Ik neem me telkens voor om nu eens een heel boek van José Saramago in het Portugees te lezen, maar het komt er nooit van. Soms begin ik en lees een bladzij in De tocht van de olifant bijvoorbeeld. Intrigerend, want één zin neemt al snel een hele pagina in beslag. En zonder dat ik precies alle woorden begrijp, maakt de schrijver je al snel deelgenoot van een bepaalde sfeer en onderkoelde humor. Maar tijd en geduld om een heel boek te ontrafelen, ontbreekt me tot dusverre.
De verloren gewaande roman van de Nobelprijswinnaar
Ook het boek Claraboia las ik als Bovenlicht in de mooie Nederlandse vertaling van Maartje de Kort. Het boek wordt op het omslag aangeprezen als de verloren gewaande roman van de Nobelprijswinnaar. Volgens Saramago’s weduwe Pilar del Rio is Bovenlicht – dat hij al in 1953 schreef, maar dat nooit eerder werd uitgegeven – postuum de poort naar al zijn latere werk.
Zes families
We maken in het boek kennis met de doodgewone bewoners van een doodgewoon huis in Lissabon. Langzaamaan worden we deelgenoot van hun dagelijkse zorgen en pleziertjes. Saramago neemt ons als een cameraman mee langs de verschillende deuren, waar hij via het bovenlicht de huiskamers inkijkt.
Eerst bij de schoenmaker Silvestre en zijn dikke vrouw Mariana, die op de begane grond wonen en werken en een kostganger zoeken om te delen in de huur. Door het raam ziet Silvestre de alleenstaande Adriana naar haar werk vertrekken.
Zij woont met haar zus en oude moeder en tante op de tweede etage. Zus Isaura, die Adriana nakijkt, begroet de schoenmaker door het raam en begint met tegenzin aan haar dagelijkse naaiwerk. Ze is gek op boeken, maar moet geld verdienen.
Het furieuze geratel van de naaimachine ontstemt dona Justina, de bitse benedenbuurvrouw. Bang dat haar man wakker zal worden, beklaagt ze zich bij haar buurmeisje.
Vervolgens lopen we met Justina mee wanneer ze in het trappenhuis een ruzie opvangt tussen de andere bovenburen over hun dochter Claudia, die niet naar kantoor wil. Claudia liegt haar moeder voor dat ze ziek is en klopt bij dona Lídia van één hoog aan om te telefoneren naar kantoor.
Deze ligt in bed te bekomen van de nachtelijke avonturen met haar minnaar en kleedt zich na het verrassingsbezoek van Claudia aan. Wanneer Lídia onderbuurvrouw dona Carmen met haar zoontje op straat ziet lopen, vraagt ze het kind wat thee voor haar te kopen.
Zo zijn op de eerste dertig pagina’s van het boek bijna alle personages geïntroduceerd, waarna Saramago inzoomt op elk van de zes families.
Thema
Twee personages van buitenaf spelen nog een rol, namelijk Abel, een jongeman die na een zware jeugd geen rust heeft en op zoek is naar een doel in zijn leven. Hij wordt kostganger bij de schoenmaker en diens vrouw. De ander is Paulino Morais, een zakenman en minnaar van dona Lídia.
De families wonen op elkaar lip, en ze hebben dus ook last van elkaar. Maar het accent ligt op de huiselijkheid van het samenzijn – naar Beethoven op de radio luisteren bijvoorbeeld – en op de (echtelijke) vanzelfsprekendheden, geheimen en ruzies. Bijna iedereen is ongelukkig en droomt op de één of andere manier over een beter leven. Onderliggend thema is de van de dichter Pessoa geleende verzuchting: moeten wij dan allen een ‘getrouwd, nietszeggend, alledaags, belastingplichtig’ bestaan leiden?
Politiek
Saramago zou Saramago niet zijn als hij ook niet af en toe de politiek om de hoek zou laten kijken. Wanneer de toekomstige kostganger Abel aandachtig het raam van de schoenmaker bestudeert bijvoorbeeld, slaat de laatste de schrik om het hart: ‘Silvestre werd onrustig. Hij had niets te vrezen, ze hadden hem niet meer moeten hebben sinds… sinds hij was opgehouden met die dingen, en intussen was hij een oude man, maar dat die kerel daar maar bleef staan, en zo onbekommerd, verwarde hem.’
Harrie Lemmens, vertaler van veel van Saramago’s werk, weidt in een nawoord uit over de samenleving, waarin Saramago zijn boek schreef. Salazar zwaaide nog de scepter en censuur plus een systeem van verklikkers zorgden voor zwijgende burgers. Waar iemand verandering wilde, greep de geheime dienst, de PIDE, in. Het resulteerde in een verstikkend, claustrofobisch, stadsleven.
In die zin is Bovenlicht een moedig boek en is dat wellicht de reden dat het destijds op de plank bij de uitgeverij bleef liggen.
Als toerist in een vreemde stad wil je niet anders dan eens een kijkje achter een voordeur nemen. Dit boek geeft je daartoe de kans, op een ongedwongen, leesbare manier. De taal is eigentijds, ook al schreef Saramago Bovenlicht al in de jaren vijftig. De wat filosofische dialogen tussen Silvestre en kostganger Abel (die volgens Lemmens de personificatie zou kunnen zijn van de jonge Saramago, met zijn twijfels, onzekerheden en dromen) neem ik graag op de koop toe.
Paul Van der Linden zegt
Ik begrijp wat je bedoelt. Ik kocht een paar jaar terug op een gezellig boekenbeursje in Caparica het boek “Alves & Ca” (dat a’tje moet boven de C staan, want staat voor Companhia) van de befaamde schrijver Eça de Queirós. Ik heb dat gekozen omdat die auteur geldt als schrijver die zuiver Portugees schrijft.
Ik ben beginnen lezen met een potlood in de hand en heb elk woord dat ik niet kende onderstreept. Nadien zocht ik het op in het woordenboek. Deze discipline heet ’tijdrovend lezen’. Ik ben er nog in bezig en het staat vol met potloodlijntjes. Sommige woorden (‘encaranguejamento’) vind ik niet terug in het woordenboek. Maar het blijft een prettige bezigheid. Niet opgeven dus.