Ze hebben het goed voor elkaar in Portugal. Als ik binnen Europa zou willen verhuizen zou ik zonder nadenken meteen voor Portugal kiezen. Tijdens onze campertocht zagen we veel moois en we zijn dol geworden op het prima georganiseerde Portugal met zijn brandschone campings. Het enige dat tegenviel was het weer.
Van gastcolumnist Mieke Bastiaens
Voordat we aan de terugreis beginnen willen we op onze laatste avond in de Algarve sardines eten, want die had Jan nog niet gehad, dus het was nu of nooit. Bij aankomst blijkt het restaurant niets bijzonders en het eten valt tegen. We zitten buiten met zicht op zee, maar door de straffe wind gaan we binnen zitten. Als we later terug op de camping komen pakken we de Nimbus zoveel mogelijk in, zodat we de volgende ochtend snel kunnen vertrekken.
Eindelijk weer met de camper op pad. Joepie!
Evora
We gaan we de snelweg op, richting Noorden, naar Evora. We rijden door Beja, waar vorige week 40 graden werd gemeten en de noodtoestand werd uitgeroepen. Nu is het bewolkt met af en toe een buitje. Daar zijn ze vast erg blij mee. In Evora is het druk: afgesloten straten overal tenten en podia en nergens een parkeerplaats, want er is een festival gaande. Gelukkig vinden we toch een plek op een parkeerplaats, net buiten de ommuurde stad. Hier staan ook vrachtwagens. Vanaf hier is het slechts twaalf minuten lopen naar de Kapel der Beenderen, want dat is de reden van ons bezoek aan Evora. Het is indrukwekkend, maar ook raar. Een hele kapel waarvan de muren volledig bedekt zijn met schedels, beenderen en knokkels. Echt bizar! Het waarom van deze Kapel is me niet duidelijk, dat moet ik nog eens opzoeken.
Leuk is ook een miniatuurversie van het hele gebouw, dat kunnen wij als miniaturisten wel waarderen.
Ons plan is om verder noordwaarts te rijden en dan een camping te zoeken. Die vinden we in Evoramonte. Camping Alentejo, een keurige kampeerplaats in Nederlandse handen. We hebben een geweldig plekje, verscholen achter een haag. We borrelen met een stuk brie en een zalige worst van black pig. Het is de eerste keer deze vakantie dat we in de avondzon kunnen zitten. Volgende week verwachten ze hier 40 graden, maar dat gaan wij niet meer meemaken.
Monsanto
We staan vroeg op. Jan en ik zijn ondertussen een geoliede machine geworden. Het inpakken van de Nimbus gaat als een speer. We moeten 240 km rijden. Best een afstand, zolang achter elkaar in de Nimbus zitten is al een paar weken niet meer gebeurd. Als we de snelweg afgaan is het nog 46 km naar Monsanto. We zien het dorp al uit de verte. Zodra we het dorp binnen komen worden we begroet door een vriendelijke dikke labrador die vervolgens wel een half uur met ons meeloopt. Sterker nog, wij volgen hem.
Op het dakterras eten we hartige pannenkoeken. Jan eentje gevuld met tomaat en champignons en ik eentje met geitenkaas, honing en noten. Ik denk niet dat we ooit op een plek hebben gezeten met zo’n spectaculair uitzicht. Fenomenaal. We zijn helemaal lyrisch. Na de lunch lopen we door een soort doolhof van straatjes die geplaveid zijn met kasseien. Monsanto wordt in 1938 uitgeroepen tot het meest Portugese dorpje van Portugal. Monsanto ligt op een met gigantische rotsblokken bezaaide berg. En in die grote rotsblokken zijn destijds dorpen en huizen gebouwd. De rotsblokken zijn gebruikt als muren. De huisjes zijn klein en liggen op verschillende hoogtes. De uit rots gehakte of met stenen gebouwde trappetjes zorgen ervoor dat de huizen met elkaar in verbinding staan.
Serra da Estrela
De volgende dag staan we op onder een zwaarbewolkte hemel. We zitten op 900 meter hoogte en koud dat het is! We pakken snel de boel bij elkaar om de Serra da Estrela te verkennen. We gaan steeds hoger en op zo’n 1600 m hoogte breekt de hemel open. Het uitzicht is geweldig. Opnieuw grote rotsformaties en her en der liggen keien met een doorsnede van wel twee meter. Het ene adembenemende uitzicht volgt het andere. We stoppen zo nu en dan. Het mooiste is Covâo do Aberdade et Albergia.
Het is jammer dat foto niet kan tippen aan de werkelijkheid. Ik vind het schitterend en Jan is helemaal enthousiast. We rijden verder de vallei in en zien een herder met een kudde geiten. We gaan op weg naar de Covão dos Conchas, een soort trechter in het water. We rijden door het stadje Manteigas en gaan dan steil omhoog de bergen in. Uiteindelijk komen we bij de plaats waar die trechter zou zijn. Op een bordje staat Vale de Rosim, een stuwdam, ook een van de bezienswaardigheden op mijn lijstje. Het is er mooi, maar ijskoud. Google Maps laat zien dat we helemaal verkeerd zitten en dat we 30 km over een onverharde weg moeten rijden om alsnog bij de Concho te komen. Langzaamaan wordt de weg beter en het weer slechter. Door de laaghangende wolken is ook het zicht minder. Ik ben bang, ik ben al niet op mijn best in de bergen maar met dit slechte zicht vind ik het doodeng. Dus helaas, de Covão dos Conchas geloof ik wel, we gaan zo snel mogelijk naar beneden.
Nog 90 kilometer over mooie wegen met steeds meer zon. Morgen gaan we de Dourovallei in. Onze Portugal-campertocht zit er echt bijna op.
N222
Die zondag rijden we door versierde dorpjes. Blijkbaar is er overal feest. Ook zien we een processie met versierde tractors, een beeld op een kar en oude madammekes in hun mooiste zwarte jurken. De wegen zijn goed en rustig dus het is een ontspannen rit. Behalve ergens op een klein bergweggetje als we niet over de autoweg willen rijden. En zo komen we bij het begin van de N222. Overal zijn wijnproeverijen. Op alle hellingen van de bergen staan duizenden, zo niet miljoenen wijnstokken. En per helling staat in grote letters de naam van het wijn- of portdomein, de wijn die per boot, over de Douro, naar de stad Porto wordt verscheept. Ik weet weinig van portwijn, maar de naam Sandeman ken ik. Het is dan ook grappig om hem te zien staan.
We maken nog een omweg via het dorpje Pinhão, maar daar is weinig te zien, daarom rijden we verder over de N222. We stoppen hier en daar, want het uitzicht is spectaculair. We blijven langs wijngaarden, olijfbomen, kersen- en perzikbomen rijden. De Douro is een grote boomgaard.
Dan vragen we ons af waar we zullen overnachten. Ik vind een camping in het nationale park van de Douro. Ons plan was om er twee nachten te blijven, maar dat zou betekenen dat we weer 60 km naar boven, de bergen op, moeten rijden en dan hebben we minder tijd voor de terugreis, dus we besluiten om door te rijden naar Bragança, Gondesende, naar die heerlijke camping waar we onze Portugese reis begonnen. Zo gezegd, zo gedaan.
Aan het einde van de middag voel ik me niet lekker: snotterig, spierpijn, trillerige benen en duizelig. Ik voel me echt niet goed. Het gevreesde scenario doemt op. Heb ik covid? En zo ja, wat dan, want dan krijgt Jan het ook. Zo snel mogelijk richting huis rijden zolang hij zich nog goed voelt en zo ver mogelijk rijden zodat de kinderen ons eventueel kunnen ophalen?
Gelukkig begin ik me in de loop van de avond beter te voelen. Nu denk ik dat het een vorm van zonneslag was. De volgende dag is het luieren en nog meer niets doen op de camping geblazen en ’s avonds genieten we van ons laatste Portugese maal. Het hoofdgerecht is lekker, maar wordt al geserveerd als we nog met het voorgerecht bezig zijn. Na de maaltijd willen we een selfie maken met de Nimbus op de achtergrond. Een andere gast, een Nederlander biedt aan om die foto te voor ons te maken en we raken in gesprek. Het blijkt dat zij ons al in Pinhão hebben gezien. We vergelijken onze Portugalervaringen. Zij hebben ook op de campings in Guincho, Amarante, Aveiro, Sintra en Évora gestaan en gaan nu net als wij richting huis. Zij hebben ook van Portugal genoten.
Na vier dagen reizen door Spanje en Frankrijk zijn we veilig en wel thuis. Het was een geweldige vakantie. We hebben veel moois gezien en zijn dol op Portugal geworden. Alles is er prima georganiseerd, schoon en netjes. In een woord: geweldig! Huizen en dorpen zijn mooi onderhouden: de typische witte huisjes met de blauwe randen worden bijgeverfd en de betegelde huisjes zien er mooi uit. In de steden zijn ze ook alles aan het verfraaien en vernieuwen, zonder de eigenheid van de stad op te offeren. Geen hoogbouw aan zee. Er zijn prachtige wandelroutes. Parkeren overdag is bijna nooit een probleem, ook niet met de camper. We hebben nergens parkeergeld betaald. Echt ongewoon. Ook de mooie natuurparken met watervallen en mooie wandelroutes plus borden met interessante weetjes zijn gratis. En dan heb ik het nog niet eens over de kilometerslange wandelroutes over de houten plankieren aan de kust.
Alleen het weer is tegengevallen. Sterker nog, door het slechte weer zijn verschillende excursies geannuleerd of moesten we die mislopen door slecht weer. Porto in de regen, de tocht naar de Berlinga Islands geannuleerd door storm, de Serra da Estrela ontvlucht door mist en de wolkbreuk in Évora. De meeste dagen waren wel half zonnig, maar er was altijd veel wind en vaak dagen met buien. We hebben letterlijk geen een avond lang buiten voor de camper kunnen zitten omdat het te fris was, dat hadden we niet verwacht. Dankzij de verzekering konden we, ondanks de pech met de camper, onze vakantieplanning aanhouden en hebben we toch alles gezien en gedaan wat we wilden en het ‘potentiële drama’ is een fait divers geworden. Het was uiteraard niet gepland, maar de vakantie was er zeker niet minder om, want we hebben nu op drie mooie locaties gezeten waar we anders niet geweest zouden zijn.
Bovendien, als het zo heet is dat je alleen maar in zee kan zitten, dan ben je er gauw klaar mee, dat verveelt heel snel.
Thuis
We zijn nu twee weken thuis en het nieuws uit Portugal is dramatisch, de temperatuur is op sommige plaatsen opgelopen tot 47 graden. Er zijn bosbranden, ook in de buurt van waar wij stonden of waar we langs zijn gereden. Er zijn evacuaties aan de gang, er zijn watertekorten en ik maar ‘klagen’ dat wij niet zulk denderend weer hadden. Nu schaam ik me daarvoor. Het weer is een drama, er zijn ondertussen honderden doden en al die hectares die in vlammen zijn opgegaan. Wat een ramp.
Gereden kilometers
Dit is de route die we reden. In totaal 5799 km.
België (thuis)
Cromac (Fr): 620 km
Zarautz (Sp): 528 km
Carrión (Sp): 277 km
Portugal, Gondesende: 328 km
Mondim de Basto: 177 km
Porto: 84 km
Coimbra: 235 km
Guincho – Cascais: 249 km
Setúbal: 121 km
Vila Nova de Milfontes: 120 km
Silves (per taxi) : 97 km
Lagos (per taxi): 39 km
São Teotónio (per taxi): 59 km
Zambujeira do Mar: 10 km
Armação de Pêra – Albufeira – Benagil: 109 km
Évoramonte: 153 km
Carvalho: 289 km
Mêda: 154 km
Gondesende: 459 km
Saint-Jean-de-Luz (Fr) 592 km
Olivet (Fr): 673 km
Thuis: 426 km
Ten slotte
Portugal is heel anders dan we vooraf hadden gedacht. Ik had altijd de indruk dat het een beetje zoals Zuid-Italië zou zijn, maar totaal niet dus. Er staan Engelstalige infoborden. Ook zijn er veel rotondes (met beelden of bloemen), die het rijden in de stad, met een camper, gemakkelijker maken. Aan vuilnisbakken, die om de haverklap gelegd worden, is ook geen gebrek. De campings (met ruim heet water) zijn zonder uitzondering brandschoon. Jammer genoeg zijn er te weinig. Zeker nu je niet meer in het wild mag kamperen.
Voor het hele reisverslag en ook andere verslagen kunt u een kijkje nemen op https://reisverhalenvanjanenmiekebastiaens.blogspot.com/
Albert van den Berg zegt
Heel veel gemeentes en zelfs kleine dorpjes (midden Portugal zeker) hebben gratis camperplaatsen met diverse voorzieningen.