Kenmerk van onze familie: alles bewaren. Op dit moment is iemand al weken bezig met het ordenen van alle papieren, boekjes, vergunningen en brieven. Zelfs de meest onbelangrijke papiertjes zijn bewaard gebleven. Hierdoor weten we exact wat de prijs van levensmiddelen in 1943, 1944 en 1945 is geweest.
Mijn overgrootvader was naast boer ook kruidenier. Portugal is in de oorlog neutraal gebleven, maar ook hier werden levensmiddelen schaars vanaf blijkbaar januari 1943. Van voor die datum vinden we geen door de regering vastgestelde prijslijsten of grote aanplakbiljetten met informatie over voedselbonnenboekjes.
Veel joden die wisten te ontkomen aan de verschrikkingen van Noord-Europa hebben aan de Portugese Costa de Prata in Foz do Arelho of Caldas da Rainha gewacht op betere tijden of een boot naar Amerika. In het archief van Steven Spielberg valt te zien hoe deze vluchtelingen hier de oorlog hebben doorgebracht. In het filmpje zonder geluid van het United States Holocaust Memorial Museum zie je ze in Caldas da Rainha op een grote boerenmarkt, in hun moestuin, in café Bocage, dat nog altijd op de hoek van het centrale marktplein is gelegen en kaartend in het chique Hotel Lisbonense, tegenwoordig het Sana Silver Coast Hotel.
Dat de oorlog ook een agrarisch bergdorpje raakt, daarvan getuigt een bewijs van toetreding tot het gilde van de kruideniers. Het is een van de weinige papieren die keurig in een lijstje zitten. In het kleine winkeltje bij de boerderij van Manuel da Costa werden levensmiddelen verkocht die op de bon waren. Het ingelijste toetredingsbewijs zal ongetwijfeld prominent ergens gehangen hebben.
Nauwkeurig hielden de instanties ook bij hoeveel olijfolie mijn overgrootvader aan de gemeenschap leverde en hoeveel hij vervolgens mocht terug verkopen. Talloze afschriften laten zien hoeveel olijfolie hij voor eigen gebruik mocht houden en hoeveel liter hij aan de staat verkocht. Of misschien hoor ik te zeggen, moest verkopen.
Wonderlijk is om te constateren dat boter in vergelijking met andere waar zo ontstellend duur is geweest. Ik kan hierdoor een opmerking plaatsen die iemand mij in 2011 tijdens de uitvaart van mijn vader toevertrouwde: “Je vader was een goed mens. Ik kreeg van hem altijd een broodje met boter, dat je tante kwam brengen als we op het land aan het werk waren.” Inderdaad, uit de administratie van de boerderij blijkt dat veel dorpelingen ‘voor het huis’ hebben gewerkt. Mijn tante bracht jarenlang dagelijks de warme lunch (brood, soep en vlees of vis) naar het veld waar haar broer en vader met dagloners bezig waren. Blijkbaar heeft het weggeven van het brood met boter zo’n indruk gemaakt dat deze man het zich zestig jaar later nog goed kan herinneren. Door het zien van de prijslijsten uit de oorlog snap ik waarom juist die boter het verschil maakte. Kijk maar op de lijsten: je koopt bacalhau (stokvis) voor 10 escudos. Maar boter kost minimaal het dubbele (21,50 escudos begin 1943 tot 29 escudos in maart 1944). Ook na de oorlog is boter lang duur gebleven.
We hebben nog een aanplakbiljet van 30 mei 1946 waarop valt te lezen hoe men met voedselbonnen moet omgaan. Daarna komen we geen aanplakbiljetten meer tegen. Tegenwoordig is boter goedkoper dan bacalhau en is voedsel niet meer op de bon. Ten minste, niet in dit deel van de wereld. Wat een groot geluk.
Dit artikel is eerder in aangepaste vorm verschenen op Zin in Portugal.
Woordenlijst bij prijslijsten uit de oorlog
Arroz = rijst
Assucar (nieuwe spelling açucar) = suiker
Azeite = olijfolie
Bacalhau = stokvis
Banha fundida = reuzel
Batata = aardappel
Café = koffie
Cebola = ui
Chouriço = chouriço
Farinha de milho = maïsmeel
Feijão = bonen
Grão = graankorrel
Massa = pasta
Manteiga = boter
Ovos= eieren
Sabão = zeep
Sal = zout
Sêmea = zemelen
Toucinho = spek
Nicole zegt
Wat een prachtig verhaal! En wat een mooie blik in de geschiedenis van Portugal over een periode dat de ogen van de wereld heel ergens anders op waren gericht. Al die bonnen lijken me museummateriaal.
Ik heb ervan genoten!
Esa Caldas zegt
Bedankt, Nicole. Inderdaad, er is zó veel materiaal dat er een museumpje mee gevuld zou kunnen worden. We ontdekken ook oude kledingstukken (o.a. lange onderbroeken, versierd met kant), gedichten, foto’s, brieven, schooldiploma’s, notariële aktes en eindeloos veel schriftjes met daarin welke dorpsbewoners als dagloner op welke dag van de week op het land hebben gewerkt. Bijzonder vind ik vooral wat bewaard is gebleven na de bezoeken aan Fátima. Mijn overgrootouders zijn naar Fátima getogen in de periode dat Maria verscheen en hebben gebeden, foldertjes en verhalen over wat ze hebben gezien mee naar huis genomen.