Ooit was ik eerder in Sagres. Of beter gezegd: óp Sagres. Meer dan 30 jaar geleden. In een zelfgebouwd campertje, een Fiat 238, waren mijn lief van ooit en ik midden in de winter vertrokken vanuit Nederland. Banen opgezegd, huur opgezegd, afgeschreven bus van het Amsterdams ziekenvervoer gekocht, omgebouwd en gaan!
Anderhalf jaar zwierven we rond via Frankrijk, Portugal en Spanje, daarna oostwaarts om te eindigen op Kreta in Griekenland. Onderweg plukten we druiven en olijven om aan de kost te komen.
Nu sta ik hier weer op de kale vlakte van het hoog boven de oceaan gelegen klif.
Het waait er. Net als toen. Het Fortaleza de Sagres is intussen gerestaureerd maar ik mag er niet in. Het personeel staakt vandaag. Pech voor de vele toeristen, vooral uit Spanje, die er een uitstapje van maken. Maar het uitzicht is er niet minder om.
Wat ik me van Sagres van destijds herinner, zijn twee ontmoetingen. De eerste was met een visser die vanaf de hoge klif zat te vissen en heel behendig een gevangen vis met een mandje omhoog haalde. Met belangstelling keken we er naar. We kregen spontaan een teninha aangeboden. Nooit weer heeft me vis zo lekker gesmaakt als die ene jonge tonijn.
Toen we terugkwamen van onze wandeling om het fort rook het naar Hollandse, zelfgebakken cake. Verbaast keken we elkaar aan. De geur kwam bij een naast ons geparkeerde camper vandaan met Nederlands kenteken. “Jullie lusten vast wel een stukkie”, klonk het vanuit de open deur. Dit was onze kennismaking met een alleenreizende vrouw die we later, in de verhalen, tante Miep zouden noemen. Ze kwam uit Deventer, weet ik nog, en mocht graag vertellen. Wij hingen aan haar lippen terwijl we ons de cake en koffie goed lieten smaken.
Met een camper op pad verliep in die tijd in een aantal zaken iets anders dan nu. Er waren geen camperplaatsen, sanizuilen, apps en navigatie. Je hoopte dat er wat andere campers in de buurt stonden, zodat je er enigszins op kon vertrouwen dat de overnachtingsplek okay was. En om een ander voorbeeld te noemen; we staan hier nu met zeker 100 campers op de parkeerplaats bij het fort. 30 jaar geleden waren dat er hoogstens vijf. We hadden daarom groot respect voor tante Miep, niet meer de jongste, die zich in haar eentje prima leek te redden.
Ze vertelde dat ze ook wel met van die georganiseerde camperreizen meeging. Met 20 campers naar een oostblokland. (Campertochten voor solo-camperaars bestonden nog niet.) ’s Avonds, na het avondeten, gingen de vrouwen aan de afwas en de mannen bogen zich over de route van de volgende dag. De kaart uitgevouwen op de motorkap. “Maar ik was alleen, dus ik mocht bij de mannen”, glunderde tante Miep.
We zijn later niet meer dergelijke types als tante Miep tegengekomen. Het waren toch meestal stellen of mannen alleen. Maar één koppel wil ik niet onbenoemd laten omdat ze wel allebei solo waren en erg British. Twee vrouwen op trektocht door Spanje, allebei met eigen auto en caravan. Ze reden achter elkaar aan en als ze ’s middags een parkeerplaats hadden gevonden, gingen ze bij elkaar op de thee.
Och, tante Miep. Ze zal wel niet meer leven of ze moet heel hoog bejaard zijn. Ze was toen al in de zestig. Graag zou ik nog een keer bij haar langsgaan en onder het genot van zelfgebakken cake en koffie willen luisteren naar al die mooie verhalen over klungelige campermannen die zo graag indruk op haar wilden maken. Honderd keer beter dan het tv-programma met die campingbejaarden van omroep Max.
Geef een reactie