Taal is geen wiskunde en natuurlijk gaan vergelijkingen altijd mank. Maar sinds ik vanaf 1985 geregeld vakanties in Portugal doorbracht, ontdekte ik toch steeds meer argumenten voor de stelling dat Portugees zich tot Spaans verhoudt als Nederlands tot Duits.
Slavische klanken
In de zomer van 1984 was ik met mijn toenmalige vriendin op fietsvakantie in (toen nog) Tsjecho-Slowakije. Die drie weken achter het IJzeren Gordijn waren meer dan indrukwekkend. Ergens in Praag zagen we een lange rij staan, die de hoek om ging, zodat we niet meteen zagen waarvoor de mensen in de rij stonden. Dat kon gewoon voor de bakker zijn, maar evengoed voor een kraampje dat tomaten verkocht. Die waren soms maar één week per jaar te koop, en het jaar erop gerust helemaal niet, vertelde een tomatenverkoper ons. Hij zei ook dat zijn kinderen hun hele leven nog nooit een sinaasappel gezien hadden. Maar in dit geval zagen we een winkeltje met een groot bord waar ‘zmrzlina’ op stond. Dat het er twintig keer op stond maakte niet duidelijker wat het betekende. Maar toen zagen we mensen met hoorntjes softijs lopen (dat een beetje naar nat karton bleek te smaken, vonden wij later).
Het jaar erop besloten we naar Portugal te gaan – een land waar we eigenlijk net zo weinig van wisten als van Tsjecho-Slowakije, mede doordat het toen ook nog behoorlijk geïsoleerd was van de rest van Europa, maar dat trok ons juist aan. De taal was ons al even onbekend; Spaans hoorde je een enkele keer weleens op de Nederlandse tv en op de Albert Cuyp – calamares – maar Portugees nooit. Maar hoewel we wel wisten dat Portugees een romaanse taal is, het meest verwant aan het Spaans, deden de klanken ons veel meer denken aan het Tsjechisch. Neem de proef op de som: zeg met de kaken op elkaar al zoemend hardop ‘zmrzlina’, leg de klemtoon op li en maak een ‘dikke’ l als in olá … en het klinkt puur Portugees.
Bij toeval stuitte ik onlangs op een Portugal Portal-artikel van Han Overkamp die in 2018 over de klank van het Portugees schreef: “Bij mijn eerste kennismaking met Portugal en het Portugees betrapte ik mijzelf erop dat ik de klank van het Portugees vond lijken op die van een Slavische taal.” Verderop schrijft hij: “Later las ik dat deze vergelijking al meermalen is gemaakt”. Ook door ons dus. De gelijkenis wordt onder meer verklaard door de sisklanken en de ‘zachte articulatie’ van het Portugees; in contrast met de ‘harde articulatie’ van het (Castiliaanse) Spaans.
Parallellen
Het verschil in articulatie is een eerste argument voor de stelling dat Portugees zich verhoudt tot Spaans als Nederlands tot Duits. Want hoewel in beide gevallen zinsbouw en woordenschat grote overeenkomst vertonen, klinken de talen behoorlijk anders. Dat zit ’m vooral hierin: Duits en Spaans worden scherp gearticuleerd, terwijl Nederlands en Portugees juist assimilatieve talen zijn, dat wil zeggen dat klanken aan elkaar ‘gelijmd’ worden of in elkaar overvloeien, in plaats van afzonderlijk uitgesproken. Dat maakt het verstaan van Nederlands en Portugees voor anderstaligen ook zo lastig. Mijn NT2-cursisten placht ik als praktische voorbeelden lammedammedoen en xoutniewete te geven: zó praten Nederlanders. Wie in een informele setting ineens keurig articulerend ‘laten we dat maar doen’ of ‘ik zou het niet weten’ zou zeggen, zal raar aangekeken worden. In het tweede voorbeeld is het uitspreken van ‘het’ zoals het geschreven is en het duidelijk laten klinken van een slot-n een hypercorrecte vorm (spellinguitspraak) van het Algemeen (voorheen ‘Beschaafd’) Nederlands. Zo nadrukkelijk articulerend praat geen Nederlander, ook bijvoorbeeld nieuwslezers niet.
Kent iemand Portugese equivalenten van ‘lammedammedoen’ en ‘xoutniewete’?
Lameteffe wete asjeblief!
De woordenschat van het Portugees en het Nederlands vertoont in beide gevallen een onmiskenbare verwantschap met die van de buurtaal. Soms zijn woorden in beide talen identiek, hoewel ze een andere betekenis kunnen hebben. En bij sommige woorden is er een structureel minimaal verschil. Iedereen die een paar woorden Spaans en Portugees kent, zal het bijvoorbeeld weleens opgevallen zijn dat de Spaanse woorden blanco, playa, plaza en (wit, strand, plein) in het Portugees branco, praia en praça zijn. En als Julio en Enrique Iglesias Portugezen waren, hadden de zangers Igrejas geheten. Er is dus sprake van een l/r-wisseling. Ook bij Duits en Nederlands is er sprake van klankverschuivingen. In het Oudnederlands, dat in de vroege middeleeuwen gesproken werd in delen van wat nu Nederland, België en Noord-Frankrijk zijn, veranderde bijvoorbeeld een f voor een t in een ch; daarom zeggen we nu lucht in plaats van ‘luft’ en kracht in plaats van ‘kraft’. In oostelijker gebieden vond deze klankverschuiving niet plaats, zodat het Duits wél nog Luft en Kraft heeft.
Met het Portugese achtervoegsel –ção maakten wij al snel kennis tijdens onze vakantie in Portugal. Als Nederlanders kenden we die klank natuurlijk van Curaçao. Op onze eerste camping schalde om de haverklap en de hele dag door ‘Atenção, atenção’ uit de speakers, altijd twee keer. En dan volgden er een hoop klanken die ons dus aan Tsjechisch deden denken, maar waarvan we in elk geval geen chocola konden maken. We ontdekten al snel dat er meer woorden op -ção eindigden – direcção, estação – waar het overeenkomstige woord in het Spaans de uitgang –ción heeft: dirección, estación. Op soortgelijke wijze zijn de Duitse achtervoegsels –keit, –schaft en –ung in het Nederlands –heid (Möglichkeit – mogelijkheid), –schap (Wissenschaft – wetenschap) en –ing (Rechnung – rekening).
De grote boze buurman
Naast talige overeenkomsten zijn er ook overeenkomsten van historische, geografische, sociale en culturele aard. Zowel Nederland als Portugal waren zeevarende – en koloniserende – naties die over de hele wereld hun sporen nalieten, ook in de taal. Weliswaar is Portugal in dat laatste aanzienlijk succesvoller geweest; er zijn acht landen buiten Europa waar Portugees de (of een) officiële landstaal is. Lees bijvoorbeeld, ook op Portugal Portal, de artikelen ‘Is het Portugees een wereldtaal?’, ‘De Portugese taal in vogelvlucht’ en ‘Alle Latijns-Amerikanen spreken Portugees!’ De posities van het Nederlands en het Portugees verschillen hemelsbreed van elkaar. Waar het Portugees in Europa zo’n 5% van het totaal aan Portugeestalige gebieden op de wereld uitmaakt, is de situatie van het Nederlands precies omgekeerd: veel minder dan 5% van het Nederlandse taalgebied bevindt zich buiten Europa (verschillende bronnen noemen verschillende cijfers van het aantal Nederlandstaligen). Niettemin zijn er over de hele wereld sporen van het Nederlands te vinden. In Zuid-Afrika en Namibië zijn er bijna 7 miljoen moedertaalsprekers van het Afrikaans, een dochtertaal van het Nederlands. En in 138 talen zijn er Nederlandse leenwoorden terug te vinden, tot in het Japans aan toe: dansu = dans, pen = pen, ransetto = lancet (l/r-wisseling) en torappu = trap.
Geografisch is de overeenkomst dat het Nederlandse en het Portugese taalgebied in Europa beide als het ware in de oksel van het grote buurland liggen, waar een nauw verwante taal gesproken wordt, terwijl beide landen in het westen slechts grenzen aan de zee. Een andere frappante overeenkomst is dat Nederlanders beter Duits verstaan dan omgekeerd, zoals Portugezen beter Spaans verstaan dan andersom – maar zowel in Nederland als in Portugal is men niet bepaald dol op de taal van de grote, ‘boze’ buurman. Het is bijvoorbeeld curieus dat, terwijl Duits de meest gesproken taal van Europa is (zowel moedertaal als landstaal) en Duitsland en Nederland elkaars grootste handelspartners zijn, de communicatie van Nederlandse kant liever in het Engels gevoerd wordt. Mensen uit Angelsaksische taalgebieden, voor zover ze er zich überhaupt al bewust van zijn dat er andere talen dan Engels bestaan, denken vaak dat Nederlands een soort Duits dialect is – mede doordat het woord Dutch ook wel veel op Deutsch lijkt – en dat Portugees een of ander Spaans dialect is.
Nog een overeenkomst die me bij mijn eerste bezoeken aan Portugal al opviel, maar me misschien minder snel zou zijn opgevallen als ik niet ook vakanties in Duitsland en Spanje had doorgebracht, is de ondertiteling op tv. Op de Nederlandse (en op de Vlaamse) tv zowel als op de Portugese worden andere talen ondertiteld. In Duitsland zowel als Spanje zijn er meer producties in de eigen taal en relatief zijn de kosten van nasynchronisatie in het grotere taalgebied lager. Maar Nederlanders en Portugezen hebben de luxe om de originele taal te horen én de betekenis in hun eigen taal mee te kunnen lezen. (En raken daardoor ook meer vertrouwd met andere talen!)
Als jongeren staken we de gek met de cowboys in de tv-serie Bonanza die ‘Hände hoch, Hoss!’ riepen – en Hoss Cartwright (gespeeld door de Amerikaanse acteur Dan Blocker) verstond het nog ook. Het is natuurlijk niet minder idioot om in oorlogsfilms van Angelsaksische makelij nazi’s Engels te laten spreken – maar dat gebeurt tegenwoordig ook niet meer, geloof ik. In elk geval is het voor wie geen of onvoldoende Portugees verstaat maar wel voldoende Engels, heel prettig om op de Portugese tv toch The Big Bang Theory te kunnen volgen, waarbij de stemmen even vertrouwd klinken als we ze in Nederland en België gewend zijn.
Kleintjes
Tot slot een verschil tussen Nederlands en Duits dat ook bestaat tussen Portugees en Spaans, dat wel van taalkundige aard is, maar waarschijnlijk ook te maken heeft met socioculturele verschillen. Hoewel ik er geen ‘harde’ bewijzen voor heb, is het mijn stellige indruk dat in het Nederlands én in het Portugees aanzienlijk meer verkleinwoorden gebruikt worden dan in hun respectieve buurtalen. Overigens drukken verkleinvormen (diminutieven) vaak geen verkleining uit, maar kunnen ze ook een verzachtend of juist een versterkend effect hebben. Denk aan coitadinho (arm klein ding) en cafezinho (sinds kort ook in Nederlandse reclame opgedoken: ‘koffietje’). Zowel in het Nederlands als in het Portugees worden ook bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden verkleind: dunnetjes (fininha/-o), frisjes (fresquinha/-o), warmpjes (quentinha/-o) – ik ga er nu even aan voorbij dat de betekenissen kunnen verschillen.
Het Portugees gaat nog verder met verkleinwoorden dan het Nederlands: obrigadinha/-o (‘dankjewelletje’) kunnen wij niet zeggen en voor melhorzinha/-o hebben wij twee woorden nodig: ietsje(s) beter. Maar van ietsje (verkleinvorm van iets) en ook ietsiepietsie ken ik dan weer geen equivalenten in andere talen, behalve … in het Portugees: pequenina/-o. Ook kent het Portugees bocadinha/-o, in het Nederlands eigenlijk beetje-tje. Maar beetje is in het Corpus Gesproken Nederlands (weliswaar uit de periode 1982-1998) dan weer wel het meest gebruikte zelfstandig naamwoord in de Nederlandse taal. Verder nodigen we mensen zuinigjes uit voor ‘een hapje en een drankje’, en een dinertje is een etentje met een voorafje, allerhande gerechtjes en een toetje. Bij de barbecue zijn er stokbroodjes, spiesjes, sausjes, groentjes, tomaatjes, olijfjes en andere happertjes. Lust je nog peultjes?
(Met dank aan Japke-d. Bouma: ‘Wijntje, theetje, zoetje, zuurtje’ in Mag ik even iets tegen je aanhouden? 2018.)
De conclusie mag wel luiden dat Nederlanders en Portugezen groot in het verkleinen zijn. De buurtalen Duits en Spaans kennen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Engels, wel degelijk ook verkleinvormen, maar die worden daar toch veel minder gebruikt. Hoe dat komt? Een verklaring zoeken in een minderwaardigheidscomplex van de ‘kleine’ taalgebieden in vergelijking met de grote buurtalen – een Calimero-effect – lijkt me al te speculatief.
Bovengenoemde parallellen ‘bewijzen’ natuurlijk niets. En er zijn zeker ook aanwijzingen te vinden die de stelling tegenspreken dat Portugees zich tot Spaans verhoudt als Nederlands tot Duits. Maar voor zover dat wél het geval is, geeft me dat toch een prettig gevoel van verwantschap, als iemand die zowel van de Nederlandse taal als van Portugal houdt.
Robert Kruzdlo zegt
Dit artikel is misschien iets voor Neerlandistiek. Als je van Huelva in Spanje naar Portugal reis dan hoor je hoe de klanken van het Spaans veranderen. Ik ben net terug van Asturië. Reizende naar Portugal hoor je fonetische veranderingen. Al deze verschillen, ook Spaans, Catalaans, Baskisch, Galicisch en Aranees, kun je in de omgang van mensen niet spreken dat zij Spaans spreken: school Spaans. Schrijven in de moedertaal gebeurt in Spanje niet overal. Net als de verhouding Limburgs met het Duits. Ik spreek redelijk Catalaans, geen school Catalaans, wat overigens maar weinig Catalanen doen.
Ik geniet van deze fonetische verschillen. Het is na een paar uur reizen anders. ( Heb 7 jaar in verschillende Catalaanse steden gewoond. )
Als ik in Nederland kom hetzelfde. De verkleinwoorden die de Nederlander gebruikt is omdat die op de kleintjes past. Klein land. Limburgers spreken van boven de rivieren en hebben geen last van tafeltje of autootje. De separatistische Fries dito. Ik gruw van de verkleinwoorden in Nederland. Heeft niets met taal te maken maar, eerder met gezelligheid.
In Madrid spreken ze mooi Spaans of Castiliaans.
En dus spreektaal, geografische fonetische gebonden taalklanken, dialecten zijn entiteiten die je hoort en nooit de officiële schooltaal. Heerlijk om de kleine verschillen te horen. Verkleinwoorden zijn geografische gebonden uitdrukkingen die je hoort als je veel reis en vooral in verschillende landen hebt gewoond.
De Nederlandse verkleinwoorden zijn in mijn oren een trappentje te veel.
Ik tik dit op een tabletcomputer die soms woorden veranderd en die ik niet opmerk. Dus hier en daar zal wel een tik- schrijffout staan.
Janwillem van der Ent zegt
Inderdaad, ik geniet ook van al die taalvarianten. Het woord ‘huis’ bijvoorbeeld wordt in verschillende Nederlandse regio’s uitgesproken als (onder andere) hoes, huus, haus, hois en heus, waarbij in sommige gevallen ook nog de ‘h’ wordt weggelaten. Op de verhouding van het Portugees, dat natuurlijk ook varianten kent, met de verschillende Spaanse talen kom ik nog een keer uitgebreider terug.
Het gebruik van verkleinwoorden in het Nederlands gaat mij vaak ook wat te ver. Gisteren zei een volwassen (!) man nog tegen me dat ik ‘binnen een paar weekjes’ bericht zou ontvangen. Desgevraagd verklaarde hij dit bewust te doen, omdat ‘weken’ te lang zou lijken. Tja.
Riana zegt
Was geattendeerd op dit artikel en heb het met veel belangstelling gelezen. Voor iemand waar taal uitsluitend een communicatiemiddel is en die weinig gevoel heeft voor taal/ talen, laat staan kennis van de achtergrond van taal, een eyeopener (om maar een goed Nederlands woord te gebruiken).
Ben vijf keer een aantal weken in Portugal op vakantie geweest en heb daarvoor, zoals ik in de taal van alle landen waar ik heen reis doe, woorden geleerd als goedemorgen,- middag, – avond en het belangrijkste voor mijzelf: Een kopje zwarte thee alstublieft en dankuwel.
Voor mij is het leren van een aantal woorden in een vreemde taal een stuk eenvoudiger als die taal een verwantschap heeft met het Nederlands.
Obrigado pelo artigo interessante
Janwillem van der Ent zegt
Bedankt voor je reactie. Over thee gesproken: de eerste keer dat ik in Portugal in gezelschap van iemand was die thee wilde bestellen, kenden we daar het Portugese woord niet voor. De Portugese die de bestelling opnam kende juist alleen maar het Portugese woord (het was in 1986), dus Engels en Frans hielpen ook niet. Tot ik mijn schouders ophaalde en zei: ‘Tsja’ – bedoelend dat het niet zou lukken. Maar dat bleek nu net het Portugese woord voor thee te zijn: chá …
JPJ Schildt zegt
Wanneer mijn Gallische schoondochter samen met ons in Portugal is spreekt zij plat Galicisch en men heeft geen problemen om haar te verstaan. Zij zegt wel altijd dat zij uit Gallicië komt
Over nasynchroniseren: Er is een heel bekende en beruchte uit de Westerns: Hände hoch, oder verstehen Sie kein English?
Leuk en herkenbaar artikel, je moet echter oppassen dat je geen Spaans vermengt met Portugees gaat praten het zg Portunhol, wat te vergelijken is met Dunglish wat veel Nederlanders spreken.
Janwillem van der Ent zegt
Dank voor je reactie! Op de relatie Portugees-Galicisch (Galego) kom ik nog uitgebreid terug. Maar inderdaad lijkt Galicisch veel meer op Portugees dan op de andere Spaanse talen.
Als ik deze gekend had, ‘Hände hoch, oder verstehen Sie kein English?’, had ik die zeker gebruikt! Heel grappig!
Toen ik serieuze pogingen deed om Portugees te gaan leren, moest ik veel moeite doen mijn eerder geleerde Spaans weg te drukken. (Dat laatste is zo goed gelukt, dat de laatste keer dat ik – op doorreis – in Spanje was, me zelfs het woord ‘gracias’ niet te binnen wilde schieten.)
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
heel leuk artikel. ik vind taal ook heel erg leuk. Ik spreek Spaans en heb er veel aan om makkelijker Portugees te leren.
Janwillem van der Ent zegt
Voor wat betreft grammatica en woordenschat zijn er inderdaad veel overeenkomsten. Maar toen ik Portugees begon te spreken, kwamen er steeds veel Spaanse woorden uit mijn mond …
Ellen zegt
Mooi verhaal Janwillem! Met plezier gelezen.
Janwillem van der Ent zegt
Dank je!
Olga zegt
heel leuk artikel en interessant. Dank je wel Janwillem
Janwillem van der Ent zegt
Dank je, en graag gedaan!
Els zegt
Goh wat een grappig, interessant en leuk geschreven artikel Janwillem!
Ontzettend leuk dat jij dit soort vergelijkingen en tegenstellingen weet te vinden tussen Spaans/Portugees en Duits/Nederlands! Zelfs vergelijkingen vindt met Tsjechisch e Portugees! Geweldig!
Mijn interesse gaat daar ook zo naar uit! Ik genoot van je schrijven!
Jij moet veel van taal houden! Dankjewel!
Janwillem van der Ent zegt
Dank voor je enthousiaste reactie! En je hebt gelijk: ik hou inderdaad veel van taal en talen!