In het late voorjaar van 2015 beland ik, door mijn hang naar grensgebieden, in een bijzonder dorp. Ik sta op de kade van Mourão en kijk uit over het stuwmeer van Alqueva. Wat groot! En wat een rust gaat ervan uit.
Mourão, waar ik thee gedronken heb in zo’n typisch Portugees café – twee tafeltjes voor de deur en zes stoelen – heeft me al vrolijk gestemd en ik wil hier wel een poosje blijven. Ik stap uit mijn bus en spreek een man aan die zijn hond uitlaat. ‘Is hier een camping in de buurt meneer?’ ‘Nee, maar u kunt rustig hier blijven overnachten hoor, hier aan de waterkant, não há problema.
Maar bent u al eens dáár geweest?’ Hij wijst naar een van de overkanten van de grillig gevormde watermassa. Een verrekijker zou handig zijn maar uiteindelijk zie ik toch wat witte vlekken in de late middagzon. En zo word ik op het spoor gezet naar Aldeia da Luz, gelegen in the middle of nowhere in het uiterste oosten van Alentejo, vrijwel in Spanje. ‘Er loopt maar één weg die kant uit, dus u kunt het niet missen. Gewoon Mourão uitrijden en bij de rotonde rechtsaf slaan. Na een kilometer of zeven ziet u een bord: Luz, rechtsaf.
Nieuwsgierig geworden kijk ik de man aan. ‘Het is een spiksplinternieuw dorp, alles is dertien jaar geleden in één keer gebouwd.’ ‘Hoe dat zo?’ wil ik weten. ‘Toen is dit stuwmeer aangelegd en het oude Aldeia da Luz lag zo laag dat het onder water is verdwenen. ‘En de bewoners wonen nu met zijn allen in een nieuw dorp?’ ‘Precies’, zegt de man.
Het is al behoorlijk laat en ik heb nog geen slaapplek voor de nacht, niettemin besluit ik er ogenblikkelijk heen te rijden. Hier moet ik het mijne van weten! Een kwartier later rijd ik het dorp in.
Drie of vier identieke vrij lange straten, met rijen identieke huisjes, Alentejaanse stijl, zonder verdieping maar opvallend breed en diep. Ik kletter met mijn banden over de kinderkopjes maar er zijn geen mensen om hiervan op te schrikken, de straten zijn verlaten, evenals een plein met een fonteintje in het midden en bankjes eromheen, kennelijk bedoeld als centrum van het dorp.
Tot mijn verbazing zie ik een bord met een camper erop getekend en een pijl die naar links wijst. Zou ik daar kunnen overnachten? Aan de rand van het dorp is zowaar een camperplaats met een rioolput en een waterkraan en ik nestel me met mijn kabouterbusje tussen de reuzencampers. Uit Frankrijk, uit Duitsland, uit Nederland. Ook een uit Portugal, zie ik.
Ik fiets nog gauw even het dorp in. Hobbeldehobbel over de keien en daar rijd ik alweer aan de andere kant het dorp uit. Resten nog zo’n 500 meter naar de oever van het meer. Onder bij het water vind ik een kerkje, waarvan ik later leer dat het een replica is van de kerk in het oude dorp. Het kerkje staat tegen het kerkhof aan en helemaal beneden, verdekt opgesteld, ligt een klein museum, waarin, zo lees ik op de deur, de geschiedenis van het dorp wordt verteld.
Museum
De volgende ochtend om half 10 gaat het museum open. Ik drink eerst een kop koffie in een van de drie cafés die er van buiten identiek uitzien, met hetzelfde trappetje voor de deur en hetzelfde piepkleine omweggetje voor rolstoelen en kinderwagens. En misschien voor rollators?
‘Ik heb gehoord dat dit dorp pas 13 jaar bestaat’, zeg ik tegen de eigenaresse die in Alentejaans tempo uma meia de leite, koffie-met-melk, voor me komt neerzetten. ‘Ik ben benieuwd hoe dat gegaan is. Kent u iemand die hier graag over vertelt?’ Ja, weet ze meteen, de overbuurman. Na de koffie wenkt ze me mee naar de overkant van de straat en klopt aan. Helaas, de buurman heeft hoofdpijn, dus vandaag liever niet. Ben ik trouwens een journalist? Nee, ik ben een nieuwsgierige voorbijganger. Oh.
Onderweg naar het museum vergaap ik me aan de openheid van het landschap. Eindeloze vlaktes rondom een grillig gevormd meer. De bebouwde kom van het dorp zie je makkelijk over het hoofd, ware het niet dat een grijsbetonnen watertoren, die in mijn herinnering wit zal worden, hoog boven de daken uittorent. Dit dorp is gebouwd op een lege vlakte zonder groen. In het dorp staan langs de straten en op het plein piepjonge boompjes hun best te doen om op te groeien en boven sommige schuttingen piept al paarse en rode bougainville uit.
Mijn dorp woont hier niet meer
In Museu da Luz tref ik vooral foto’s aan: foto’s van toen en foto’s van nu. En kaarten en plattegronden. Maar de meeste indruk maakt een film van een dik uur, gemaakt door een van de dorpsbewoners. Deze film, met de veelzeggende titel: ‘A minha aldeia já não mora aqui’ (mijn dorp woont hier niet meer), geeft een hartverscheurend beeld van een dorp-in-nood, zo zou ik het met gevoel voor drama, willen typeren.
Beelden van de bewoners in hun oude omgeving, veelvormige huisjes en hutten aan kronkelweggetjes, eeuwenoude bomen in grote tuinen, waterputten en wasplaatsen. De mensen verbouwen er allerlei gewassen en je ziet ze in de weer met het rooien van aardappels waarbij de hele buurt meehelpt en met zakken vol naar huis tijgt. Er is een varkensslacht, er is een familiefeest, de doop van een nieuwgeborene.
We zien ook fragmenten van een sombere voorlichtingsavond waar de bewoners verslagen zitten te luisteren naar heren in pak met nog net geen stropdas. En met gladde praatjes. Het was natuurlijk heel triest dat ze moesten verhuizen maar ze zouden er flink op vooruitgaan. Een nieuw huis, stel je voor, met elektriciteit en stromend water en fantastisch geïsoleerd. En het dorp zal zoveel mogelijk identiek worden nagebouwd, slechts 3 km verderop. Met een spiksplinternieuwe geasfalteerde toegangsweg. Ze zullen blijven wonen naast dezelfde buren en hetzelfde adres behouden.
Een enkele vraag die de bedremmelde bewoners stellen, wordt met een ontstellend gebrek aan begrip en inlevingsvermogen beantwoord.
Je ziet vervolgens een katholieke afscheidsdienst, waarbij de voorganger het heeft over persoonlijke opoffering voor het gemeenschappelijke doel: een betere waterbeheersing. En je ziet een hartverscheurend afscheid van het oude kerkhof. De mensen staan verspreid over deze lommerrijke plek en staren verdrietig naar de bekende namen op de grafstenen. Tot slot wordt, plechtig bijna, het hek gesloten en druipen de mensen af, frunnikend aan verfrommelde zakdoeken. Ook de doden zullen verhuizen, met graf en al. En het kerkje ernaast zal volmaakt identiek worden nagebouwd.
Je ziet een familie die temidden van een enorme bouwplaats hun nieuwe huis in aanbouw bezoekt. Ze betreden met grote ogen het kleine keukentje, -Waar moeten we nu het varken slachten? En de worsten roken? – en ze kijken ongelovig naar de hoog ommuurde ‘achtertuin’: ‘We zien hier niks, alleen witgekalkt beton’. ‘Die muur slopen we gewoon’, zegt de heer des huizes ferm. Maar tot op heden zie ik slechts huizen met hoog ommuurde binnenplaatsen.
De dagen erna probeer ik in gesprek te komen met mensen in het dorp. Ik registreer droevige en meewarige gezichten, schuddende hoofden en bij menigeen zitten de tranen hoog. Zelfs de vertegenwoordiger van het gezag, de presidente da freguesia, een levendige vrouw van rond de 30, drukt zich uit in kritische bewoordingen. ‘Van het voornemen een replica te bouwen van het oude dorp is weinig overgebleven. Om bouwkundige redenen. De meeste buren wonen weliswaar weer naast elkaar, maar de straten zijn te breed opgezet en de voordeuren te ver uit elkaar, waardoor de sociale samenhang van de oude dorpsgemeenschap is verdwenen. Je komt elkaar eenvoudigweg niet meer tegen. En het dorpsplein, je waait er van je sokken, nee. Op ons oude dorpsplein zaten we beschut, in een soort vallei, nu kun je net zo goed met zijn allen bovenop een berg gaan zitten’.
Hier vind je een teaser van de film “A Aldeia da Luz não mora aqui” – 1 minuut.
Later vind ik op internet een artikel met vrijwel de titel van de film: ‘A Aldeia da Luz não mora aqui’. (Aldeia da Luz woont hier niet). Het is verschenen in a Renascença, cultureel maandblad, in 2015, het jaar dus dat ik hier voor het eerst was. Het dorp telde toen 270 inwoners, tegen 450 in het oude dorp. Ik lees ook, dat grondbezitters weliswaar evenveel grond tot hun beschikking hebben gekregen als voorheen, maar dat dit in vele gevallen (nog steeds) niet correct geregistreerd is, waardoor erfenisproblemen aan de orde van de dag zijn
Toerisme
Vooralsnog loop ik me hier te verbazen dat het dorp zo ver van het meer ligt. Een levendige kade, een cafeetje aan de oever, een eethuisje, bankjes, bedrijvigheid op het water, ik fantaseer het er moeiteloos bij. En toerisme. Die wonderlijke camperplaats, hoe is die er in godsnaam gekomen? Er zijn nauwelijks sporen van recreatie te vinden. Plaats genoeg zou je zeggen en aan rust en schoonheid geen gebrek. Waren de mensen zo murw geslagen dat ze de boel de boel maar lieten?
In het artikel lees ik echter dat er al heel wat initiatieven zijn geweest, die allemaal zijn doodgebloed in eindeloze bureaucratie. Alleen twee broers blijkt het gelukt te zijn een handel in aromatische kruiden van de grond te krijgen, die internationale allure heeft verworven.
Er schijnt een rivierstrand beloofd te zijn, met bijbehorende voorzieningen en je kunt zien waar het had moeten komen. Een paar Franse campers hebben het plekje ontdekt, onder aan het water, vlakbij het kerkhof, en zij brengen er de dag door in zalige rust. Tegen de nacht keren ze terug naar de camperplaats, om hun afval te lossen en water te laden. En te overnachten. Wat te denken van pleziervaart op het immense meer? Hetzelfde verhaal, ook hier wordt melding gemaakt van doodgebloede initiatieven.
Vier dagen en nachten blijf ik in Luz die eerste keer. Ik fiets langs eindeloze olijfgaarden, sla weggetjes in die verdwijnen onder water, – het stemt me weemoedig.
Ik raak thuis in het café van Ermelinda, die eenvoudige doch verrukkelijke maaltijden kookt en waar ik mijn opladers in het stopcontact mag steken, ik doe middagslaapjes onder de kurkeiken bij het olijvenbos en overnacht op het asfalt van de camperplaats. Tevergeefs zoek ik naar beschutting tegen de hitte van de dag, ’n tijdelijk dak boven mijn hoofd zou niet gek zijn. Maar helaas, zelfs de presidente da junta kan niets voor me vinden …
Op zoek naar verkoeling was ik al ‘in gevecht’ geweest met een kleine vrachtwagen om de enige boom die schaduw gaf, een boom waarop ik natuurlijk totaal geen recht had.
Zowel in det voorjaar van 2016, 2017 en 2018 heb ik Aldeia da Luz aangedaan. Het waren bliksembezoekjes, feesten van herkenning en tenslotte liepen ook deze uit op een vlucht voor de hitte. Dan is het juli 2019. Opnieuw popel ik om erheen te gaan, hoe zal het daar zijn?
Mijn plaatselijke stamcafé
Ik wil mijn plaatselijke stamcafé weer inlopen en de glimlach zien doorbreken op het vermoeide gezicht van dona Ermelinda. ‘Ah, daar ben je weer?’ Ik wil haar verrukkelijke costeletas aceboladas (met gebakken uien overladen gestoofde varkenskoteletten) eten en vragen of er nog nieuws is.
Dit antwoordde ze het jaar ervoor: ‘Nou, de waterstand van het meer was in het vroege voorjaar zo laag dat het mogelijk was het oude dorp of wat ervan over was, te bezoeken. We zijn erheen geweest, met een hele club. Met auto’s tot aan de oever en verder te voet door de modder’. Ik stel me er een soort wadlopen bij voor. ‘Hoe was het daar?’ Monsterend kijkt ze me aan, wil ik het werkelijk weten? Dan buigt ze zich over de toog en fluistert me toe: ‘Ze hebben indertijd alles afgebroken voordat het water steeg, maar ik heb een stukje fundament van ons huis gevonden. Triste’, zegt ze en ze schudt haar hoofd.
Het weerbericht voorspelt een aantal hete dagen in Luz, boven de 30°, zelfs 38 op zaterdag, en dat betekent dat ik er beter niet heen kan gaan. Ik zie me alweer naarstig speuren naar schaduw voor mijn bus. Ik heb weliswaar airco laten aanleggen maar die heeft elektriciteit nodig. Dat ik daar nog eens zo naar zou verlangen … Elektriciteit. Voor de airco dus, en voor de telefoon, de laptop, de i-pad en mijn e-reader. Lieve hemel, waar ben ik mee bezig :-).
En dan vind ik plotseling op airbnb een hotel met de naam Aldeia da Luz, gelegen aan het stuwmeer van Alqueva! Op de foto zie ik dat het een van de vele identieke Alentejaanse huisjes betreft, helaas niet te boeken via Internet. Erop af dan maar, de hitte tegemoet.
Lees hier het vervolg: Aldeia da Luz (2)
han zegt
Wat leuk Ellen, je hier weer tegen te komen, met je warme en betrokken verhaal over Aldeia de Luz.
Rob Does zegt
Wat een leuk en goed geschreven verhaal. Tjonge, wel triest hoor. Ben benieuwd naar het vervolg.
Ellen zegt
Hallo Han
Indirect heb jij me op het idee gebracht met mijn verhaal naar Portugal Portal te gaan… Toen je me namelijk liet weten dat je mijn idioomlijst nuttig vond voor jouw rubriek in Portugal Portal.
Gerard zegt
Geweldig mooi, we denken erover om er volgend jaar er naar toe te rijden,
komen er toevallig langs.
Ellen zegt
Dat wordt dan bivakkeren op de camperplaats, Gerard?
Ton Haak zegt
Wat een verhaal. Ik kan niet wachten tot het vervolg er is.
Liz zegt
Prachtig verhaal en leuk geschreven. Ken dat gebied, dus gaan er weer eens heen. Dank!
Ellen zegt
Het lijkt me leuk als daar opeens een boel Nederlanders verschijnen!
Jan zegt
Beste Ellen,
Mooi geschreven zie uit naar het vervolg. Dank
Jan
Brenda Aben zegt
Prachtig verhaal met veelzeggende foto’s. Maar ook hartverscheurend te lezen hoe er met de bewoners is en wordt omgegaan.
Ellen zegt
Olá Brenda
Ik trok me het lot van de mensen zó aan dat ik zelfs een brief aan Costa geschreven heb om hun lot onder zijn aandacht te brengen. In het najaar ga ik ‘controleren’ of het geholpen heeft 😉
André van de Ven zegt
Bijzonder om hierover te lezen. Ik kijk uit naar het vervolg! Mijn dank voor deze boeiende en mooi geschreven ervaring.
Ik heb Aldeia da Luz ooit bezocht voordat het stuwmeer er was. Vandaar ook!
Ellen Damen zegt
Hallo André
Op mijn beurt ben ik blij verrast met jouw reactie. Dus jij bent ‘daar’ geweest, zoals de bewoners het oude dorp aanduiden… Hoe was het daar en heb je er toevallig foto’s gemaakt?
Marit Toet zegt
Mooi verhaal en trieste werkelijkheid…
Bedankt!
Martin Ponte zegt
Heel mooi geschreven. Ik voel de pijn van de bewoners en hun machteloosheid. Knap hoor!
Vasco da Gama zegt
Olá Ellen,
Dank voor je mooie verhaal. Heel interessant. Ik ben al vaker bij dat stuwmeer geweest maar nog niet in Mourão en Aldeia da Luz. Als ik weer in de buurt ben zou ik graag de costeletas acebolas van dona Ermelinda wel eens willen proeven. Hoe heet haar restaurant en wat is het adres? Met belangstelling zie ik je antwoord tegemoet.
Obrigado e cumprimentos,
Vasco da Gama
Ellen zegt
Hallo Vasco
De uitspanning van dona Ermelinda heet café Lousã en iedere dorpsbewoner zal je er onmiddellijk heen begeleiden. Ik stel me zo voor dat ik op een dag daar, hongerig, binnenstap en ‘iemand’ aan de costeletas aceboladas zie zitten. Mag ik dan bij je aanschuiven?
Vasco da Gama zegt
Naturalmente. Ik bestel gewoon een dubbele portie en hou een stoel voor je vrij.