Uit de vertaalpraktijk (12)
Al deze begrippen kunnen in het Portugees vertaald worden met de werkwoorden SER en ESTAR. En daar beginnen meteen de problemen, want wat is nou wat? Vandaag een lesje grammatica…
Algemeen verschil tussen SER en ESTAR
SER betekent ‘zijn’ in de betekenis van een blijvende, permanente situatie. Het verwijst naar de aard, het kenmerk van personen, dingen en/of situaties. Een aantal voorbeelden zijn dan ook: “Eu sou holandesa”, “As casas são grandes”, “Portugal é bonito” en “Ele é o Carlos”.
ESTAR betekent ‘zijn’ in de betekenis van een veranderlijke, tijdelijke toestand of plaats waarin/op zich dingen of personen zich bevinden. Soms zullen zinnen waarin ESTAR voorkomt een tijdelement bevatten. Voorbeelden: “Estou doente (ziek)”, “Ele está aqui”, “A porta está aberta” en “Os meus pais estão em casa”.
De volgende zinnen hebben dus een heel andere betekenis:
- “ele é doente” = hij is een ziekelijk iemand en “ele está doente” = hij is (op dit moment) ziek.
- “o armário é aberto” = het is een open kast (geen deuren) en “o armário está aberto” = de kast(deuren) staan open.
- “tu és bonito” = jij bent een mooi iemand en “tu estás bonito” = je ziet er mooi uit.
Er zijn natuurlijk ook een aantal minder duidelijke gevallen. Kijk maar eens naar: “Eu sou casado” / “Estou casado” (ik ben getrouwd). Deze twee kunnen allebei gebruikt worden, maar het is het veiligst om maar gewoon SER te gebruiken… !
En dan is daar nog “Ele está morto” = hij is dood; Alhoewel dit om een permanente situatie gaat, wordt hiervoor toch het werkwoord ESTAR gebruikt!
ESTAR wordt ook vaak gebruikt in combinatie met voorzetsels, zoals de constructie: “Estar + a + infinitief” = aan het … zijn (bezig zijn met). Voorbeeld daarvan is: “Estou a escrever”, “Ela está a estudar”, etc.
Omgekeerd maakt het een aantal zaken ook een stuk eenvoudiger hoor! Als je in het Nederlands wilt zeggen waar een glas, een zakdoek of een boek zich bevindt, moet je de positie van het voorwerp in gedachten houden om te kunnen zeggen: “het glas staat in de kast”, de zakdoek zit in mijn zak” en “het boek ligt op tafel”. In het Portugees hoef je in al deze gevallen gelukkig alleen maar de vervoegingen van het werkwoord ESTAR uit je hoofd te leren!
Emily zegt
Bedankt voor het schrijven van dit artikel! Ik ben in mijn vrije tijd Portugees aan het leren en ik vond dit inderdaad erg verwarrend. Ik heb veel aan dit artikel gehad.
Groetjes,
Emily
Rijk zegt
Bedankt voor deze uitleg. En nu ben ik heel benieuwd naar het verschil tussen estar en ficar. Zou u dat ook willen uitleggen?
Fons zegt
Thanks Karolien!