Voor mij begon het toen ik net 18 was geworden. Iemand op school ging rond met formulieren van de International Youth Service. Je kon je inschrijven om met buitenlanders te corresponderen. Goed om Engels of Frans te leren dacht ik, en ik schreef me in. Dat was najaar 1976.
Door gastcolumnist Jean-Marie
Een maand of twee later, jawel, een brief uit … Portugal! Van ene Tina. Portugal! Dat vergeten landje in die verre uithoek van Europa. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en ik begon aan onze correspondentie.
(Voor jonge lezers – corresponderen hield in dat je een brief op heel licht briefpapier schrijft en die in een dito envelop stopt. Daarna moest je naar de Post, postzegels kopen, op de bus doen, en versturen per luchtpost. Daarna hoop je binnen redelijke termijn, een maand of zo, antwoord te krijgen).
Tina bleek een jaar jonger dan ik. Ze deed het laatste jaar humaniora. Het jaar erop zou ze beginnen aan de studies Portugees en Frans aan de universiteit van Coimbra. We spraken af dat zij in het Frans zou schrijven, ik in het Engels. De daaropvolgende weken en maanden schreven we, vlotter dan gedacht, over en weer. Het klikte.
Waarover schreven we? Over van alles wat ons toen bezighield. Ook reizen kwam ter sprake: zij had graag eens familie in Brazilië bezocht en ik wilde dat mysterieuze landje, dat net uit een dictatuur – de Anjerrevolutie – kwam, wel eens zien. Ik herinnerde me beelden op de tv van soldaten met bloemen in hun geweer.
‘Goed, zei ze, kom maar, je bent welkom, in augustus ben ik met vrienden op de camping in Santa Cruz’. En wat doe je dan? Ja zeggen en de boel voorbereiden: een tentje en een rugzak kopen, een kookstelletje, een slaapzak en uitzoeken hoe je in Portugal komt. Waar ligt Santa Cruz in Godsnaam? Aan de kust, niet ver van Torres Vedras had ze geschreven en daar kom je vanaf Lissabon.
Nog voor de Europese Unie!
Jongeren reisden toen veelal met Interrail. Voor wat nu €125 is kon je toen een maand lang onbeperkt door Europa treinen. Vliegen was toen een vorm van vervoer voor mensen met geld. Bovendien waren er toen maar een paar vliegbestemmingen.
Begin augustus 1977 vertrok ik dan, bepakt en bezakt, en liet 2 ouders achter die er niet helemaal gerust op waren. Helemaal alleen naar dat verre Portugal. Met Belgische en Franse franken op zak, met Portugese escudo’s plus travellercheques, ging ik langs grenscontroles en douanes. Eerst naar Brussel. Daar nam ik de nachttrein naar Parijs, die er ruim 6 uur over deed. ‘s Morgens vroeg kwam ik aan op Gare du Nord. Pas de dag erna ging er vanuit Gare d’ Austerlitz een trein naar Lissabon.
Dus zou het een dagje sightseeing in Parijs worden, maar dat pakte anders uit dan ik me had voorgesteld.
Branislav Trifanoviç
Onderweg naar Parijs was ik in gesprek geraakt met Branislav Trifanoviç, een jongeman uit Belgrado, de hoofdstad van wat nu Servië heet. Die naam weet ik nog steeds. Het deed me denken aan een oorlogsheld, een partizaan.
Hij kwam uit Londen en moest op tijd terug zijn in Belgrado voor een examen. In Londen had hij zijn trein naar Dover gemist, waardoor hij ook de boot naar Oostende dreigde te missen en dan de trein naar Brussel, Wenen en ga zo maar door. In paniek had hij met zijn laatste Britse pond een taxi naar Dover genomen, en zo kwam hij op de trein BSL-Parijs terecht. Blut.
Hij had gehoord van een soort rommelmarkt in Parijs, waar hij hoopte een Hawaï-hemd en een jeansbroek te verkopen om aan wat geld te komen. Probleem : hij sprak geen woord Frans, of ik hem kon helpen? Dat zag ik wel zitten, maar eerst een kamer vinden, en daar verwees men ons inderdaad naar die markt, makkelijk, neem hier bus zoveel en stap daar af….
Die markt, dat was een ander soort van Parijs! Dat was Afrika. Zwart Afrika. Blanken zag je niet. Hoe dan ook die spullen moesten aan de man gebracht. Hij vond een stuk karton, legde zijn spullen er op en verbazend genoeg waren ze al snel verkocht. Niet dat het veel opbracht, maar net genoeg om het vol te houden tot in Belgrado. Een mooi verhaal om later aan mijn vrienden te vertellen.
ETA
De volgende dag nam ik de internationale trein naar Lissabon via Bordeaux en Irun. Een etmaal duurde dat. Tot Bordeaux ging het snel, geen enkele stop. Vanaf Bordeaux via Biarritz en het grensdorp Hendaye, de Spaanse grens over. In Spanje en Portugal zijn de sporen breder, dus iedereen moest in Irun uitstappen en een andere trein in, die al klaar stond om te vertrekken.
Maar daar dacht de Baskische afscheidingsbeweging ETA anders over. In die tijd liet de ETA regelmatig van zich horen door bom- en andere aanslagen. De trein vertrok maar niet en we werden in het ongewisse gelaten, er was toen geen internet voor info… Pas na een hele tijd kregen we te horen dat ETA een bom op de rails zou hebben gelegd. Of dat werkelijk zo is geweest heb ik nooit geweten. Er zat niks anders op dan te wachten op de verlossende fluitstoot, die er kwam.
Daar zat ik dan, in een volle trein, in een coupé met 8 jongeren: 2 Franse meisjes, 2 Schotten, 1 Nederlander en 2 Duitsers, waarvan er eentje vrij goed gitaar speelde. We zongen de ‘Interrail Blues’. Ik merkte goed dat mijn taallessen nuttig waren geweest, ik was de enige die me kon redden in het Frans, Engels en Duits.
Expres Parijs-Lissabon
De trein ging voort: Burgos, Valladolid, Salamanca, de grens over bij Vilar Formoso, het schoot op, we waren al in Portugal, maar toen begon het pas want van een internationale ‘expres’-trein was geen sprake meer. De trein stopte op ontelbare stationnetjes. In ééntje stapte zelfs een stokoud dametje op, helemaal in het zwart gekleed, met onder haar arm een geitje.
Later viel me op dat meer dames helemaal in het zwart gekleed gingen. Weduwen, werd mij uitgelegd. Die dragen, of blijven ‘de rouw dragen’, lang na het overlijden van hun echtgenoot. Ook in katholiek Vlaanderen was dat ooit een gebruik geweest, toen niet meer, maar in het toen nog heel katholieke Portugal nog heel gewoon.
Eindelijk kwam de trein aan op het station Santa Apolónia in Lissabon. Ik raakte meteen overweldigd door de hitte van de augustusmaand, de geuren en kleuren, de drukte en het onverstaanbare Portugees. Terrastafeltjes met borden met én friet én rijst. Raar. Vreemde dingen op straat. Zoveel verkopers van loterijbriefjes. Schoenpoetsers, met een stoel en voetbankje. Deftige heren, strak in het pak op die stoel, een krant lezend, een arme sloeber aan hun voeten, de schoenen poetsend tot een glimmende spiegel…
Ik liet het voorlopig allemaal een beetje aan mij voorbij gaan en zocht eerst een pensão, een douche, eten en een bed. Even bekomen, later terugkomen, meer tijd nemen voor alles. Ik was immers nog niet op mijn bestemming. Tina wachtte op me aan de kust. Dat was voor morgen.
Vanuit Lisboa naar Torres Vedras. Dat ging snel en van daar ging ik liften en lopen, zelfs een stukje achterop een kar met meloenen, getrokken een ezel. Ik kreeg het hele levensverhaal te horen van dat mannetje, heel boeiend, maar ik begreep er geen woord van.
En eindelijk, daar was ie, o parque de Campismo Municipal de Santa Cruz. Nu Tina nog vinden. Gelukkig bleek men op de receptie Engels te spreken, het meisje was heel vriendelijk en al snel hoorde ik door de luidsprekers schallen: ‘Companheiros….’ en nog veel meer onverstaanbaars. Ook de volgende dagen viel me dat omroepsysteem geweldig op. Elke aankondiging begon met ‘Companhèèèèiros!’, 100x per dag… Het werkte trouwens goed, want even later kwamen twee jongens de receptie binnengelopen. Of ik João was? Tina wacht op je en we brengen je naar haar toe.
En dan is het zo ver, een hele groep, zo’n stuk of 20 man kijkt mij nieuwsgierig aan. Ik blijk de zowat enige buitenlander op de camping. Um Bélga! En dan nog eentje van bijna 2m lang. Ik voel me een attractie. Eerst wat onwennig van beide kanten, maar dan word ongelooflijk hartelijk onthaald en verwelkomd, zoals alleen Portugezen dat kunnen. ‘Of ik niet een hapje wil eten, een wijntje, uit een vijfliterfles. Rood. We hebben dit plaatsje voor je tent voorbehouden…’.
Er volgen 2 heerlijke weken, waarin ik volledig word opgenomen in de groep van voornamelijk studenten. Ik word ingedeeld in een groepje van 3. Om de zoveel dagen karwei, batatas schillen, eten klaarmaken, afwas doen, boodschappen doen. De kosten werden betaald uit een gezamenlijke pot. Wanneer de pot leeg is wordt een omhaling gedaan. Elk draagt evenveel bij.
Op zo’n karweidag onderscheidde ik dan mijn eerste woordjes Portugees : ‘Passa-me a farinha por favor’. Geef me de bloem eens aan. Farinha, farine in het Frans, dat was een makkie, maar ik krijg complimenten!
De taal is een probleempje, maar iedereen doet zijn uiterste best om mij overal bij te betrekken in een mengelmoes van Engels, Frans en Portugees. De rode wijn hielp daar bij, en die ontbrak niet, en al zeker niet op de talrijke sardinhadas. ‘Vis moet zwemmen’, leerde ik. Bij voorkeur in die rode wijn uit de vijfliterflessen die merkwaardig snel leeg raakten. Maar we waren dan ook met zo’n 20 man en nog veel meer zoute sardientjes….
Coimbra
Twee weken later vertrok iedereen naar z’n eigen stek. Ik ging mee met Tina, haar zus Mila en andere zus Teresa en schoonbroer Tó naar hun woning nabij Coimbra. Zij leerden mij geit eten, met maisbrood. Viel goed mee. En als toetje een aguardente… Niet echt mijn ding, ze hebben beter weet ik ondertussen.
Eén van de vrienden, Manuel, docent aan de Universiteit, was iets ouder en had er veel kennissen en naar mijn gevoel zo’n beetje overal toegang toe. Ik mocht met hem mee naar de beroemde Biblioteca Joanina. Ook naar kamertjes, niet toegankelijk voor het publiek, waar eeuwenoude boeken lagen te wachten op restauratie. Maar ik was dan ook geen publiek, maar gast-van- Manuel die op voor anderen ontoegankelijke plaatsen kwam. Gast die z’n ogen uitkeek, naar muren, rekken, kasten vol eeuwenoude geschiedenis, kostbare werken, getuigen van het verleden van Portugal.
Wat wist ik tot dusver van de Portugese geschiedenis? Vasco da Gama. Fernão de Magalhães. Cabral. Zeevaarders. De route naar het Oosten. Ze hadden Brazilië ontdekt, ze hadden koloniën: Angola, Mozambique, ja, oorlog, dat kwam toen al eens in het nieuws.
Vandaar die opvallend veel jonge verminkte mannen die ik in Lissabon zag? Gewezen soldaten, verplichte legerdienst, zij hadden gevochten in Afrika. Een of beide benen kwijt, arm kwijt, kapot gezicht…. sommigen bedelend. Sommigen maar net iets ouder dan ik. Heftig, om te zien.
Wie heeft ooit al die boeken geschreven? Drie jaar geleden was ik weer in die bibliotheek, het is en blijft indrukwekkend. Een aanrader. De petite histoire ook. Zoals het verhaal van de vleermuizen die er ’s nachts mogen rondvliegen en jagen op kevers die het papier zouden aanvreten.
Tina laat me veel van Coimbra zien. Ze vertelt me het klassieke verhaal van Pedro en Inès. We bezoeken de Jardins da Quinta das Lágrimas en het Portugal dos Pequenitos. Wandelen langs de Mondego. In Coimbra viert ze haar verjaardag. Ik wil haar absoluut iets teruggeven als dank voor haar gastvrijheid en de heerlijke vakantie. Ze wil het kado niet aannemen, veel te veel, veel te duur vond ze. Het was meer dan verdiend. Wat ik die voorbije weken gekregen had, dank zij haar, was onbetaalbaar.
Na een week Coimbra vertrokken we naar haar woonplaats, Viseu. Ik maakte kennis met haar ouders, schatten van mensen, ongelooflijk lief, hartelijk, gastvrij, helemaal niet achterdochtig ten opzichte van die vreemde snuiter uit België die 3 weken op zwier was geweest met hun jongste. Hun huis was te klein dus ik kon er niet blijven logeren, maar o pai had al een plekje voor mij geregeld bij iemand anders.
Eind augustus was het tijd geworden voor de lange reis terug naar het verre Noorden. Bij mijn vertrek dacht ik : hier kom ik zeker terug! Niks dan goeie ervaringen opgedaan. Het klimaat. Mooi land. Eenvoudig maar lekker eten. De mensen vooral. Die vriendelijkheid, openheid, spontaniteit, zeker vergeleken bij afstandelijkere, stroevere Vlamingen.
Ik herinner me Tó, inmiddels overleden, toen die zei: ‘A minha casa é a tua casa’ (Mijn huis is jouw huis). Mooi, toch?
Hoe komt een mens in Portugal terecht? En waarom blijft hij er komen? Daarom dus.
En Tina?
Zij trouwt en krijgt een zoon en twee dochters om trots op te zijn. Eentje is ingenieur, eentje is handelsingenieur en de ander is dokter. Ze is inmiddels oma van twee kleindochtertjes, moet nog een paar jaar werken, als lerares Portugees en Frans op een middelbare school voordat ze met pensioen gaat.
We blijven contact houden, nu al meer dan 45 jaar. Vroeger per brief, nu via email en whatsapp. We sturen elkaar een kaartje bij de jaarwisseling en bij verjaardagen. Mijn vrouw en ik waren al een paar keer bij haar thuis. Zij was al eens bij ons met haar jongste dochter en schoonzoon. Ik studeer nu zo’n 6 jaar Portugees, ik kan mij geen betere hulp wensen bij vragen of moeilijkheden met die taal! Tina, muito obrigado pela nossa amizade! Á tua saúde!
Monique zegt
Prachtig verhaal, mooi geschreven, nog steeds herkenbare elementen.
Jean-Marie zegt
Dank je wel Monique. Dat hele verhaal zat al al die jaren in mijn hoofd, en ooit moest het er eens helemaal uit. Dan is PP een prima medium! Portugal is als een microbe , eens je er door gebeten bent…
Tina zegt
Olá. Eu sou a Tina, “a jovem portuguesa”… Adorei recordar o início da nossa grande e longa amizade! Obrigada Jean, és um amigo e uma pessoa muito especial!
Beijinho e um abraço forte!
Jean-Marie zegt
Obrigado Tina! Vou adormecer com um grande sorriso! Beijinhos!
Miguel zegt
Olá, Eu sou o filho da Tina, o ingenieur, só para enquadrar!
A relação de amizade que se mantém com o Jean, é a prova de que o que chamamos de família é muito mais que apenas as relações de sangue. Continuamos, e graças à tecnologia atual, a partilhar diariamente as nossas alegrias (e tristezas, porque a vida é mesmo assim).
Apesar de a minha mãe contar em casa várias vezes a história, eu só tinha uma versão, não conhecia a do Jean.
Engraçado perceber que chegamos hoje aqui, por causa de uma carta em 1976!
Abraços e Beijinhos!
Janwillem van der Ent zegt
Een prachtig verhaal! En hoe herkenbaar: friet en rijst op één bord … en natuurlijk de onbaatzuchtige gastvrijheid van de Portugezen.
Maar op de campings waar ik in de jaren ’80 vertoefde, klonk er niet ‘Companheiros’ uit de speakers, maar – tot gekwordens toe – ‘Atenção, atenção!’, altijd tweemaal.
Wat ik nooit vergeten zal, is hoe ik eens, op een camping in Arganil, met een klein, Portugees meisje op mijn arm stond, dat naar boven wees en enthousiast ‘A lua, a lua!’ zei.
Zo leerde ik mijn eerste Portugees: atenção, a lua!
lisette zegt
Prachtig en ook wel ontroerend verhaal, schitterend om te lezen over die lieve Portugezen!
Willy zegt
Mooi verhaal heb het met plezier gelezen.
Ann zegt
Je verhaal al dikwijls in stukjes gehoord maar nu klinkt het nog mooier nu ik het lees. Zo’n mooi land, zo’n prachtige mensen ! We houden er ook van !
Jean-Marie zegt
Dank je wel allen voor de fijne reacties! Obrigado!
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Een schitterend, hartverwarmend verhaal! Prachtig geschreven! Ontzettend leuk ook, die reacties van Tina en haar zoon (die ik kan lezen, na 7 jaar wonen in Pedrógão Pequeno).
janine Verhoeven zegt
Wat een heerlijk verhaal. En inderdaad heel herkenbaar. Ik ben vroeger met de interrail nooit tot in Portugal gekomen, helaas. Heb dat inmiddels gelukkig volop goed gemaakt.
Ellen zegt
Een heerlijk verhaal! Hartverwarmend en natuurlijk heel herkenbaar!
Els zegt
Ook ik heb met veel plezier, herkenning en ontroering je schitterende leuk geschreven belevenissen van zo lang geleden gelezen! Je slaat de spijker op z’n kop over dit lieve volk! Portugal, eens ontdekt, vergeet je nooit meer! Dat blijft in je hart! Geweldig ook die reacties van je toen gemaakte (en nog altijd) vrienden ook. Mijn ervaringen sinds omzwervingen in de late jaren 90 uit de vorige eeuw (!) en sinds 2003 in ons eigen huis in Mendeira zijn vergelijkbaar. Ik ken geen vriendelijker volk in de hele wereld! Dank je Jean voor je verhaal! Wat heb jij mooie herinneringen en vrienden gemaakt én behouden!
Jean-Marie zegt
Dank je wel Els, en alle anderen voor al die fijne reakties! Doet mij veel plezier! Ik laat dit ook weten in Portugal. Er was gisteren een familiefeestje bij hen, Google Translate wordt er duchtig geraadpleegd, dit was hét onderwerp van de dag!!! Oma/tante Tina mocht heel wat uitleggen 🙂
Els zegt
Wat leuk Jean-Marie!
Blijf genieten van je Portugese vrienden!!! Die hou je voor je hele leven. Maar dat wist je al….
Gerd zegt
Nu weten we waar die magische aantrekkingskracht voor Portugal vandaan komt😊
De heimwee is geen ziekte die moet bestreden worden ,ze mag gevierd met jaarlijkse bezoeken aan het geliefde vakantieland.Ervaringen maken gelukkiger dan dingen ,herinneringen ophalen genereren hetzelfde gevoel in de hersenen als ze echt beleven
Dus ja,bedankt JM om dit mooie verhaal met ons te delen.
Sergio Rossi zegt
Dag Jean-Marie, mooi geschreven, heb er echt van genoten.
ik heb een soortgelijk verhaal heb mogen beleven.
Het mooi portuguees meisje heette Gina.
Ze is al 28jaar mijn lieve levensgezellin,
hebben 3 prachtige kinderen
en 3 lieve kleinkinderen.
(de vonk was bij ons wel overgeslagen :-))
Jean-Marie zegt
Echt leuk voor je, en ook voor Gina! Bij ons geen vonk, maar wel nog steeds een hele mooie blijvende vriendschap! Mss ook eens je verhaal vertellen? Ben wel benieuwd!