In het moderne treinstation van Aveiro stoppen verschillende treinen, zoals de supersnelle Alfa Pendular, die van Porto via Coimbra naar Lissabon raast en weer terug. Net als de IC, die ook heel wat kilometers weet te verslinden in een uur. Plus de stoptreinen naar Coimbra en Porto, die je weliswaar minder snel naar de eindbestemming brengen, maar dat wordt weer ruimschoots goedgemaakt in de prijs van de treintickets.
En er is een trein, die fungeert als tijdmachine. Deze trein rijdt op diesel, heeft bovenraampjes die je als passagier zelf open en dicht kan doen en toetert hard en lang als het een onbewaakte overgang tegemoet gaat. Hier geen moderne poes-pas. Als passagier moet je het doen met wat er is. Het is er net zo warm in de treintoestellen als buiten. De deuren sluiten pas als de trein hortend en stotend op gang is gekomen. Op luchtdruk en volautomatisch, dat dan weer wel. En de conducteur heeft, zo ruikt het, een glaasje wijn bij de lunch genuttigd.
Sommige passagiers laten de conducteur weten waar ze moeten zijn, zodat hij de machinist op zijn beurt een seintje geeft om te stoppen bij een stenen schuur, dat dan een treinstation blijkt te zijn. Sommige stationsnamen klinken futuristisch mooi: Eixo, Azurva, Travasso en Oronhe. Bijzondere namen, bijzondere werelden.
In deze trein onthaast ik als vanzelf en mijn gedachten dwalen binnen een minuut of wat af. Het ritmische geluid van de spoorwielen over de houten spoorbalken doet me denken aan m’n Interrail-vakantie door Europa midden jaren negentig van de vorige eeuw. Op papier was ik net volwassen en met mijn vrienden was ik ver weg van ouders en verplichtingen. Alles wat we die vakantie meemaakten, noemden we een avontuur. De vakantie leek eindeloos en alles was anders. Zo ook de zomerwarmte. Die was intenser. Voller. En altijd aanwezig.
De hitte kan je verderop het spoor zien opstijgen. Een rimpelig soort mist een centimeter of dertig boven het spoor, dat hierdoor enigszins vervormd lijkt. En de warme wind glijdt langs m’n gezicht als ik met mijn hoofd op mijn armen uit het open raampje van de trein kijk. Ik kijk naar van alles en naar niks in het bijzonder en geniet van het moment. Een man op zijn akker kijkt naar mij en ik kijk naar hem. De trein piept door een bocht met een snelheid van maximaal 35 kilometer per uur.
Dat is wat er gebeurt in de trein van Aveiro naar Águeda. Je stapt in een op diesel aangedreven tijdmachine. En je kan nog langer tijdreizen, want deze trein boemelt verder het Portugese land door. Maar wij stapten uit in Águeda. Op het station waar de stationsklok geen wijzers heeft.
Ester zegt
Ik zie het helemaal voor me Peter, dankzij jouw verhaal. Ik reisde een beetje met je mee, en je had het niet eens door.