Bij de beschrijving van een expositie stond er dat het een komen en gaan van mensen was. Mijn oog viel meteen op die uitdrukking “komen en gaan”. In het Portugees zegt men niet “komen en gaan” maar “gaan en komen”. Het Engels doet het net als het Nederlands, maar volgens mij moet je in bijvoorbeeld Frankrijk ook eerst weggaan voordat je weer terug kunt komen.
Hoe komt dat?
Ik ga er dan meteen over piekeren hoe dat komt. Logisch lijkt dat je pas (terug) kunt komen als je daadwerkelijk eerst weg ben gegaan oftewel, je je hebt verplaatst. Dan neem je je eigen beweging dus als uitgangspunt. Als je het omdraait (eerst komen en dan gaan) lijkt het alsof je meer focust op de beweging van de anderen, eerst naar je toe en dan van je af.
Synoniemen
Maar goed, hoe dan ook, in het Nederlands worden de werkwoorden komen en gaan op een andere manier gebruikt dan in het Portugees. In het Nederlands kunnen deze twee werkwoorden namelijk vaak bijna als synoniemen worden gebruikt. In het Portugees kan dat niet. Je kunt pas het werkwoord ir (gaan) gebruiken als je je daadwerkelijk gaat verplaatsen ten opzichte van de plek waar je bent als je het werkwoord uitspreekt. Vir (komen) kun je alleen gebruiken als iemand of iets anders zich naar je toe beweegt.
Stel je woont in Portugal en je zit aan de telefoon met een vriend in Nederland. Als die vriend in het Nederlands vraagt wanneer je weer eens naar Nederland komt, kun je antwoorden met “ik kom volgende week”. In het Portugees kan dat niet; je zult dan moeten zeggen “ik ga volgende week” (vou para a semana).
Of je staat in de keuken en vanuit de kamer wordt geroepen wanneer je nu eens komt. Ook dan zeg je “ik kom er aan”; die arme native speaker Portugees moet dan helaas antwoorden: “ik ga eraan”…
Waar ben je?
Het is dus belangrijk in de gaten te houden waar de verschillende bij het gesprek betrokken partijen zich bevinden. Als je in Portugal met iemand praat over een vriend die vanuit Brazilië naar bijvoorbeeld Engeland reist, dan zul je ook “vir” gebruiken omdat die vriend zich duidelijk een flink eind verplaatst in de richting waar jij je bevindt. Maar als de vriend van Brazilië naar Canada reist, is “ir” natuurlijk het juiste werkwoord.
Het enige moment waarop de werkwoorden “komen” en “gaan” in het Portugees ook door elkaar heen kunnen worden gebruikt is als je iemand vraagt om je ergens naar toe te vergezellen. Je kunt dan zowel vragen: “Vens comigo?” als “Vais comigo?”.
Meenemen en meebrengen
Hetzelfde verhaal gaat precies zo op voor de werkwoorden “levar” en “trazer” – meenemen en meebrengen dus. Ook daar moet je duidelijk in de gaten houden dat voor bewegingen (duidelijk) naar de spreker toe “trazer” wordt gebruikt en verder altijd “levar”, ook als je zelf iets meeneemt.
Om nog even terug te komen op de beschrijving van de expositie; in het Portugees bestaat voor de uitdrukking “een komen en gaan” eveneens het zelfstandig naamwoord “um vaivém”, ook daar is de volgorde van “gaan en komen” gehandhaafd!
Laura zegt
bedankt voor je uitleg. Terugkomend op levar en trazer, begrijp ik het dan goed als ik zeg:
– Wil je appels meenemen uit de supermarkt? Queres trazer as maçãs no supermercado?
– Ik neem appels mee uit de supermarkt. Eu levo as maçãs no supermercado.
gr Laura