In juni was het vijf jaar geleden dat wij vanuit Kansas City oostwaarts vlogen, via Toronto en Dublin naar Lissabon om de Verenigde Staten, waar wij 22 jaar hadden gewoond, in te ruilen voor Portugal. Wij arriveerden net voordat Trump in Amerika de zaak begon te verpesten en net voor het eind van de Europese voetbalkampioenschappen.
Die werden dan wel in Parijs gespeeld, in het Stade de France, voor 76.000 toeschouwers, maar nergens in Portugal was aan dit grote gebeuren te ontsnappen.
Glamping
Onze hoofden stonden niet echt naar voetbal – wij waren wat verdwaasd van de migratie naar een land dat we enkel van een korte strandvakantie aan de Algarve kenden, dat was in 1978, toen daar nauwelijks toerisme was. Nu stonden wij voor de taak een weg te vinden door de Portugese bureaucratie. Na een week in Lissabon te zijn gebleven om een beetje te acclimatiseren gingen wij op weg naar de Alentejo. Daar ergens runden Nederlandse bekenden een ‘glamping’ nabij de kust. De bekenden, dat was een stel oorspronkelijk uit IJmuiden komend dat wij jaren eerder een avond te eten hadden gehad. Wij woonden in de woestijn in New Mexico, zij waren fietsend van Canada onderweg naar de uiterste zuidpunt van het continent via de Continental Divide en daalden van de bergrug achter ons huis af om even comfortabel te douchen in ons enige motelletje en om te communiceren met het thuisfront.
De receptioniste van het motel riep: “Uit Holland? Wat leuk, wij hebben hier in Abiquiu twee Hollanders die een kunstgalerie runnen. Ga maar kijken.” Dat deden Peter Minnaar en Joke Geertsma en dus werd het gezamenlijk eten en praten, praten. Enfin, zij fietsten verder, wij bleven hun blogs volgen en zij lazen zo nu en dan mijn verhalen over de Southwest en de Heartland. Dat fietsen trouwens, daarop hadden zij zich goed voorbereid: Peter werkte in IJmuiden een goed jaar bij een fietsenmaker om zo elk technisch mankement te kunnen oplossen dat het gevolg zou zijn van het duizenden kilometers rijden door ruw, bergachtig terrein.
Ronaldo
Na hun omzwervingen vestigden Peter en Joke zich in Portugal om een camping van de grond te tillen. Dat werd meer dan zo maar een kampeerplek, dat werd Portugal Nature Lodge in de zuidwesthoek van de Alentejo, net boven de Algarve, bij de Monte Malhadins nabij Troviscais dat onder Odemira valt. Wij benaderden die twee omdat wij verder niemand kenden in Portugal bij wie we om adviezen konden aankloppen. Tegelijk verkenden wij het zuidwesten een beetje. Wij legden aan in Almograve, een piepklein kustdorpje dat precies tussen Vila Nova de Milfontes en Zambujeira do Mar ligt, van allebei op de veilige afstand van zo’n 12 km. Wat een rust vonden wij daar – een rotskust met prachtige stille baaien die ons aan het nog stille Californië van vóór het jaar 2000 deed denken, een beetje Big Sur op zijn Portugees.
Het enige dat de rust verstoorde, was de finale van de Europacup. Op 10 juli 2016, in het restaurant van ons hotelletje, zaten wij, kersverse immigranten, ons één met een twintigtal Portugezen te voelen bij het grote beeldscherm waarop wij ‘ons’ Portugal met 1–0 zagen winnen van de Fransen dankzij uitstekende aanvoering van Cristiano Ronaldo en een mooi doelpunt van Eder. Na 22 jaar niet van Amerikaans voetbal te hebben genoten, vielen we als een blok voor het in lange tijd niet aanschouwde ‘echte voetbal’ en voor Ronaldo, natuurlijk.
Finanças
De dag daaropvolgend gingen wij bij de Minnaars op bezoek op hun Portugal Nature Lodge, die zij tot een ware ‘glamping’ hadden opgebouwd met verschillende ver van elkaar gelegen woonvormen, een zwembad en wandelroutes te over binnen direct bereik. De goed ingeburgerde en de Portugese taal beheersende Joke nam ons mee naar Odemira en hielp ons daar aan een fiscaal nummer op hun eigen woonadres, want: “Zonder kun je in Portugal niks beginnen.” Daarna begon onze zoektocht naar een eigen vestigingsplaats. Maar eerst verkenden wij nog een deel van de omgeving, het Sudoeste Alentejano & Costa Vicentina Nationaal Park met laag bergland, mooi en wild en met zoals gezegd een machtig interessante kust. Daarna trokken wij het binnenland in waar wij eerst werden geconfronteerd met flink uitgedijde tuinbouwgebieden met (boogframes van) enorme plastic kassen.
In Almograve was ons al de aanwezigheid opgevallen van tientallen duidelijk niet Portugees zijnde mannen. Die kwamen uit India, Bangladesh, Myanmar, Sri Lanka, Irak, Nepal. Die werkten als seizoenarbeider om frambozen, aardbeien en bosbessen te oogsten, begrepen we. Er was zelfs een Indiaas winkeltje in dat aardige dorp aan de Atlantische Oceaan dat nog geen 2.000 inwoners telde en, naar wij hoorden, eigenlijk enkel tijdens de Portugese zomervakanties drukte kende. Enfin, na een omzwerving ook door het centrum en het oosten van de Alentejo vestigden wij ons uiteindelijk heel ergens anders, in Tomar, in de Ribatejo, ‘boven de rivier’.
Plantages
Vijf jaar verder. Ik leer dat er nu ook een Indiaas cafeetje in Almograve is. Ik ontdek hoe met name de bessenteelt in de streek rond Odemira is blijven groeien. De fruitteelt heeft dat deel van de Alentejo van gezicht veranderd, gelukkig niet zo dat het er op het Nederlandse Westland lijkt; de streek is nog steeds dunbevolkt, het bergland en de kustlijn zijn even aantrekkelijk gebleven. Maar… er zijn heel wat plantages bijgekomen en er zijn heel wat meer seizoenarbeiders aan te treffen. Er zijn naar schatting 15.000 mannen en nu ook vrouwen uit vooral Aziatische landen werkzaam in de tuinbouw. De Portugese opzichters spreken althans iets van de verschillende talen en soms ook dialecten om met hun werkvolk te communiceren. De lichaamslengte van de werkers is aan de bescheiden kant, dat is een voordeel want het gebukt oogsten van de lage gewassen is voor lang volk een pijnlijk kwellende zaak. Het meeste werk wordt geknield gedaan.
Er zijn plantages van honderden hectaren en rond Odemira zijn het vooral bosbessen die in groten getale geteeld worden. De export van meer dan 90% van de oogst vooral naar Nederland en Duitsland, is drie keer groter dan toen ik in 2016 in Almograve van Europees voetbal zat mee te genieten en brengt Portugal meer dan 250 miljoen euro in het laatje (2020) terwijl de verwachtingen zijn, dat deze sector nog vier keer groter wordt in de komende jaren. Wat geteeld wordt is de uit Noord-Amerika afkomstige bosbes, de Vaccinium corymbosum, die het in het gematigde klimaat van het zuidwesten van de Alentejo uitstekend doet en daar een langer groeiseizoen vindt dan bijvoorbeeld in Spanje.
Woekerhuur
De oogstwerkers zijn veelal jong en wonen soms een uur rijden van hun plantage in meest krakkemikkige huizen met slechte voorzieningen die, naar ons Nederlanders niet onbekende gewoonte, voor veel te veel geld per (soms gedeeld) bed worden verhuurd. In Der Spiegel lees ik (in een serie van artikelen over onderzoek dat mede gefinancierd wordt door de Bill & Melinda Gates Foundation) dat in een huis met vijf kamers in het dorp São Teotónio achttien Nepalese werkers wonen die ieder 195 euro per maand betalen voor een krakend, metalen bed en die de huiseigenaar dus een maandinkomen van dik drieduizend verschaffen. Dat doet mij denken: zou dit type eigenaar in zijn jonge jaren zelf gastarbeider zijn geweest? Zou hij wonend in Nederland het woekerverhuurbedrijf soms van een Nederlandse eigenaar geleerd kunnen hebben? São Teotónio schijnt nu 6.000 inwoners te hebben, van wie er maar liefst 4.000 (twee derde deel!) afkomstig zijn uit andere landen dan Portugal. Bij elkaar moeten die wel een erg forse impuls geven aan de lokale economie… Er zijn in hun midden nu ook o.a. een Indiaas supermarktje en een Nepalese snackbar te vinden.
De bussen en busjes die de ‘gastarbeiders’ heen en weer vervoeren zijn minder riant van uitmonstering dan de efficiënt geoutilleerde en gekoelde trucks die elke nacht naar het noorden rijden met de bessenoogst van de vorige dag. De werkers verdienen 3,50 of hoogstens 4,00 euro per uur en het mag duidelijk zijn dat aan het eind van de maand slechts bescheiden bedragen naar het thuisfront kunnen worden overgemaakt, na aftrek van woonlasten, voeding, kleding, reiskosten en dikwijls een nogal stevig bedrag voor het agentschap dat hun verblijf en werk geregeld heeft. Toch staat, althans stond men doorgaans te dringen, omdat Portugal nu eenmaal betaald werk heeft en omdat Portugal er een uiterst uitnodigend immigratiesysteem op na houdt. Een via een agentschap verkregen arbeidscontract op zak en hup, de verblijfsvergunning ligt al klaar (voor zes maanden) en bovendien: hou dit zeven jaar vol en er is recht op een Portugees ingezetenschap en een paspoort van de EU dat deuren opent naar ‘de hele wereld’.
Onbelemmerd
De koelwagens leveren in het noorden af bij importeurs die sorteermachines aan het werk zetten met een capaciteit van 2.5 ton per uur. Daarna gaat de oogst naar Jumbo, AH, Aldi, Lidl, Edeka, Kaufland enzovoorts. De tuinbouwbedrijven zijn intussen goeddeels in handen van grote concerns. Behalve om bosbessen en frambozen gaat het om aardbeien en dat is bijna exclusief het terrein van ’s werelds grootste producent, Driscoll. De groei van de tuinbouw ging jarenlang voort, onbelemmerd door Portugese regulering of kwaliteitscontroles. Pas in 2020 werd aandacht besteed aan de werk- en leefomstandigheden van de immigranten. Covid was de aanleiding, er ontstonden te veel besmettingen om onopgemerkt te blijven. Er volgden inspecties en honderden veroordelingen van zowel telers als verhuurders. Er werden bovendien omstandigheden aangetroffen die aan mensenhandel deden denken. De grote boze wereld had eindelijk ook die afgelegen hoek van de Alentejo bereikt.
De ontdekking van de slechte werk- en leefomstandigheden van de oogstarbeiders bracht in sommige delen van hun land de Duitsers ertoe producten uit de Alentejo te boycotten. Er zijn andere problemen zichtbaar geworden waarmee de producenten te kampen hebben. De watervoorziening staat door al die plantages met struiken die gestaag geïrrigeerd dienen te worden zwaar onder druk. De Rio Miro levert onvoldoende water om iedereen tevreden te kunnen stellen, het waterpeil in het Santa Clara-reservoir zakt en zakt. Kleine agrarische bedrijven in de streek hebben het te verduren. Er zijn landerijen die van watervoorziening werden afgesloten omdat de grote bedrijven hun politieke macht inzetten om het zich toegeëigende recht op voorkeursbehandeling te behouden. “Keuterboertjes moeten maar kraanwater tappen,” werd er door ambtenaren gezegd.
Onstuimig
De waterproblemen zijn natuurlijk nog slechts in een beginstadium, want als de Alentejo doorgaat met droger en droger worden, staan ook de grote bedrijven met de rug tegen de muur. Die hebben trouwens ook andere, onverwachte tegenslag te verwerken gekregen toen, vanwege covid, grote groepen werkers uit Portugal verdwenen om naar hun eigen land terug te keren, wat de bedrijven voor het eerst met tekorten aan arbeidskracht confronteerde. Niet dat er met angst en beven naar de toekomst wordt gekeken: “De situatie herstelt zich, de werkers komen terug want kunnen nergens elders aan de slag, misschien gaat hun uurloon wat omhoog, we vinden wel een oplossing voor de watersituatie, en verder… je zult het zien, de markt voor bosbessen staat nog een spectaculaire groei te wachten.” We zullen zien…
Het zal duidelijk zijn dat niet iedereen verlangend uitkijkt naar zo’n onstuimige groei. De aanwezigheid van de bessencultuur moet de schoonheid en leefbaarheid van de streek niet negatief gaan beïnvloeden. Het moet er niet worden als het deel van de Spaanse provincie Almeria, vooral rond El Ejido, dat wel ‘Europe’s dirty secret’ wordt genoemd en dat algemeen bekend staat als de Costa Plástica. Daar is sprake van een onafzienbare zee van plastic overspanningen die een continue massaproductie van komkommers, meloenen, perziken, pepers, tomaten enzovoorts mogelijk maken. Daar werken naar voorzichtige schatting 120.000 immigranten, waarvan twee derde deel niet gedocumenteerd is, aan oogsten waarvan de export jaarlijks de twee miljard euro verre overschrijdt. Jaarlijks blijft 30.000 ton plastic afval achter als het niet in zee wordt gedeponeerd. Het tuinbouwgebied speelt een hoofdrol in de Spaanse TV-serie Mar de plástico.
Onaangetast
Plastic is gelukkig allesbehalve dominant in het district Odemira, een van de grootste districten van Portugal, dat met zijn 26.000 officiële ingezetenen een bevolkingsdichtheid heeft van minder dan 15 per vierkante kilometer. Er is onaangetast landschapsschoon te over en zo zal het blijven, ook al omdat grote delen van het district door hun bergachtige structuur minder of in het geheel niet geschikt zijn voor grootschalige land- en tuinbouw. Er zijn vele kilometers wandelpaden, er zijn spectaculaire uitzichten over de golven van de Atlantische Oceaan en er zijn ontelbare baaitjes met, zeg tien maanden van het jaar, riante en stille stranden. Zelfs in hoogzomer, als de Portugezen zelf massaal op pad gaan, is het in dat deel van het land nog alleszins behaaglijk. Een kwestie van de grotere trekpleisters mijden. Eigenlijk is de hele kuststrook met achterland ten zuiden van Vila Nova de Milfontes tot aan de zuidwestelijke punt bij Sagres ‘aan de paradijselijke kant’. Dat stadje Milfontes noemde zich trouwens al ‘vila’ toen het nog geen vijftig huizen telde, noemt zich ‘nova’ al dateert het van de 15de eeuw… en fonteinen hebben ze er ook niet of nauwelijks en zeker geen duizend.
Iepe Sijperda zegt
Bedankt voor dit leerzame verhaal.
Nadet Magnus zegt
Erg genoten van de kortfilm Kansas Art Community. Benieuwd naar vervolg na Corona….
Peter Mertens zegt
Zelf begon ik ook in de Alentejo, in Vale de Ferro om precies te zijn, in 1998. Maar aangetrokken door het avontuur van nieuwe streken, aantrekkelijke bouwstijlen en lage prijzen kocht ik steeds noordelijker in Portugal nieuwe huizen. Het woord ‘huis’ zou trouwens niet door iedereen gebruikt worden voor de halve ruïnes die ik soms voor een luttel bedrag aanschafte. Het noordelijkste (heren)huis lag tegen de helling van de Caramulo niet ver van Viseu vanwaar ik tot 5 juli 2012 neerkeek op Gerrit Komrij aan de horizon. Op het laatst had ik dertien huizen en ik kon vanuit de Alentejo met de fiets telkens naar een volgend huis fietsen, steeds iets noordelijker. Mijn huis bij Tomar was een enorme lagar de azeite in Figueira bij Serra, vrijwel zonder dak. Wat proefondervindelijk duidelijk werd, was dat de omgeving in mijn gang naar het noorden steeds lelijker, bebouwder maar vooral katholieker werd, vergeleken bij de Moorse Alentejo en dit terwijl ik een afkeer van godsdienst had en heb en een nog grotere afkeer van godsdienstigen. Aan de gefakete Big Ben-klokken die de luidsprekers van de dorpskerk door de dalen bij Espinhal deed schallen, heb ik nooit kunnen wennen. De talrijke inbraken in mijn vaak verlaten panden maakten duidelijk dat de moraal in Midden- en Noord-Portugal slechts in het uurtje op zondag in de kerk op niveau lag al was de zware crisis een verzachtende factor. Een tweede tegenvaller vergeleken met de kust-Alentejo waar ik de reis was begonnen was de winter in het Noorden. De kou werd niet zoals in de Alentejo door taipa-bouw getemperd tot een draaglijk niveau maar daarentegen juist scherp aangezet door de kille, granieten huizen die slechts visueel bescherming boden. Zo leerde ik mijn lessen en zoals ik de rij huizen als dominostenen had opgebouwd, zo vielen ze in de jaren erna in omgekeerde volgorde ook weer om, tot ik me weer -zonder twaalf inmiddels verkochte huizen- terug in de Alentejo bevond. Want als ergens de geur in de zomer ongeëvenaard is, dan is het wel op de uitgedroogde Alentejaanse vlakte, kwezels zijn er gelukkig schaars en het uitspreken van het woord winter duurt langer dan hij in werkelijkheid is. Dat hebben ook de alternatievelingen ontdekt want buiten een oververtegenwoordiging van Aziatische fruitplukkers in bepaalde dorpen is het in de kust-Alentejo onontkoombaar dat hippiecommunes er als paddenstoelen opschieten in een mate die niet te vergelijken is met de situatie van de Duitse Mercedesbus-hippies bij de Santa Clara-dam in 1998. Die zijn damals inclusief hun privé-grensmarkeringen door de GNR verwijderd zodat de oever van het stuwmeer weer voor iedere Portugees toegankelijk was. Op zich heb ik niets tegen hippies al zijn ze nogal identiek en lijkt het besef dat ze leven bij de gratie van de maatschappij die het mogelijk maakt dat ze zo leven hoewel ze zich er walgend van afwenden niet tot ze door te dringen.
Die Alentejo-hippies miste ik nog in het verhaal van Ton.
Ton Haak zegt
Plastic kassen of plastic hippies (of hoe ze tegenwoordig mogen heten, surfers inbegrepen), ze duiken overal op, van Bali tot de Alentejo. Het aardige van de hippies is dat de meeste vanzelf weer verdwijnen om ergens boekhouder of verzekeringsagent te worden en dat degenen die heel hun leven hippie blijven de slechtste niet zijn. Terwijl het plastic en ijzer van door ondernemers achtergelaten kassen, of mijnen, of boorinstallaties, enzovoorts, eeuwig blijft voortbestaan en verwoestende gevolgen heeft voor land en water, om over de gezondheid van de mensheid niet te spreken.
Niettemin, Peter, dank voor jouw mooie reactie over voorspoed en tegenspoed in Portugal. Het blijft, vind ik, een aardig landje met een niet onaardige bevolking. Dat het leven soms traag verloopt, dat de bureaucratie om te vervloeken kan zijn, ach… er zijn landen waar de hele samenleving niet anders kan dan krakend en scheurend voortbestaan. En daar is de wijn meestal ook nog eens onbetaalbaar. Cheers!
Tineke zegt
….ik mis elk commentaar op waterbeheer en waterschaarste.
Arno Straalman zegt
Mooi en interessant verhaal.
Els zegt
Een interessant en veelzijdig artikel. Om vanuit een persoonlijk verhaal over hoe men in Portugal verzeild raakt en zijdeling tussen al het moois hier in Portugal toch wat ongelukkige ongemakkelijke, ongelijke toestanden aanstipt! Er is dus toch nog iets goeds voortgekomen uit de coronapandemie. Die uitbuiting van immigranten en andere onwelriekende toestanden aangaande deze groeiende kasfruitculturen zijn toch aan de haak (!) gesteld. Hoe gaat het er daar nu aan toe? Benieuwd!
En, by the way, een goed filmpje over die prairiekunstenaars in Kansas! Prachtig wat zij daar creëren.
Wat ik niet begrijp is de reactie van Peter M. Dat is m.i. geen reactie op dit artikel, maar meer een geheel zelfstandig persoonlijk verhaal. Tja… zó kan het natuurlijk ook als je wat kwijt wil!
Peter Mertens zegt
Els, wat vervelend dat ik niet aan je verwachting voldeed. Ik had de keuze: of ik schreef een geijkte reactie op Ton, of ik schreef een persoonlijk verhaal. Dat tweede had mijn voorkeur. Maar voor jou is de geijkte reactie je keuze, lees ik. Jammer, want jouw persoonlijke verhaal zou mijn voorkeur hebben.
Loek Kusiak zegt
Belangrijk om tussen alle juichverhalen over Portugal door in dit portal ook daar eens onomwonden de vinger op te leggen: de schandelijke uitbuiting en het nog steeds grotendeels wegkijken door de Portugese autoriteiten en inspectiediensten, gevoelig bovendien voor omkoping door grote werkgevers van de Nepalese en andere Aziatisch arbeiders in de tuinbouw, een misstand die trouwens ook in de oostelijke Algarve (de regio Olhão, Moncarapacho, Tavira) aan de orde van de dag is. Denk overigens niet dat de moraal in de Nederlandse tuinbouw hoogstaander is. Ook in ons land heeft een aantal jaren geleden in Noord- en Zuid Holland een grootschalig strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden naar uitbuiting van Portugese plukkers. Gewetensnood als consument? Koop je fruit e.d. dan zo veel mogelijk van of bij lokale, kleinschalige (bio)boeren, ze zijn er echt, ook op Portugese markten en in kleinere groentewinkels.
Ellen Damen zegt
Hallo Ton,
Fijn dat jij eens even goed hebt uitgezocht hoe het zit aldaar, in mijn geliefde Alentejo litoral, waar de afgelopen 20 jaar de kassen oprukken. Fijn ook dat je herinneringen bij me wakker maakt, aanknopingspunten voor nieuwe verhalen?
Ellen Damen zegt
O ja, de foto’s van Joke Geertsma: heerlijk!
Joke Geertsma zegt
Leuk Ton, om over ons te lezen op portugalportal.nl! Het is hier in de zuidwest Alentejo inderdaad best aan het veranderen. Authentieke Portugese cafeetjes zijn van de een op de andere dag omgetoverd in Nepalese of Indiase restaurants, die soms best lekker zijn trouwens. En gelukkig zijn er ook nog genoeg Portugese restaurantjes over. Maar inderdaad, in sommige dorpjes zie je soms meer Aziaten dan Portugezen.
Hier in onze omgeving zie je nog niet zoveel Aziaten, wel hippies. Veel van de ‘hippies’ zijn echt actief bezig met mooier maken van het land, er zijn veel permacultuurprojecten. Zij organiseren ook kunstfestivals en openen leuke cafeetjes en het mooie is, ze mengen vaak heel goed met de authentieke Portugese bevolking. Het brengt echt weer leven in de ingeslapen dorpjes zonder dat deze onder de voet gelopen worden door de snelle commerciële maatschappij.
We hopen op een nieuwe balans en overheidsmaatregelen om de enorme groei aan plastic kassen te stoppen. Dan volgt de rest vanzelf. Veel van de ‘hippies’ zijn hier actief mee bezig.
Het leven hier in de zuidwest Alentejo is zo mooi en dat gaan we zo houden!
Ton Haak zegt
Goed om te horen! Ton
Gabrie zegt
Wat ’n duidelijk helder verhaal. Interessant om datgene wat we in de loop der jaren hebben zien veranderen uitgelegd te krijgen. Via Joke en Peter voorliefde voor de Alentejo gekregen; een warm plekje in mijn hart.
Frank zegt
Raar dat t zolang stil is gebleven op dit artikel. Anno 2023 is het namelijk niet beter. Er worden nog steeds nieuwe vergunningen verleend om de plantages uit te breiden. En de arbeiders vliegen nog steeds massaal in, daar verdienen de ‘tussenpersoen’ (lees mensenhandelaars) dik aan. Helaas pindakaas door waterschaarste en overvloed aan werkers… geen werk.
Rudi Ultee zegt
Met heel veel interesse dit verhaal gelezen.
Wij zijn vanaf 2002 neergestreken in de omgeving van São Teotónio. Zo’n 20 minuten van ‘onze’ badplaats Zambujeira do Mar.
En ja dan moet je rijden door São Teotónio wat wij tegenwoordig ‘Klein Azië’ noemen. Op die rit kom je circa een op de tien een Portugees tegen. Maar die ‘omvolking’ is in geheel Europa aan de gang en is met de huidige regeringsleiders toch niet te stoppen. Jammer dus.
Triester wordt het echter als in de geweldige westkust naar de prachtige strandjes rijdt. Je ontkomt er niet aan om tussen enorme velden met plastic kassen te rijden. In een gebied dat men nationaal natuurpark noemt. Het ‘Parque Natural do Sudoeste Alentejano e Costa Vicentina’.
Een park waar wij begin dit millennium hebben geprobeerd een onderkomen te bouwen. Maar er mocht nog geen baksteen op dit beschermde gebied worden gebruikt !
Hoe raar kan het gaan.
Feit is dat de globalisering in dit gedeelte van Portugal uiteindelijk de economie fors zal gaan schaden. Welke toerist rijdt er straks nog tussen de kassen, waar zeer zeker gif wordt gebruikt, nog naar het prachtige strandje ?
Uiteindelijk zal alleen ‘de Aziaat’ nog in dit mooie gebied leven.
Het goede artikel van Ton Haak zou ik graag geüpdatet willen zien. De situatie is namelijk al weer een stuk ten nadele veranderd. Iedere keer weer zien we in die omgeving nieuwe kassen. Ondanks de wantoestanden, met name in de coronaperiode, en zelfs een bliksembezoek van de president is er in mijn ogen weinig tot niets veranderd.
Dus Ton, graag een update.