In december 2021 stond er ineens een beschermend bouwsel van aluminium en stevig doek midden in São Simão, een gehucht ten Zuiden van Coimbra, langs snelweg IC3 voorbij Penela. Deze enorme constructie bleek nodig om de opgravingen te beschermen tegen het klimaat maar ook tegen ongewenst bezoek. Want het zou nog wel even duren voordat er iets aan nieuwsgierigen kon worden getoond.
Al veel eerder was bekend dat hier belangrijke overblijfselen lagen. Dat werd in 2015 aangetoond met het openleggen van de verbindende vallei tussen Cerrada da Freixiosa en Carregã in het Romeinse dorp São Simão. Niet helemaal een verrassing, want al in de tijd van de grootouders van de huidige bewoners in dit dorp werd er al op gewezen dat er iets bijzonders onder de grond zou liggen.
‘Dertig meter bij die snelweg vandaan ontdekten we drie mozaïekvloeren, een vloer van keramische mortel en verschillende muren, naast los materiaal zoals munten, skeletten en aardewerk. Dit alles lag in een vuilnisvallei,’ vertelt archeologe Sonia Vicente.
‘Er is inderdaad al lang geleden melding gemaakt van deze plaats’, erkent de archeologe die zowel verantwoordelijk is voor dit onderzoeksproject als voor het museum van Rabaçal, eveneens in de gemeente Penela. ‘De eerste registratie is van 1902 en opnieuw in 1904. En in de jaren 80 noemden de bekende historicus Salvador Dias Arnaut en archeoloog Jorge Alaracão het dorp São Simão al ‘een plaats van vondsten uit de Romeinse tijd en de ontdekking van mozaïeken’.
Nog ouder
In 2001, tijdens de bouw van een muur, hadden de werkzaamheden op het pleintje van de kapel van Senhora da Graça in dit gehucht mozaïeken blootgelegd die daarvoor alles hadden bedekt. Deze ‘herontdekking’ bracht de vindplaats nieuw leven in; het onderzoeksprogramma werd voortgezet.
De nieuwe start werd gegeven door de verantwoordelijke gemeente Penela met een wetenschappelijk team onder leiding van archeoloog Miguel Pessoa. Ook de universiteit van Coimbra deed mee aan het onderzoek. Zo werd een mozaïekvloer ontdekt die honderd jaar ouder bleek te zijn dan die van het nabijgelegen Rabaçal.
‘We hebben een Romeins huis geïnventariseerd dat eind tweede eeuw, begin derde eeuw is gebouwd’, vertelt de archeologe. Het zou te vergelijken zijn met het Casa dos Repuxos in Conimbriga. ‘Een luxueus huis dat in de loop der eeuwen werd gerenoveerd, zoals de negentien geïdentificeerde vloeren aantonen. Sommige wat soberder, eenvoudiger in zwart en wit, met geometrische motieven in kleur en motieven zoals te zien in de mozaïeken van het huis met het swastika kruis en het huis met de skeletten in Conimbriga. Die zijn uit de tweede eeuw en de panelen zouden zelfs gemaakt kunnen zijn door dezelfde ambachtslieden die in Conimbriga hebben gewerkt’, legt zij uit.
Conimbriga lag strategisch op de route Lissabon – Braga en was al een Keltische stad toen de Romeinen in de tweede eeuw AD Portugal binnenkwamen.
‘Vervolgens werd kleur ontdekt in de eetzaal, de ruimte “par excellence” van het huis. Wederom wijzen de motieven en het kleurgebruik op een “weelderige bewoning en verbouwing” van het huis dat teruggaat tot de derde eeuw.
Bijzondere letters
Op de laatste dag van de opgravingen in 2018, voordat het team met vakantie zou gaan, werd een heel bijzondere ontdekking gedaan: ‘Er verschenen letters’, herinnert zij zich. ‘Iedereen ging meteen door met opgraven! Het resultaat was een nieuw mozaïek, deze keer uit de vierde eeuw, gemaakt van heel kleine steentjes, net als die in Rabaçal.’ Het opschrift ontsluierde een naam, Caturro, ‘een veel voorkomende naam die in die tijd heel gangbaar was en van een van de eigenaren van de woning zou kunnen zijn’.
Na bestudering van de inscriptie bleek de tekst te verwijzen naar de sandalen van een soldaat en bevatte die een opdracht aan de god Mars, de oorlogsgod, die in Lusitánia zeer werd vereerd.
Helaas raakte het mozaïek beschadigd bij verdere opgraving, maar volgens de archeologe kon dat ook zijn veroorzaakt door overstromingen van de vlakbij gelegen rivier Dueça.
‘De eetzaal heeft nadien grote veranderingen meegemaakt, zoals een muur waar voorheen een deur was. En er kwamen meer enorme muren tevoorschijn, gebouwd bovenop de mozaïekvloer. Een voor een Romein onmogelijk te bevatten werkwijze. De aanpassingen aan het huis deelden het in nieuwe, kleinere ruimtes in. Maar het ergste is om dat waterrijke gebied omgeven te zien door tuinen met speelse en ludieke ruimtes voor vrijetijdsbesteding, wat dan zó kon veranderen in een vuilnisbelt!’
En zij vervolgt: ‘Men heeft geen idee van de hoeveelheid botten van herten, everzwijnen en ossen die we uit de oude waterreservoirs hebben gehaald.’ En afvalproducten zoals gebroken vaatwerk, samen met een eindeloze lijst van dingen die geen nut meer hadden.
Andere eigenaren
Er zijn nog andere overblijfselen die de aanwezigheid aangeven van nieuwe eigenaren en hun gewoontes. De datering van hun aanwezigheid is nog niet bepaald, maar wijzen naar de bezetting door Germaanse stammen zoals de West-Goten en Sueven, die ook in Conimbriga waren.
De opeenvolgende door onderzoek uitgezochte lagen tonen nieuwe leefstijlen in het huidige São Simão. Het blijkt de bouw in de dertiende eeuw van een klooster voor Franciscaner broeders te zijn bij de rivier Dueça aan de voet van de Monte Vez. Dat werd rond 1460 verlaten. De ruimte van dit Convento da Graça werd een kluizenaarsverblijf.
‘Hier vonden begrafenissen plaats want de mensen beschouwden deze plek als heilig’, legt Sónia Vicente uit. Van alle kloosterordes leefden de Franciscaner monniken het dichtst bij God, dus was het een ideale plaats om doden te begraven.
De begraafplaats houdt op te bestaan wanneer de monniken in de zeventiende eeuw de terreinen verkopen om de bouw van het nieuwe klooster van Santo António in Penela te helpen financieren. Op het voormalige terrein staan nog wat noten- en olijfbomen. Voor de oude bewoners blijft de plek waar de kapel van Onze Lieve Vrouw van Genade staat de ‘oude stad’, of het ‘Convento da Graça’.
Botten lezen
Flávio Simões is de dienstdoende antropoloog en op een geïmproviseerde tafel in het museum van Rabaçal probeert hij samenhang te scheppen in een groep kleine, broze botten. Vermoedelijk van een kind. ‘We hebben 113 graven opgegraven, grotendeels van kinderen’, zegt hij. Een gegeven dat de hoge sterftecijfers uit die tijd aanwijst. ‘Vier op de tien kinderen stierven.’ Het doel is een skelet te reconstrueren om het geslacht, leeftijd, sociale laag en ook de biologische krachten die optreden bij de ontbinding te kunnen bepalen.
Het gebit is een ‘open boek’ dat een beeld geeft van de bevolking van São Simão. ‘Via de tanden kunnen we veel te weten komen.’ Het opvallendste spoor is het zware leven van dit volk. ‘Bij bepaalde activiteiten wordt de mond als derde hand gebruikt’, zegt hij. Tanden werden als een stuk gereedschap gezien, waardoor ongewone slijtage werd veroorzaakt.
Molenstenen
Dit herinnert aan een andere omstandigheid die in de vijftiende eeuw vaak voorkwam:
‘Molenaars voegden zand toe aan het meel om meer gewicht te krijgen en ook de erosie van de molenstenen voegde “iets” toe aan het meel. Dat helpt de slijtage te begrijpen en kan ook bepaalde breuken verklaren.’
De registratie van het grote aantal botbreuken is ook een aanwijzing voor een intensieve fysieke bezigheid. ‘Het was een zeer actieve bevolking op een arme grond, mensen die vooral in de landbouw werkten.’
Het kerkhof werd tussen 1460 en de eerste helft van de zeventiende eeuw gebruikt. Een gegeven dat wordt bevestigd door de numismatiek of muntkunde. De overledenen hadden een ‘obool’ bij zich, dat was een munt om Charon mee te betalen, de veerman die de doden naar het rijk van Hades bracht. Een Grieks-Romeinse traditie die ruimschoots werd nagekomen, daar in São Simão. Ook hadden de doden een ‘ceitil’ bij zich, een gedenkmunt van de verovering van Ceuta. Die vond plaats op 21 augustus 1415 en betekende het begin van de Portugese ontdekkingsreizen en de stichting van het Portugese wereldrijk.
Alle verzamelde stukken, ook die van São Simão, worden bewaard in het museum van de Romeinse Villa van Rabaçal. Daar vinden inventarisatie, bestudering, conservering en restauratie plaats. Voorlopig liggen de werkzaamheden stil, want de projectleider is nodig bij de afgravingen rond het kasteel van Don Sesnando, gouverneur van Coimbra in de elfde eeuw. Daar wordt óók verwacht dat er iets gevonden wordt, afhankelijk natuurlijk van waarnaar je op zoek bent. Maar gezien het verleden kan het immers overal liggen …!
Albert van den Berg zegt
Ik ben hier vorig jaar mei binnen geweest. Ik reed er langs en was nieuwsgierig wat het was, een vriendelijk iemand met een gemeente hesje aan liet mij binnen en vertelde het een en ander. Het lijkt heel indrukwekkend te zijn wat er nog onder de grond zit.
Josephine Eijnthoven zegt
Wat een leuke ervaring!
Het is me gegarandeerd door een suppoost in het museum van Rabacal dat tegen eind van dit jaar de vondsten van Sao Simao er worden tentoongesteld. De mozaïeken liggen dan nog onder het zeil, vrees ik.
Dominique Gal zegt
Begin 2000 werd in Elvas, ik denk rond São Vicente, door een boer een grote Romeinse villa ontdekt. Een heel team archeologen uit Lissabon werd gemobiliseerd om de opgravingen te leiden. Omdat het team logeerde in de Quinta waar ook wij verbleven, kregen we de kans om 1 x de site te bezoeken. We waren met verstomming geslagen: mozaïeken, fresco’s, een centrale verwarming, beelden…
De beelden zijn meegenomen naar een Romeins museum in Lissabon.
2 jaar later hebben ze de boel weer dichtgegooid!!! Geen geld!
En de boer…. hij ploegde voort….