geef ze uit onhandigheid een hand, ze schrikken zich kapot maar vermannen en lachen hun drie tanden bloot. Isolabella duwt ze zacht de deur uit, waar ze op de veranda wat drentelen. Ik krijg ineens het vermoeden dat de mannen bij de koop in zitten.
La grande bouffe
We staan midden in een filmscène. De Catweazles waren net aan het eten, hun borden staan op het piepkleine tafeltje. Er drijven vette bellen rondom een stuk afgekloven zwijn. Hier in de regio is het summum van genot de porco preto: zwart varken. Naast de borden liggen knoerten kaas en een brok zwoerd. Ik blijf maar staren en voel me een vegetarische sok die niet past in dit decor. Ik ruk me los en Isolabella roept dat we overal mogen kijken, alsof het een kasteel met 19 kamers is in plaats van een boerenschuur van 40m2.
We wurmen ons langs een gordijn (dat is de deur) en staan in een van de slaapkamers. Nisjes vol heiligheid, een bebloed kruis aan de muur en een keurig opgemaakt bedje, waar sowieso de voeten ver uitsteken bij het slapen.
Aan de andere kant van het woonkamertje is net zo’n slaapkamer, identiek. We kruipen richting badkamertje, waar de douchecabine een soort koker blijkt en de uit elkaar vallende kledingkast bij gebrek aan ruimte hier maar is neergezet. Je moet geen last van claustrofobie hebben, mocht je hier willen settelen.
Recht van overpad
Oh, en er is een groot stuk grond bij. De frisse lucht buiten geeft me de broodnodige zuurstof na bijna een kooldioxidevergiftiging. De grond ligt aan de overkant van de weg. Ooit was hier niets, vertelt Isolabella, maar toen besloot de gemeente dat hier een weg moest komen. Dus werd deze gewoon dwars over de grond voor het huis langs aangelegd. Recht van overpad, zeg maar.
De zenuwen voorbij
Pieter probeert uit alle macht iets van telefoonbereik te krijgen door zo hoog mogelijk in de lucht te reiken met zijn mobiel, maar nul. “Vergeet niet een selfie te maken,” roep ik gierend van de lach. En van de zenuwen. Alweer een woeste blik. We kletsen nog even over koetjes en kalfjes en ik bedank de mannen, die van pure opluchting hun bel wijn in een teug naar binnen gooien. Ze zwaaien wel erg uitbundig terug.
Anticlimax
En ja. Dan weer naar beneden. Ietsjes meer gewend maar toch hebben we alles naar elkaar uitgesproken, voor het geval dat… We kruipen de berg af. Ik prevel af en toe een opbeurend woord maar Pieter zit als een bevroren pop achter het stuur: opperste concentratie. Pas onderaan de berg ontdooit hij.
We rijden rechtstreeks naar ‘ons’ strand, bestellen grote glazen wijn bij onze getatoeëerde en bekettingde man en eten samen met familie mus een salade met door de mama zelfgemaakte hummus. We kunnen niet meer stoppen met lachen. De spanning loopt als een ballon leeg over mijn wangen.
Antonius J.van den Broek zegt
Ja dit ken ik nog van ongeveer 38 jaar terug. Op zoek naar een huisje in de Algarve, de achtertuin was schuin naar beneden. In alle rust hebben wij onze zoektocht voortgezet en zijn per toeval in de Alentejo terechtgekomen omdat mijn vrouw vond dat de was van ons en de kinderen gedaan moest worden. We vonden een klein huisje van vijf bij vijf meter, binnen verdeeld in vier delen met zandmuren net hoog genoeg om er niet overheen te kijken, ingang naar de ruimtes zonder deuren en we keken tegen de dakpannen aan. Ervoor een tuin van 5 bij 11 meter met drie sinaasappelbomen en een citroenboom en dit alles overgroeid met braamstruiken. Met veel overmoed, we waren toen 38 jaar, zijn we begonnen om dit bouwwerk te renoveren. Alle muren eruit, het zand van de muren kwam goed van pas in de tuin, want die liep van de straat af schuin naar beneden, de stenen die eruit kwamen gingen in het pad dat naar het huisje ging, zo werd de tuin recht. Ook moest er een wc en douche in komen, in Nederland zou je met een schop al snel enkele meters diep komen, maar na tien centimeter was dit het einde van de schop. Met een pikhouweel zijn mijn vrouw en ik nog twee maanden bezig geweest, hadden na de verbouwing die we zelf deden een woonkeuken van drie bij vier vijftig, twee slaapkamers van een zeventig bij een zeventig en een douche en toilet. Later met hulp van de buren en een tekenaar bij het stadhuis hebben we er een etage opgezet. Mooie tijd als we daarop terugkijken. We kregen daardoor een goed contact met de plaatselijke bevolking, dat tot nu toe bewaard is gebleven.