Als ik het huis van Francisco binnen stap zie ik al meteen dat hier geen arme mensen wonen. Door een gang vol schapjes en beeldjes, snuisterijen en schilderijen word ik naar de mooiste kamer geleid, de sala de jantar (eetplaats). Een hoek van de tafel wordt vrijgemaakt. Francisco heeft alles zorgvuldig voorbereid.
Er staan een paar foto’s van de familie voor mij uitgestald en er ligt een papier klaar dat later een lijst van 16 punten blijkt te zijn: onderwerpen waarover hij wil gaan praten. We gaan rechtover mekaar zitten en een beetje verder zit zijn echtgenote op een stoel die blijkbaar weinig wordt gebruikt, hij kraakt bij elke beweging, van de ouderdom en de boenwas.
Nog voor ik iets kan zeggen zegt hij al: en… waar zullen we beginnen… bij mijn ouders zeker?
“Toen mijn ouders trouwden, rond de eeuwwisseling was dat, waren ze al goed gesetteld. Mijn vader had verschillende winkels in de omliggende dorpen, stoffen aan de meter en alles wat te maken heeft met naaien en ook een kruidenierszaak in Corgas. Mijn grootvader reisde in die tijd verschillende keren met de boot naar Brazilië. Om er te gaan werken. Hier was geen geld te verdienen, daar wel, hij werkte in de huizenbouw. Ze waren welgesteld in die tijd als je het vergeleek met de andere mensen hier in de streek.
Mijn ouders kregen 6 kinderen, vier leven er nog, een broer en 2 zussen, ze wonen in Lisboa, af en toe komen ze naar hier. Ik werd geboren in 1926.
Ik was nog maar 19 toen ik de zaak van mijn vader overnam toen hij overleed. Een klein kruidenierswinkeltje waar ik later (in 1955) een publieke telefoon heb laten plaatsen en waar ook het postkantoortje was.
In 1950 trouwde ik met de vrouw die daar op die stoel zit: Maria de Piedade Mendes Moura.”
Ik moet altijd een beetje glimlachen als mensen hier hun naam zeggen, ze noemen dan altijd hun gehele naam. In Portugal heeft iedereen minstens 3 namen, want de familienamen van de beide ouders worden in de naam geplaatst en dan hebben ze vaak nog twee of drie voornamen. Zeer ingewikkeld voor buitenstaanders als ik… je moet eigenlijk de hele familie kennen om te begrijpen over wie het nu precies gaat. Als ze willen mogen de getrouwde vrouwen nog de naam van hun man opnemen in hun naam, maar dat is niet automatisch.
Hebben jullie zelf ook kinderen?
“Vijf kregen we er, maar eentje stierf toen ze drie maanden was, ziek waarschijnlijk, dat weten we niet zo goed. De dokter kwam maar eens in de maand langs, hij woonde in Seia en was verantwoordelijk voor 15.000 mensen, want zoveel woonden er in die tijd in onze concelho (grote gemeente met 15 gehuchten, waaronder Corgas). Er was ook een hospitaal maar dat was in Guarda, 75 km rijden. Toen ik in 1967 begon met een taxidienst bracht ik veel mensen naar Guarda met mijn taxi. Ik droeg zieke mensen soms op mijn rug als ze niet konden lopen. Veel mensen die geopereeerd moesten worden verkochten eerst een stuk land en met de opbrengst konden ze dan het ziekenhuis betalen.”
Ik bedenk dat veel mensen hier nog van het ene veldje naar het andere lopen. Hier hebben ze aardappels en kolen en paar honderd meter verder staan dan druiven of olijfbomen en nog wat hoger of lager hebben ze een stuk dennenbos.
Soms is zo een veldje maar 25 vierkante meter groot. De laatste jaren zijn er meer en meer velden die er verwilderd bijliggen, de mensen worden te oud en hun kinderen zijn allang naar de steden getrokken of uitgeweken naar Luxemburg, Zwitserland, Frankrijk… of verder nog Zuid-Afrika of Canada of Brazilië. Weet je dat er momenteel 2 miljoen Portugezen in het buitenland wonen?
Ik zie dat u een lijst heeft gemaakt, vertel eens waarover u wilt praten.
“Ik heb hier alles opgeschreven wat ik mee gerealiseerd heb in ons dorp. Er was destijds in de jaren ’50 tot ongeveer ’65 geen enkele officiële autoriteit in onze gemeente. Ik was door de burgemeester van Seia aangesteld als cabo de ordem (soort veldwachter). Ik had vijf helpers in het dorp, die onder mijn gezag stonden en we moesten de orde handhaven. We konden zelfs mensen oppakken die we naar de gevangenis in Seia voerden, op de ossenkar wel te verstaan.
Er was een ossenkar naar beneden gestort zo een 20 meter diep, juist daar waar jullie straat begint, ik moest er voor zorgen dat er een kraan kwam om de ossen weer naar boven te hijsen, ze leefden gelukkig nog, ze waren bovenop de kar terechtgekomen.
In 1952 stortte het plafond van onze kerk in. We hebben toen met heel het dorp de kerk terug opgebouwd en ik heb er voor gezorgd dat er een toren op kwam met echte klokken, daarvoor was het eerder een soort kapel. Ook de materialen daarvoor moesten we met de ossen en ezels vervoeren. Mensen trokken naar de markten in Seia en Loriga, te voet met pakken en balen op hun beesten en hun eigen rug, zes uur duurde de reis, heen en terug, soms kochten of verkochten ze dan ook een schaap of geit of kippen of konijnen.
In die tijd was er ook geen grote verbindingsweg naar Sandomil. Er was enkel een weg door het bos naar beneden. Je kon ook met de ossen en met de ezel naar beneden via Furtado en zo verder naar Seia, of je ging langs boven over de bergen via het ossenpad naar Loriga. Corgas was eigenlijk afgesloten voor de buitenwereld. Maar stilaan kwam bij mij het idee om ook een auto te kopen en dan moest er een weg worden gemaakt. Het heeft jaren geduurd eer die weg naar Sandomil er eindelijk kwam. In 1955 zijn we begonnen met de vraag om een toelating voor het bouwen, maar er waren veel problemen. Sandomil wilde de ontsluiting van Corgas niet, ze hielden de plannen op alle mogelijk manieren tegen. In Sandomil zou dan ook een nieuwe brug moeten komen want langs de oude Romaanse brug kon autoverkeer niet zo goed funcioneren, de straten van Sandomil waren erg bochtig en smal. Maar we hebben zelf beslist om met een delegatie van Corgas rechtstreeks naar de minister van openbare werken in Lisboa te stappen. Wij waren met drie, de pastoor (jaja we hadden onze eigen pastoor), António ‘de leite’ (bijnaam omdat hij een koe had en melk verkocht) en ikzelf. Onze pastoor had een broer die een weeshuis beheerde ergens in de Alentejo (midden Portugal). De minister vroeg of de pastoor niet kon onderhandelen om een weesjongen die hij kende in het weeshuis van zijn broer op te nemen (het was destijdsniet zo vanzelfsprekend en dus erg moeilijk om weeskinderen te plaatsen, er waren weinig weeshuizen en veel kinderen). De pastoor beloofde dat dat in orde zou komen en ze kregen hun papier waarop de toelating stond om met de bouw van de weg te beginnen.
Vanaf dat moment begon Corgas met zijn ontwikkeling. We moesten wel zelf voor een aannemer en alle materiaal zorgen. Eerst en vooral trokken we naar de burgemeester van Sandomil om nogmaals te vragen hoever hij zat met de plannen om Corgas te ontsluiten. ’Tja het zou heel moeilijk zijn, er is nog niks concreet.’ Toen toonden wij, heel fier, onze toelating en hij stond met de mond vol tanden. Ze moesten nu wel beginnen aan hun brug want wij zouden met onze weg beginnen en dan zouden er ook vrachtwagens tot daar moeten kunnen komen. Enfin om een verhaal kort te maken, we hebben veel problemen gekend, onze aannemer werd ziek, er was geen geld genoeg voor materiaal, pas 8 jaar later was de weg klaar. En het heeft nog 10 jaar geduurd eer we hem hebben geasfalteerd.Ik was de eerste die met mijn auto over de nieuwe weg reed.
In 1949 hebben we het parochiehuis gebouwd, met mankracht van alle stevige mannen van het dorp, met stenen (graniet uit de bergen) die we overal gingen ophalen met onze ossenkarren. We waren er erg fier op, het was ‘ons’ gemeenschappelijk huis waar je kon samenkomen om te praten, iets te drinken, een hapje te eten en te roddelen over alles en nog wat. Het was wel enkel voor de mannen bedoeld, de vrouwen kwamen roddelen aan de openbare wasplaatsen, er waren er destijds 3. Die zijn er nog en er wordt nog steeds gewassen en geroddeld.
In 1961 haalde ik mijn rijbewijs en kocht een auto, ik was niet de de eerste in ons dorp, dat was mijn schoonvader, hij was de eerste burgemeester in ons dorp met de eerste auto en ik wilde er ook een.
In 1967 ben ik dan een taxibedrijfje begonnen. Ik heb het 30 jaar gedaan, ik heb 4 auto’s gekocht in mijn leven. Ik heb nu nog een Mercedes die al 25 jaar is, maar ik rijd er haast niet mee, eigenlijk gebruik ik meer mijn tractor om naar mijn veld te rijden.”
Heeft u dan nog veel velden en heeft u ook wijn en olijfbomen?
“Ja ik heb nog wat aardappels, uien, boontjes en kolen, maar veel minder dan vroeger hoor, ik heb wel nog een reeks nieuwe olijfbomen geplant een paar jaar terug, maar het is vooral mijn zoon die er voor zorgt dat ze geplukt worden en die naar de olijfpers gaat voor de olie. Ook de wijngaard is kleiner geworden, we hebben nog wel elke jaar onze voorraad wijn voor de familie.”
Waren er destijds veel kinderen en was er een school?
“Tja, u weet dat de school dit jaar is gesloten omdat er nog maar 6 kinderen waren, maar toen ik kind was waren we met 65 jongens en 35 meisjes, elk in een eigen gebouw. Later is het gebouw van de meisjes, dat een privéhuis was en de eigenaars wilden het voor zichzelf, vervangen door een nieuw gebouw dat we zelf hebben gebouwd, ik deed dat persoonlijk wel in loondienst, samen met meerdere mensen, de bouwopdracht kwam van het ministerie van onderwijs en werd door Seia betaald.”
Hoe verklaart u dat er toen zoveel kinderen waren in vergelijking met nu?
Francisco gniffelt een beetje als hij zegt: “Veel ontspanning was er niet voor de mensen, ze kwamen van hun veld, en ’s avonds kropen ze al snel in bed om zich te amuseren. En ze deden mekaar gewoon na, de buurvrouw had 10 kinderen en dat wilden ze zelf ook, zonder na te denken of ze die monden wel konden voeden. We waren ook niet veeleisend hé. Een korte broek voor de zomer en een lange voor de winter, truien werden gebreid van de uitgetrokken wol van een trui van oma of opa die net begraven was. Tegenwoordig hebben de koppels nog maximum 2 of drie kinderen, ze gaan op zoek naar werk in de steden, wat zouden ze hier blijven zitten… er is geen bestaansmogelijkheid als je geen werk hebt.”
Hebben jullie kinderen hier ook voor gekozen?
“Ja, ze hebben allemaal mogen studeren en zijn hier weggetrokken. Mijn zoon woont in Seia en is slager, ook zijn zus woont daar en werkt in zijn zaak. In Lisboa woont onze oudste die chef bij de belastingdienst was en nu gepensioneerd en onze jongste dochter is verpleegster in een hospitaal in Lisboa. Carlos (de slager) komt hier vaak met de kinderen. Hij heeft het oude huisje gerestaureerd dat op het domein van ons olijfbomenveld stond, het is nu een weekendhuisje voor hem en onze kleinkinderen. Het is een goeie ontspanning voor hem, een beetje op de quinta komen werken in het weekend na een drukke week in de zaak. Elk jaar komen de mensen van Sandomil hier op 2de paasdag feestvieren op onze quinta, maar van Corgas zie je hier niemand.”
Vertel eens over die geschiedenis.
“Dat is een lang verhaal dat begint in de jaren ’55 toen ik veldwachter was, ik heb het van dichtbij meegemaakt. Ik zal het in hier kort vertellen. Destijds organiseerden we telkens met de jongeren van Sandomil, Corgas, Furtado en Cabeça de Eiras op oudejaarsavond het feest van Sint Silvester. Een processie en daarna een feest aan de kapel van São Cosme. Maar soms werd er teveel gedronken en liep het feest uit de hand. Ooit keerden een paar jongens van Sandomil terug de volgende nacht om de boel weer op stelten te zetten en in een gevecht werd iemand van Corgas gedood. Van dan af werd het feest afgeschaft. Sandomil is toen begonnen met op 2de paasdag een feest ter ere van São Cosme te organiseren . Volgens hen behoort São Cosme tot Sandomil en niet tot Corgas. Maar wij van Corgas zijn het daarover niet eens want ons kerkhof ligt op het gebied São Cosme. Ze kwamen telkens naar hier met hun eten maar ook met stokken om te vechten. De mensen van Corgas bleven wijselijk uit de buurt die dag. In ieder geval is die dag een symbool van vijandschap geworden, alhoewel… het is meer een traditie hoor. We zijn al een paar generaties verder, er is geen geweld meer mee gemoeid… Gedurende het jaar zijn we buren en één dag per jaar zijn we vijanden. Ik weet dat jullie de traditie verderzetten en de mensen die dag uitnodigen om te picknicken in jullie tuin, maar dat is goed, jullie zijn niet verplicht te kiezen voor de ene of andere partij en alle mensen van Corgas vinden jullie gastvrij en vriendelijk, we zijn blij dat S. Cosme wordt onderhouden.”
Behoorde het kerkhof altijd al aan Corgas?
“Neen, pas in de jaren 80 zijn we onafhankelijk van Sandomil geworden. De mensen moesten hun stukje grond kopen bij de gemeente Sandomil, maar het was erg duur, het was echt een probleem voor de mensen om dat te betalen. Ik heb toen samen met Chico Melo op een gemeenteraad gevraagd om de rechten op het kerkhof te krijgen. We moesten een som betalen, maar de hele gemeenschap was solidair en betaalde een stukje. Later kochten we nog een stuk aangrenzend land van Ernesto’s broer en nu hebben we veel plaats en is het óns kerkhof. Het parochiehuis (de Comissão de Melhoramentos) beheert het en de mensen van Corgas kopen voor weinig geld hun stukje grond.
In 1988 heb ik ervoor gezorgd dat er waterleiding in het dorp kwam. Maar de rioleringen zijn pas in 2008 volledig aangelegd. Sinds die tijd is er nu ook leidingwater op het kerkhof.”
Ik heb het een beetje koud, hebben jullie nooit de verwarming aan in deze kamer?
“Koud? U moet meer kleren aandoen. Wij steken straks de kachel aan in de keuken waar we eten en televisiekijken, nu is het nog te vroeg.”
Het is 17.20, buiten is het 5 graden, hier binnen een graad of 14 denk ik, ik heb 2 truien en een dikke jas aan.
“In Portugal is het niet zo koud, in België wel, jullie zijn de kou toch gewend?”
Ik onthoud me maar van commentaar, ze begrijpen er niks van als je zegt dat je thuis de hele dag gewend bent aan een temperatuur van 21 graden.
Welk idee heeft u over de politiek in Portugal, de crisis, de stakingen?
“Ik ben niet zo geïnteresseerd in politiek maar ik heb daar wel zo mijn ideeën over. Sinds de zogenaamde democratie die hier in 1975 is gekomen hebben de mensen veel meer vrijheid gekregen en daar kunnen ze niet mee omgaan. We zijn in de val getrapt, we dachten dat we alles konden hebben, maar we hebben jaren boven onze mogelijkheden geleefd. Niemand heeft ons gewaarschuwd. Nu kunnen we niet meer mee met Europa. Er is nooit iemand komen controleren, de politici hebben er op los geleefd en nu moet het volk de schulden betalen. Een corrupte boel is het, al die ministers… In de tijd van Salazar was er orde en regelmaat, waren er ook nog dingen verboden en nu mag alles. Het enige voordeel is dat mensen nu een pensioentje (€ 300) krijgen, ook allemaal van de ziekteverzekering kunnen genieten, omdat ze verplicht werden te betalen aan de sociale zekerheidskas, nu plukken ze daarvan de vruchten.
De mensen in de dorpen hebben nog een stukje land waarop ze groenten kweken, en ze houden wat schapen of geiten, konijnen en kippen. Vooral de mensen in de steden verarmen. Er is dit jaar geen 13de maand, noch kindergeld voor de mensendie meer dan € 1000 per familie verdienen. Vele arbeiders wachten soms maanden op hun loon, en de werkloosheid is nog nooit zo groot geweest. Het is logisch dat veel jongeren naar het buitenland trekken om een beter leven op te bouwen. Weet je dat er nu al 2 miljoen Portugezen buiten het land wonen? En de stakingen, die halen niks uit en kosten aan onze economie hopen geld. En dan die supermarkten, ze hebben de handel van onze mensen kapotgemaakt. Vroeger kochten we bij elkaar, de een had groenten, de andere fruit of olijfolie. Het was een levende handel en dat was goed, de mensen waren solidair. Nu leven ze elk in hun eigen wereldje met hun computer, zelfs de feesten zijn niet meer zoals vroeger, de jongeren komen er niet meer naar toe. Het is allemaal in korte tijd veranderd.”
Hoe gaat het met de gezondheid van jullie beiden?
“We mogen niet klagen, mijn vrouw is een beetje zwak, ze kan niet meer koken, maar er is een dienst die elke dag maaltijden brengt en daar zijn we voor ingeschreven. Ik heb een paar jaar geleden problemen gehad met mijn keel, ik had geen smaak meer en tekort aan speeksel, ik moest voor 25 behandelingen naar Coimbra, maar het is allemaal goed verlopen. Nu heb ik wat prostaatproblemen maar het wordt goed opgevolgd door de specialist, ik ga regelmatig op controle. We mogen niet klagen, jammer dat geen van onze kinderen of kleinkinderen hier in Corgas woont maar ze komen regelmatig op bezoek. We hebben geen slecht leven godzijdank.”
Tja..dat ‘godzijdank’ (graças a Deus) is wel meer dan 10 keer gevallen in het gesprek…
Op het einde dacht ik ’godzijdank… zijn onderwerpenlijstje is eindelijk afgewerkt’. Het was vermoeiend, en ik had het echt zo koud…
Het volgende interview zal pas komen als het warm wordt…
Corgas, januari-maart 2012
Junte Schwartz zegt
Leen,
Met veel plezier je relaas gelezen. Geeft een goed inkijkje in voorbije tijden (overigens nog niet zo lang geleden). Ik kijk uit naar het vervolg!
Junte
leni zegt
De twee anderen zijn ook van mijn dorp, Piedade en Maria. Die staan ook op de site beschreven…
Dik Hofland zegt
interessant artikel, wil graag alles weten
vanderheyden zegt
In mijn ouders-grootouders tijd was de evolutie praktisch identiek, de grootste maatschappelijk breuk was het afschaffen van de gezamenlijke was- en drinkplaatsen om te wassen wanneer iedereen dit thuis kon doen, wel moet je NU nog in sommige dorpen in Afrika en Zuid-Amerika water gaan halen met de muilezels door de meisjes zodat ze niet naar school kunnen gaan. Wat veel sociaal contact en solidariteit toelaat.