We wilden graag de Alentejo eens wat beter leren kennen. Dus: op weg. Toen tegen lunchtijd onze magen begonnen te rammelen, zaten we net midden op de snelweg.
Dus namen we de eerste afslag, die toevallig naar Salvaterra de Magos ging. Daar waren wij en jaar of acht geleden een paar dagen geweest omdat het een stedenband heeft met Valkenswaard in Nederland, waar ik ben opgegroeid. In Salvaterra de Magos heeft een Portugese koning vroeger valken gehouden, en die kwamen uit Valkenswaard, vandaar de band. Hoewel we toen nog nauwelijks Portugees spraken kregen we het toch voor elkaar dat een vriendelijke man speciaal voor ons de oude valkerij openmaakte en ons een rondleiding gaf. Er was veel bijgebouwd en veranderd in al die jaren. Na enig zoeken vonden wij het pleintje waar we destijds onze koffietjes dronken, maar het had helaas niet meer die charme van toen.
Naar het strand
Uit de Rough Guide, al jaren onze favoriete reisgids, hadden we een leuk strandje uitgezocht: Lagoa de Santo André. Vroeg in de middag lagen we al op het strand. Hoewel het een hete zomerdag was, stond op het strand een koude wind, waren er hoge golven en wapperde de rode vlag, dus je mocht niet het water in. Dat is blijkbaar langs de hele Atlantische kust zo, wij hadden gehoopt dat het in het zuiden misschien wat aangenamer zou zijn. Toch hebben we lekker wat liggen doezelen en tegen het eind van de middag dronken we achter glas in de zon in een gezellige, beetje alternatieve strandtent een biertje en keken we eindeloos mensen. Lekker loom kwamen we op het lumineuze idee om het vervallen hotel pal aan het strand te proberen en daar was inderdaad nog een kamer vrij, zij het zonder uitzicht op zee. Maar dat hadden we de hele middag al gehad.
Lekker makkelijk dineren in het hotel. Het was allemaal een beetje sjofeltjes, maar de moeder van de receptionist, die tevens tevens ober was, had toch een best lekkere [intlink id=”82″ type=”post”]Caldeirada de Peixe[/intlink] gemaakt en het toetje, zelfgemaakte sinaasappelcake, was hemels.
Santiago de Cacém
Na het ontbijt vertrokken we naar Santiago de Cacém. Daar hebben we alles wat toeristisch de moeite waard was bekeken, in een dag. De VVV had goede folders van de verschillende bezienswaardigheden. We begonnen met het historische centrum, hoog gelegen, met een burcht en een oude kerk met kerkhof. Prachtig om door de oude straatjes te lopen. Na een lekkere lunch gingen we naar het gemeentelijke museum. We werden als gasten onthaald door een aardige medewerker die ons een privé rondleiding gaf. Het museum was vroeger een beruchte gevangenis van Salazar (tot 1968 dictator in Portugal) en dat was hier en daar nog goed te zien. Eén cel was nog bewaard gebleven zoals die vroeger was. In het trapgat hing een net van stevig touw om zelfmoordenaars op te vangen. Verder was er een heleboel te zien over hoe het leven vroeger was, met allerlei gebruiksvoorwerpen en meubels. In de zaal met wisselende tentoonstellingen hingen tekeningen van hedendaagse Portugese kunstenaars. De catalogus, een mooi boekje in full color, mochten we gratis meenemen.
Het museum heeft een grappig logo: 2 MMen (van Museu Municipal, gemeentemuseum) die tegelijk verbogen tralies zijn. Spreekt mij als grafisch ontwerper wel aan. Tenslotte maakten we een wandeling naar een authentieke windmolen aan de andere kant van het stadje. De (klim)tocht in de hitte van 30 graden duurde best lang. De molenaar stapte net op zijn brommertje om naar huis te gaan maar voor ons wilde hij de molen nog wel even openmaken. We klommen naar boven over smalle laddertjes. De molenaar verontschuldigde zich voor het feit dat we de molen niet konden zien draaien, want hij werd nog dagelijks gebruikt voor het malen van graan.
Omdat het al zo laat was moesten we de Romeinse ruïnes overslaan en stapten we in de auto voor een werkelijk schitterende rit dwars door het uitgestrekte en uitgestorven Alentejaanse landschap (glooiend, leeg, dor, veel oude olijfbomen) naar Beja, waar we zouden overnachten.
Beja
In Beja genoten we van een tropisch warme avond. Lekker door het stadje slenteren, zonder enig doel, hier en daar op een terrasje neerstrijken en natuurlijk tot slot dineren in een restaurant. Een bijzonder sfeervolle plaats om een avond door te brengen. We vonden midden in het centrum een mooi oud vervallen hotelletje, uit de Rough Guide, waar we heerlijk sliepen.
Serpa
Alweer de laatste dag. We reden naar Serpa, waar we ook de gebruikelijke toeristische bezienswaardigheden aantroffen: een ommuurd centrum, een kasteel en witgepleisterde huisjes in smalle straatjes.
In het kasteel was een klein archeologisch museum, echt typisch Portugees, met een briefje met excuses dat het licht in de vitrines buiten werking was en bij alle voorwerpen handgeschreven kaartjes met uitleg in veel verschillende handschriften.
Moura
Verder naar Moura, waar we de middag wilden besluiten met een paar uur weken in de minerale bronnen, die volgens de reisgids nog steeds in gebruik waren. Dat klopte, maar helaas, alleen op recept van een arts! Tja, eigenlijk hadden we dat kunnen weten, dat is overal in Portugal zo. In Hongarije zijn wij een keer heerlijk in een natuurlijk warm zwavelbronbad geweest, daar kon dat zonder recept.
Het aanbevolen restaurant uit de gids was wel weer helemaal oké. Een beetje sjiek zelfs. Ik probeerde de plaatselijks specialiteit Caldo de Cação. Geen idee wat ik zou krijgen, het riep bij mij associaties met de jacht op. Helemaal fout, want het was een bouillon met daarin een soort witte vis en brood, erg lekker en erg apart. Volgens het woordenboek (later thuis opgezocht) was die vis een hondshaai. Weer een eetervaring rijker.
En toen vonden we het wel genoeg en reden tevreden huiswaarts, waar wij rond 21 uur de vertrouwde eucalyptus-dennengeur weer opsnoven. En onze lieve meiden aantroffen met een nieuwe huisgenoot, het poesje Piepje.
eline zegt
Oh die mooie Alentejo…que saudades!
Groeten vanuit het toch wat drukkere Lisboa, Eline*