Vanaf het begin van de achtste eeuw na Christus was het grootste deel van het Iberisch schiereiland in handen van de Moren. Het gebied heette Al-Andalus. In de tiende eeuw werd daar het Kalifaat Córdoba gevestigd. Alleen het meest Noordelijke gedeelte van het schiereiland was niet onder controle van de Moren. Onder het kalifaat Córdoba kende Al-Andalus grote welvaart. Er was een zekere mate van tolerantie ten opzichte van christenen en joden.
Al-Mansoer
Een van de belangrijkste Moorse leiders was Al-Mansoer.
Hij was vanaf 978 de vertegenwoordiger (vizier) van de kalief van Cordoba en op zijn hoogtepunt feitelijke heerser over Al-Andalus. Al-Mansoer organiseerde 57 veldtochten tegen de Christelijke vorstendommen in het Noorden van Iberië. Rond 987-990 concentreerde de strijd zich rond Viseu en Coimbra. De nadruk leek tijdens deze veroveringstochten niet alleen op plunderen te liggen. Veel Moren migreerden naar deze streken. In deze periode moeten de legers van Al-Mansoer de streek rond het huidige Santa Comba Dão bereikt hebben. In dit gebied bevond zich een klooster.
Het drama dat daar toen gebeurd zou zijn is beschreven in De Legende van Santa Comba Dão.
De legende
Moeder-overste Comba (of Columba) was aan het eind van de tiende eeuw de Benedictijnse abdis (madre abadessa) van een klooster aan de oever van de rivier de Om, ten oosten van Coimbra. Daar wijdden ongeveer vijftig nonnen zich aan hun godsdienstige plichten. Er heerste veel onrust in de streek vanwege de strijd tussen de moslimlegers vanuit het zuiden en de christelijke legers uit het noorden.
Het gerucht ging dat de stad Coimbra op het punt stond om ingenomen te worden door grootvizier Al-Mansoer. Dit was slecht nieuws voor de christelijke kloosters en kerken en speciaal voor het nonnenklooster van moeder-overste Comba. De nonnen wisten wat een Moorse overwinning zou betekenen: het klooster zou bezet worden en de soldaten zouden de nonnen niet ontzien.
Er gingen spannende dagen voorbij. Berichten bevestigden de verovering van Coimbra door Al-Mansoer. Zijn legers trokken op langs de rivier de Mondego en vandaar naar de rivier de Om. Sommige christenen trokken zich uit voorzorg terug. Moeder-overste Comba bleef op haar plek; ze wist dat het klooster haar thuis was en dat ze verantwoordelijk was voor haar nonnen.
Het duurde niet lang voordat de nonnen het bonzen op de kloosterdeur hoorden. Een barse mannenstem eiste dat de ze deur moesten open doen. Comba haalde diep adem en verzamelde moed. Zij liep naar de deur en keek wie er buiten stond. Eén blik was voldoende om te zien dat haar vrees gegrond was.
‘Ik ben de moeder-overste van het klooster. Comba is mijn naam. Wie bent u en wat wilt u in dit huis van God?’, vroeg de non.
‘Ik kom in de naam van koning Al-Mansoer,’ antwoordde de Moorse officier, Aben Abdallah genaamd. ‘Ik heb orders om mijn soldaten hier vannacht onder te brengen.’
De woorden bevestigden wat Comba al vermoedde. Zij probeerde de soldaat tegen te houden door te zeggen dat de eerbaarheid van de nonnen haar heilig was en dat de soldaten dit alles in gevaar zouden brengen.
Na een verhitte woordenwisseling werd Aben Abdallah zichtbaar ongeduldig: ‘Vrouw, als je deze deur niet opent, zullen mijn mannen het voor je doen!’
Geschrokken deed Comba de deur een stukje open. De soldaat duwde de deur verder open en stond oog in oog met de non. Hij was verrast door haar schoonheid en zei: ‘Er was me verteld dat de nonnen hier in de buurt mooi en jong waren. Jij zult in de komende uren mijn gezelschap zijn. En je meisjes zullen één voor één worden uitgekozen door mijn soldaten. Ik beloof je dat ze ordelijk zullen binnenkomen als je je niet verzet.’
‘Ik heb geen andere keuze dan weerstand te bieden,’ protesteerde Comba, ‘mijn nonnen en ik zijn gewijd aan God. Jullie zouden ons allemaal kunnen vermoorden!’
De Moor glimlachte. Hij was verrast door haar moed en antwoordde: ‘Moeder-overste, dood zijn jullie van geen enkel nut voor ons.’
Comba wist niet meer wat ze moest zeggen. Het besluit van de officier was duidelijk genomen. Zelfs het aanroepen van God was nutteloos. Gelaten opende ze de ingang van het klooster. De Moor wees naar een van zijn mannen en gaf hem toestemming om als eerste het klooster binnen te gaan.
Comba stond klaar om de soldaat naar haar nonnen te leiden. Toen hij binnen in het klooster kwam, kon de soldaat zijn ogen niet geloven. Alle nonnen waren onmiskenbaar mooi. Hij kon niet wachten om het nieuws aan de anderen te vertellen. Maar eerst moest hij zijn keuze maken. Kijkend naar een jonge non, knikte hij: ‘Ik wil haar!’
Comba ging naar de uitgekozen non. Ze nam haar gezicht in haar handen en kuste haar voorhoofd. Dit was het signaal. De non pakte een dolk en stak die in haar eigen borst. De andere nonnen deden hetzelfde. Een voor een doodden ze zichzelf met een dolk. De soldaat, die al veel doden had gezien in de oorlog, raakte buiten zinnen. Hij schreeuwde het uit en rende weg van het tafereel. Hij vertelde zijn collega’s wat hij had gezien. De soldaten haastten zich naar het klooster. Ze geloofden het schokkende verhaal niet wat hun collega hen zojuist had verteld. Toen ze bij het klooster aankwamen zagen ze een scène dat erger was dan wat ze ooit op het slagveld hadden meegemaakt. Op de vloer vol bloed lagen tientallen levenloze nonnen. In hun midden lag ook moeder-overste Comba.
De herinnering aan de legende
In het stadje Santa Comba Dão, ja, genoemd naar de heilig verklaarde moeder-overste en de rivier d’Om, is een tegeltableau geplaatst in een van de hoofdstraten. Op de site van de Câmara Municipal van Santa Comba Dão kun je de legende in het Portugees nog eens nalezen.
Is het écht gebeurd? Ik sta niet voor de waarheid van deze legende in. Maar…
Se non è vero, è ben trovato {als het niet waar is, is het (toch) goed gevonden}
Citaat toegeschreven aan G. Bruno in 1585.
Geef een reactie