Bom dia, mijn naam is Manuel Cabanas. Familie ván, inderdaad. Oh, u weet het niet? Mestre Manuel Cabanas maakte houtgravures. Portretten vooral. Werd er beroemd mee. Ik niet, ik ben ambtenaar. Ik ben in opdracht van de gemeente Vila Real de Santo António beheerder van de camperplaats voor 120 campers aan de oever van de Guadiana. Ik werk in een kantoor, niveau container. Het stelt allemaal niet veel voor. Maar ik mag niet klagen, dit is mijn terrein en ik bepaal hier hoe het eraan toegaat.
Een fictief interview met een camperplaatsbeheerder
Naast mijn kantoor is de parkeerautomaat. Daar betalen de mensen als ze weg willen. Eigenlijk hebben ze mij helemaal niet nodig. Maar soms willen ze uitleg. En ik sluit de stroom aan. Elke dag om vijf uur ’s middags. En om acht uur sluit ik hem weer af. Behalve als er geen stroom is. Dan valt er weinig aan te sluiten. En dan moet je hun commentaar horen, die campermannetjes. Vooral de langblijvers, die zijn het ergste.
Natuurlijk ben ik blij met mijn baan. Het is verantwoordelijk werk. En ik spreek vijf talen. Dat vinden die toeristen fijn. Nou ja, vijf talen een beetje. Frans, Engels, Duits, Spaans (liever niet) en Portugees. Ik red me wel. Die camperaars vinden alles prima.
Eigenlijk hebben ze maar één vraag. Hoe het met die slagboom zit. En het is zo simpel. Je trekt een kaartje als je binnenkomt. En als je weggaat, betaal je bij de parkeerautomaat. Hoe simpel kan het zijn. Eigenlijk ben ik overbodig. Maar leg dat maar eens uit aan de gemeente. Ik niet. Dat kost me mijn baan.
22 jaar geleden was hier niets, kale vlakte. Ik heb het er nog wel eens over met Victor. Die heeft een visrestaurantje hier op de hoek van het terrein. Alhoewel, wat stelt het eigenlijk voor? Een keukentje, wat zitjes binnen en verder een overdekt terras met tafels en banken. Als Victor aan het visbakken is kun je de blauwe walm over het hele terrein ruiken. Ik vind het smerig maar dat zeg ik nooit. Ik wil geen ruzie met Victor. Ik ken hem al zo lang. Victor zijn moeder en mijn moeder waren ooit collega’s. Ze werkten in de zelfde sardientjesfabriek. Maar dat was toen. Victor is okay. Hij heeft tegenwoordig zelfs klanten van de overkant. Uit Ayamonte. Spanjaarden. Het is toch niet te geloven…
Ik heb ze zien komen, die campers. Eerst illegaal, toen er nog niets geregeld was. Het waren er ook maar een paar. Toen had ik deze baan nog niet natuurlijk. Maar toen veranderde de stad. We kregen geld vanuit de overheid. Of nee, vanuit een fonds. Het Jessica-fonds. De binnenstad is toen opgeknapt. Allemaal om toeristen te trekken. En dat is gelukt. Gelukkig maar. Na 1960 was het immers allemaal niks meer. Geen vis. En als er geen vis is, dan houdt alles op. Zonder vis geen geluk, zei mijn vader altijd.
Nu heb ik deze baan. Ben er blij mee, daar niet van. Maar ’t is raar volk, dat campervolk. Mijn vrouw heeft een vriendin die op een camping in Serpa werkt. Daar komen vooral caravantrekkers. Schijnt echt heel anders te zijn. Die lui daar maken tuintjes om hun caravan.
De meesten rijden in zo’n witte, rechthoekige bak. Geen sjeu aan. Met zijn tweeën, de man aan het stuur. Meestal 60-plus. Een paar jaar terug had de vrouw dan zo’n dik boek op schoot met alle camperplaatsen van Europa. Maar die tijd is voorbij. Nu hebben ze een app. Daarin staan al die plekken met locatie, beoordelingen, foto’s. Ik heb ze wel eens gelezen, die beoordelingen. Kun je beter niet doen. Word je niet blij van. Staat alleen maar in dat ik onbeleefd ben en regels verzin. Onzin natuurlijk. De gemeente wil dat ik regels maak, anders is er geen beheer, nou goed.
Vooral die langblijvers, die mannetjes. Ik herken ze al als ze aankomen. Hun blik, hun houding. Je kunt erop wachten. Dan staan ze voor mijn neus. Dit werkt niet, dat is niet goed. Ik zei het laatst nog tegen Victor: je kunt beter een restaurant hebben dan beheerder zijn op een camperplek. Als ze bij jou gegeten hebben gaan ze tenminste weg. Bij mij blijven ze weken hangen, wat zeg ik, soms maanden!
Weet je wat ik jammer vind? Dat ze me, behalve over de parkeerautomaat en de stroom, nooit wat vragen. Over de visserij bijvoorbeeld. Want ik weet ook wel dat die visserijhaven hier helemaal niets meer voorstelt. Dat het een aftands zootje is en dat het er stinkt, daar in de haven. Maar 50 jaar geleden, toen mijn ouders nog vol in het werk zaten, toen was het wel anders. Honderden jaren was de visserij onze basis.
Mijn vader heeft de echte tonijnvisserij nog meegemaakt. Daar kwam heel wat bij kijken. Dat was geen kattenpis. Met tientallen boten werd er samengewerkt. Er werd een heel stelsel van netten geplaatst om een school tonijnen te dwingen om naar één plek te bewegen. Daar werden ze dan gevangen, een heftig, bloederig karwei. Maar het waren toen andere tijden. Die tonijn werd aan land gebracht, verhandeld en naar pakhuizen gebracht. Van daaruit ging het naar de visverwerking. Mijn moeder werkte daar. Mijn tantes ook. Dankzij de uitvinding om vis in te blikken, sardines en tonijn, was de visindustrie een bloeiend geheel. Veel export, vooral naar Italië.
Maar er is niets van overgebleven. Want weet je, die tonijn, die ging nadenken. Die Algarve, dat is geen goeie plek voor ons. Weet je wat, we gaan ergens anders zwemmen. Weg visserij. Weg geluk, zou mijn vader zeggen. Zo is het gegaan. Zo denk ik er over, tenminste.
Dus nu moeten we het van de toerist hebben. Van de campermannetjes. Vanuit mijn hok zie ik ze lopen met hun gieter om de watertank bij te vullen. Of worden de fietsjes afgeladen. Dan gaan moeders en hij op pad. Boodschappen doen. Maar dat is meer te waarderen dan die lui die een scooter achterop de camper hebben zitten. Daar crossen ze dan de hele dag wat mee om. Of nog erger, die lui die een complete auto, meestal type Smart, achter hun camper aansleuren. Daar crossen ze dan de hele dag wat mee om. Waar is de grens, denk ik dan. Niet bij Ayamonte in ieder geval…
Weet je, de mensen zien het in eerste instantie niet. Maar we hebben een hele toffe binnenstad. Het lijkt saai zo, met dat rechte stratenplan. Maar dat is het niet. Daar is over nagedacht. Toen in 1755 hier alles omging vanwege de aardbeving, toen kwamen ze vanuit Lissabon met hele slimme ideeën. Er werd een compleet nieuwe stad neergezet. Probeer dat maar eens in deze tijd. Dat lukt je niet. Maar die slimmerik die in Lissabon de weggevaagde wijk Baixa weer wist te herbouwen, deed hier dezelfde truc. Marques de Pombal heet die man. Een held. Kijk maar op het plein, die gedenknaald is voor hem.
Weet je wat zo grappig was? Kijk, die nieuwe stad was gewoon nodig. Die visserijhandel had behoefte aan regels, aan bestuur. Net als op een camperplaats, weet je wel. Zonder regels wordt het een zootje. En we liggen hier ook superstrategisch, met Ayamonte als eeuwig loerende Spaanse straatkat op een druk dorpsplein. Je moet het voortouw nemen anders gaan ze er met de vis in hun bek vandoor. En toen kwam die Marques en die bedacht een soort houtskeletbouw avant la lettre. Je had ze moeten zien kijken, die Spanjaarden, toen we in twee jaar effe een stad neerzetten…
Maar ja, toen ging die tonijn nadenken. Dus qua visserij is Vila Real niet meer the place to be, weet je wel. En toen kwamen de campers. Nee, dat is niet waar. Dat was later. Maar de gemeente begreep wel dat we die niet moesten wegjagen. Dat we ze nodig hadden. En ook al die andere toeristen. Dus met behulp van het Jessica-project konden we dingen gaan aanpakken. Nu hebben we bijvoorbeeld een prachtig gemeentelijk archief. Daar kun je de gehele geschiedenis van de visserij van a tot z nog eens bekijken. Alle lithostenen voor het bedrukken van de blikjes zijn nog intact. En replica’s van de vissersboten. Beter dan de haven nu. Sla die maar over. Het stinkt er, wist je dat?
Trouwens, wist je dat we als stad een eigen lettertype hebben? Had je niet gezien zeker? Hebben ze bedacht om een eenheid te creëren. Alsof de binnenstad een soort overdekt winkelcentrum is. Alle uitingen op bordjes, zonneschermen, enz. zijn in hetzelfde lettertype geschreven dat geïnspireerd is op datzelfde strakke stratenplan. Let er maar eens op. Zelfs alle terrasstoeltjes zijn van hetzelfde type. Saai? Absoluut niet. Campermannetjes, die zijn saai. Let er maar eens op.
Ellen Lanser zegt
Alle vijf afleveringen ademloos uitgelezen. Prachtige illustraties! Een geschenkje op de vroege zaterdagochtend. Dankjewel.
(en nu maar hopen dat je ook nog langs hier komt …)
Een fijne tijd in elk geval – Portugal is een mooi land.
Cees van Eijk zegt
Super leuk!!
Lilo Brandt zegt
Een paar minuten later.. en zie hier boven wat Ellen Lanser schrijft!
Mijn reactie!!!!
Ik heb ook genoten van de verhalen en illustraties!
Een goed begin van deze zondag….
Ook veel dank!…
Portugal zit in mijn hart!!!!
Wil hier nooit meer weg!…
Succes met de trip en wie weet een ontmoeting! Vooral naar het westen rijden!
Lilo
Else Kok zegt
Wat een geestige column! Ja, leuk plaatsje ook, Vila Real. Ik was ook in het gemeente archief.
In het Cultureel Centrum heb ik jaren geleden een fado concours meegemaakt. heel ontroerend, om hele jonge mensen en kinderen de fado horen zingen.
Je tekeningen zijn subliem Rienk, ik zou ze zo aan de muur willen hangen.
Het is nu zondagochtend en ik geniet van je impressies. Hoop nog veel van je te mogen lezen!
Karin zegt
Heerlijk verhaal en heel herkenbaar voor een campingeigenaar in midden Portugal 🙂 ik mis nog een stukje over de satellietschotel die gelijk ingesteld moet worden 😉 Bem vindo!
Astrid Detiger zegt
Oh oh wat heb ik gelachen. Bedankt.
hendrik philippus wijmans zegt
Beste Rienk, ik kom ca 35 jaar al in deze omgeving maar het klopt helemaal. Saudade met de mooie stukjes. dank je wel.
Liz4 zegt
Prachtig verhaal en zo herkenbaar van die zigeuners, zoals wij ze noemen. Zij willen in ieder geval nog wat betalen, want het liefst staan die mannetjes op gratis plaatsen en legen illegaal hun zooi. Dank voor de tip, wij gaan naar het Gemeente archief van Vila Real.
Woon inmiddels ook al een tijdje in Santa Luzia-Tavira en wat een fantastisch land, als je het maar wilt zien!
Eric Verhoeven zegt
100% correct verhaal. Juiste verwoording en omschrijving van de campermannetjes in VRSA.
De echte “mannetjes ” haal je er meteen tussenuit. Willen op de eerste rang zitten voor nul, nul. Dure Camperbakken, maar het mag niets kosten. Dit seizoen ook weer effe gelopen tussen het “Camperspul ” . Meeste gezichten stralen geen vrolijkheid uit. Zeker niet als het een paar dagen regent en de campervoetjes nat en bemodderd zijn. Zalig zijn zij die op een mooie droge camping staan , waar je effe naar de kantine kunt om een bakkie of biertje te doen in natte tijden. Met Manuel de beheerder wil ik niet ruilen, van de andere kant is het wel een levenservaring. Mooi meegenomen, toch .??
Boa Sorte, Manuel.