Portugal is een land van geuren en geluiden. ‘In de provincie’ komt je van alles tegen: dampende mesthopen, ambachtelijk zweet en de odeur van aardappelopslag – een samentrekking van nummer een en twee, terwijl de Maria’s gedurende de hele dag aantrekkelijk riekende potjes bij elkaar ijveren. De neus wordt verwend, zogezegd. Dit kunnen we van de oren maar moeilijk zeggen.
Als ik jaren geleden aan Portugal terugdacht, dan hoorde ik brommers en blaffende honden. Zonder daar op ruim 2.000 kilometers afstand overigens last van te hebben. Maar eenmaal woonachtig op Lusitaanse bodem blijken de knetterfietsen het nu geleidelijk aan te laten afweten. In de hondenwereld is dit verstillen van decennialang het populairste vervoermiddel in Portugal meteen opgepakt. Er wordt wat afgedelibereerd in voor ons nog immer een vreemde taal. De blaf – hoe hard en langdurig deze ook is – vormt een nog geheel belastingvrij genoegen voor het baasje.
Gelukkig is er van Hogerhand een tegengeluid ontwikkeld. Ik bedoel de liefelijke tingeltangel van de omringende kapellen en godshuizen. “Daar hoor ik de kapel van Carregal,” roept soms een toehoorder aan witte wijn nippend in de tuin. “Of is het die van Moura Morta?” Het is natuurlijk Sobreira, want de wind zit oostelijk. Een melodietje van zeven tonen, gevolgd door de juiste stand van zaken.
Terwijl eeuwenlang het klok- en hamerspel van de kerkjes door een vrome vrouwenhand werd beroerd, heeft de voortschrijdende techniek dit gebruik geëlektrokuteerd. Dat kwam van pas. De oude vrouwtjes die het beieren als hun ultieme boetedoening zagen, begonnen op te raken. Evenals de godsvrucht. Daarboven op kwam de dagelijkse zorg voor de kleinkinderen, van wie de ouders aan het tweeverdienen waren. Geen moeizaam geklauter over uitgesleten trappen meer, maar gewoon zorgen dat er stroom op het doosje staat. Want meer is niet nodig om deze service bij iedereen thuis te bezorgen.
Er is met deze ‘capela’ echter één probleem. Haar volume is erop berekend een hele vallei te bedienen. Maar Sobreira is eigenlijk niet meer dan een stuk straat van 200 meter met aan weerszijden oude en nieuwe huizen en een terrein waarop een hele vloot tweedehandse auto’s zich geregeld door aspirantkopers onder de motorkap laat kijken.
De elektrische installatie brengt hier om het halve en hele uur een klerikale herrie van jewelst teweeg, die alleen op enige afstand als draaglijk en zelfs genietbaar wordt ervaren. Passeer je hier op zo’n moment, dan maak je een paardsprong van jewelst en moet je een forse stuurcorrectie geven om verkeerstechnisch niet schaakmat te raken. Je zult hier maar wonen, verzucht de aldus ontsnapte passant.
Maar niemand van de inwoners praat in het nadeel van het elektrische gebeier. Integendeel. Een man ontbloot beide polsen en zegt: “Horloge niet nodig.”
Pal tegenover de kapel, op nog geen 30 meter afstand, woont huisschilder Bruno. Een schrale zwoeger, die dankzij hoge hypothecaire lasten het grote huis tot het zijne mag rekenen. Om de dertig minuten krommen tenen en vingers van Bruno zich als bij een roofdier in staat van paraatheid. Hij lijdt hevige pijnen tot de laatste toon is weggedreven. Deze meest naaste buur van het godshuis met de twee luidsprekers heeft dikke slaapwallen onder de ogen. Zijn pogingen om de door hem als tirannie ervaren klanken in toenemend drankgebruik te verdoven, strandden op het begin van een huwelijkscrisis.
De ommekeer kwam op een wolkenloze herfstavond. Laat terug van een schilderkarwei klom Bruno na enig aarzelen steels op het dak van de kapel. Zijn actie zou er niet een zijn van blinde vernieldrift, nee, verfijnd, vakkundig, zou hij de rust in zijn leven doen weerkeren. Nachtenlang had hij op het plan liggen broeden. Wat kon hij daar anders in dat bed? Slapen soms? Bij het naderen van een passerende auto dook de spichtige gestalte nog weg voor het lichtschijnsel dat door het donkere dorp meereisde. Hij luisterde nog even, spiedde opnieuw rond en toen tastte de dakhaas in een broekzak. Zijn tang veroorzaakte kort daarop een knerpende klik. Tevreden gleed Bruno het dak af en schoof even later naast zijn al rustende echtgenote in bed. En deed van voldoening geen oog dicht, alert controlerend of zijn sabotagewerk vruchten afwierp. Zijn slapeloosheid was nu van een heel andere aard. Bijna prettig.
Merkwaardig dat het toen nog wel een week duurde voordat heel Sobreira in de gaten had dat de ‘capela’ was verstomd. Senhor Soares, de autoverkoper, zag de losse draad het eerst. Toen alle 59 inwoners eveneens het ‘corpus delicti’ hadden aanschouwd, moest er natuurlijk antwoord komen. Want ineens beweerde iedereen de tijdsaankondigingen heel erg te missen. Het leven was ronduit lastig. Nou, daarop en hoe het dan verder ging, daar had Bruno niet op gerekend.
Portugese mannen kunnen heel erg veel. Een timmerman kan metselen, broodbakken en varkens mesten. Een metselaar beheerst dikwijls het timmeren, het telen van aardappelen en uien en soms verkoopt hij in de weekenden brandhout. Schilder Bruno was plaatselijk de redder in nood bij de aanschaf en reparatie van koelkasten, dvd-spelers, roomklutsers en schotelantennes. Naast zijn reguliere arbeid met de kwast maakte hij ’s avonds en in de weekeinden heel wat arbeidsuren in de elektriek. De extra eurootjes hielden de bank tevreden en gaven zelfs wat kleur aan het leven van het echtpaar.
Het was een voldongen feit: Bruno (en alleen Bruno de freelance electriciën) moest de gebroken draad herstellen. Het was toen een poos heel rommelig in het koppige hoofd van de arme huischilder. Hij wist niets anders dan volksgebruik nummer een in de strijd te gooien. Dit kwam erop neer dat hij ‘volgende week’ dit werkje wel even zou doen. Maar volgende week was hij er nog niet helemaal uit, daarboven bij hem. Het werd opnieuw volgende week en nog een paar keer. De mensen keken verwijtend naar Bruno. Zo van ‘Een opdracht van Boven vervul je zonder dralen.’ Het aantal elektriciteitsklantjes werd steeds kleiner. Toen greep kennelijk de ‘padre’ in. Op een dag in het voorjaar kwam er een firma uit een ander dorp, die de ‘lijn met Boven’ gratis en binnen een kwartier herstelde. Deze geste bleef al op aarde niet onbeloond.
De snelle firma kwam daarna regelmatig in het gat terug voor reparaties die anders door Bruno werden verricht. De arm van de ‘padre’ bleek heel ver te reiken. Bruno verdween uit beeld. Eerst uit de zondagsmis en later uit het gemeenschapsleven. Er staat nu al maanden een bordje ‘Vende-se’ op een huis tegenover de kapel, die vrolijk maar loeihard bijhoudt hoe laat het is.
Trudy Schalke zegt
Grappig verhaal!
Zo leer je nog eens hoe het kwaad zichzelf straft!