Natuurlijk is het café een plek op aarde waar de Portugese man zich meer dan prettig voelt. Het verklaart de gevaarlijke haast waarmee hij zich per auto of brommer door het verkeer kronkelt zodra het werk het werk gelaten wordt. Het gas helemaal open of een beetje, het betekent vijf minuten eerder of later bij de vrienden aan de tap.
En soms wat doden en gewonden, sprak de cynicus. Meestal foeterend op al ‘die slakken’ in het verkeer komt hij het etablissement binnen, schudt slappe handjes, kijkt daarbij steeds naar de volgende kameraad, drinkt het al klaar gezette glas in één teug leeg en heeft algauw weer de draad te pakken van het gesprek.
Vrouw en kinderen bestaan even niet voor hem. En straks – als hij onvast van de aperitieven thuis geraakt – nog maar ’n beetje. Want na de maaltijd en grote delen van het weekeinde verblijft Paulo (laten we hem zo maar even noemen) in zijn adega. Als hij eenmaal in zijn wijnkelder is, mag zijn huis instorten, het dorp afbranden, de wereld vergaan. De adega is a man’s world. Op het platteland (maar ook in de bergen) zijn vele adega’s. Ook waar slechts aardappelen en uien groeien en geen druiven. Het zijn miniaturen, naar persoonlijke smaak ingerichte ruimten die slechts heel in de verte iets gemeen hebben met de grote, commerciële wijnkelders, ingericht om wijnkoper en toerist tot ruime besteding aan te zetten. De boerenadega is als het ware de crèche voor mannen. Vrouwen hebben hier niets te zoeken. Niks geen wasmachines, wringers of diepvrieskisten in de meestal koele, donkere ruimte op de begane grond. Ook geen strijkplanken, zwabbers, wasmanden of haardroogkappen in dit mannenheiligdom. Om die reden telt onze adega niet mee. Anders moeten we de helft eruit slepen.
Het belang van de adega is zeer groot. Hoofdschuddend stond het mannelijk deel van het dorp Alveite Grande de bouw gade te slaan (daar was wel tijd voor) van het nieuwe huis van Albert en Ria. Een ruim en zwierig huis met zadeldak en garage en er was zelfs een waterput geslagen. Een casa bonita, dat wel, maar het was geen goed huis. De twee estrangeiros hadden iets essentieels vergeten. Heel stom, maar waar was de adega? Nu werd de onderste verdieping gevormd door een sala, keuken, bijkeuken en hal. Maar op die plaats had juist de adega moeten zijn. Wat een blunder was dat en een adega kost bijna niets extra! Het publiek had er geen goede woorden voor. De Portugese bouwer wist zich ook geen raad en mompelde verontschuldigend dat het allemaal zo op papier stond. Een echte Portugees woont immers met de beentjes van de vloer. Een eeuwenlange geschiedenis van vocht, muizen, ratten en graaiend zwerfvolk heeft hem al vroeg doen besluiten om ‘boven’ te gaan wonen. Hoog, droog en veilig en je had zo ook nog een beter zicht op wat de buren uitvraten.
In ons dorp heeft ook elk huis zijn adega; en niet alleen omdat ter plaatse een fameuze druivensoort in goed drinkbare wijn wordt omgezet. De dichtstbijzijnde is van ‘kleine Mario’ (de grote versie komt zo ter sprake), onze buurman. Mario heeft er met zijn kleine gestalte een gezin met zes zonen uitgeperst, natuurlijk met hulp van de gezette Adelia. In dat huisje? Ja, in dat kleine huisje, waarvan nu meer dan de helft wordt ingenomen door een adega. De kinderen sliepen in bedjes, omringd door aardappelen. Het is hier stil, bijna koud en duister. De gepensioneerde bakker troont zijn bezoek trots lang de kostbaarheden. Maar eerst moet er een ‘tinto’ getapt worden uit een van de houten vaten. Zes staan er, elk 120 liter eigengemaakte wijn bevattend. Vier rood en twee wit en die witte moeten we ook proeven. Het is de oogst van het jaar ervoor.
Komt de kleine Mario hier de zomer wel mee door? informeren we bezorgd. Waarschijnlijk wel, maar daar, die twee vaten achterin, die zijn nog van twee jaar terug. Die zijn er ook nog. Ze worden vast en zeker geopend als het jongste kleinkind in het najaar zijn eerste communie in de kerk doet. Wij zijn alvast uitgenodigd. En dan moeten we natuurlijk ook de aguardente proeven: glashelder en oersterk. Nu! De oude bakker toont trots de rondom hem uitgestalde waren: tuingereedschap, een antiek kinderfietsje, trouwfoto’s, een windbuks, nummerplaten van eerder bezeten auto’s, een roestige bromfietstank, veel visgerei, een doosje verse maden, en… nu komt het.
Mario’s oogjes draaien onschuldig rond. Hij opent een blikken sigarettendoosje uit de tijd van Salazar en laat het licht van een peertje schijnen op jawel, zijn allereerste preservatief. Hij ontrolt het rimpelige rubber op een vinger, kijkt dromerig in de verte en zucht eens diep. Dat waren nog eens tijden, lijkt hij te denken. De lichte terughoudendheid op ons gezicht wordt niet opgemerkt. Na een olijke knipoog gaat het blikje weer dicht en vervolgens laat hij zijn fraaie verzameling oude profielschaven zien. Mario is ook timmerman geweest, wijst op een houten keukenstoel, die veertig jaar oud, maar ‘nog beter dan nieuw’ moet zijn. Maar we moeten weer eens door. Aan de muur zien we nog de sikkel hangen, waarmee Mario − na zich aan zijn eigen wijn vergrepen te hebben, zijn echtgenote achterna zat. Adelia, vertelde het op een dag toen haar marido een dorp verderop aardappelen aan het poten was. Ja, zo’n adega heeft ook een keerzijde.
Het souterrain van Sebastião, de hoek om en aan het einde van het hoofdstraatje, ruikt erg naar opgeslagen groenten. Daar liggen de nieuwe aardappelen, ginds nog de oude, terwijl de uien in dikke strengen aan een spijker hangen die in een van de eucalyptushouten steunbalken is geslagen. Meestal zit Sebastião – enkele jaren geleden getroffen door een lichte tia– in een rotanstoel. Aan een poot zit een fel, speels hondje gebonden, dat in het strakgespannen touw hangend naar het bezoek hapt. Iedereen weet dat de witte wijn van Sebastião voortreffelijk is, maar zijn rode te fruitig. Hij moet zijn pipas (vaten) eens goed spoelen, zegt men in het dorp. We zien houten staken, kisten met appelen, weckpotten met een rode substantie, wel drie harken, een soort patjol en een verzameling hakbijlen. Verder houten en plastic kisten, bossen touw en rollen ijzerdraad, een Sachs-bromfiets met lege banden, een kalender met een pin-upgirl voor een Volvo-truck. De vloer is van aangestampte aarde en er is verder niets van vrouwelijke of huishoudelijke aard in de ruimte aanwezig. Ja, misschien het vuile glas, dat op een over een wijnvat gelegde theedoek op gebruik wacht. Het is het glas dat wij nu om beurten gebruiken met de onovertroffen witte wijn van deze trotse ex-vrachtwagenchauffeur.
Het aangenaam koele heiligdom van ‘lange Mario’ is op roepafstand. Vanaf de zonbeschenen straat zie je nooit of de grijze zestiger er wel is. Maar de kans is groot dat hij je allang heeft gezien. Zijn verschoten crapaud staat zodanig dat híj iedereen en niemand hem ziet. Hij is niet schuw, hoewel hij al jaren niet meer in het café komt. José, de kastelein en de gasten zijn allang klaar met de op klagende toon vertelde verhalen over het ongeluk dat hem jaren geleden bij het houtkappen (plaatselijk een belangrijke bron van inkomsten) overkwam. Lange Mario struikelde met een draaiende motorzaag. De val kostte hem drie vingers en een diepe vleeswond. Sindsdien werkt Mario niet meer, maar probeert iedereen te interesseren voor zijn weduwnaarschap en zijn ongelukkige val en de als gevolg daarvan belabberde financiële situatie waarin hij is beland.
Maar Mario mag niet zeuren, want het leven is hier sowieso hard. Er zijn in de omgeving meer mannen die lichamelijke ongemakken overhielden aan niet door de arbo goedgekeurde werkwijzen.
Maar ere wie ere toekomt… lange Mario’s wijn is ook prima. Zijn adega heeft ook haar eigen invulling: oud meubilair, ingelijste foto’s, olielampjes, een bos bamboestokken (om de snijbonen te leiden), een berg knisperend droog gewas waaruit hij doperwten knijpt. Hij is erg trots op zijn enorme collectie balpennen, die wij bij elk bezoek met een of meer exemplaren uitbreiden. We geven hem meestal ook nog wat munten voor de genoten wijntjes. Maar, dat hoeft niet, zegt hij, het geld al opgeborgen. “Jullie hebben tenminste tijd om naar mij te luisteren. Sinds mijn vrouw dood is…” Als wij licht aangeschoten het pad afwankelen, dimt zijn relaas. Vanmiddag geen adega’s meer. We waren met een wandeling bezig.
Karolien van Eck zegt
Prachtig verhaal, Peter. Erg levendig en herkenbaar beschreven (hik). Groet, Karolien