Uit de vertaalpraktijk (9)
Via mijn lieve vriend Constant Coolsma kreeg ik het volgende bericht toegemaild dat hij via de Wereldomroep had gelezen:
Tweetalig onderwijs goed voor hersenen
Kinderen die al op jonge leeftijd tweetalig onderwijs krijgen, hebben een beduidend grotere leercapaciteit dan enkeltalige leeftijdgenootjes. Dat zeggen onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel. In Vlaanderen lopen momenteel enkele proeven waarbij een deel van de lessen in het Frans wordt gegeven. Kinderen blijken de lessen in een vreemde taal zelfs beter te onthouden dan in hun eigen taal. Dat komt volgens de onderzoekers doordat de hersenen actiever moeten zijn tijdens de anderstalige les. Ze vergelijken het met sport: hersenen die geprikkeld worden presteren beter, zoals de spieren van een atleet groeien door training.
Dat kinderen die opgroeien met twee talen beter presteren op school had ik al eerder gehoord. Mijn eigen kinderen hebben wel eens als proefkonijn gediend voor een student aan de Universiteit van Utrecht die precies daarnaar onderzoek deed. Voor een deel is die betere perceptie te verklaren uit het feit dat kinderen die opgroeien met meerdere woorden voor een en hetzelfde concept, beter kunnen abstraheren. Een ding dat (in het Nederlands) ‘brood’ genoemd wordt, moet je — in Portugal — ‘pão’ noemen, en dus is de relatie concept/woord niet eendimensionaal, maar kunnen meerdere woorden verwijzen naar hetzelfde concept. Dat helpt tweetalige kinderen vervolgens ook bij het begrijpen van minder tastbare concepten en zeker ook bij het leren van nog andere talen.
Zoals je weet vind ik taal erg interessant; het is een middel waardoor een groep mensen elkaar kan begrijpen. Het rare is dat andere mensen, uit een ander taalgebied, die wellicht dezelfde zienswijze hebben en hetzelfde denken over een heleboel dingen, slechts door het feit dat ze toen ze opgroeiden een andere taal hoorden, die ene groep absoluut níet kunnen begrijpen. Ze horen maar wat klanken en weten niet hoe die te interpreteren …
Een paar jaar geleden was ik op vakantie in Turkije en bevond ik me dus in de situatie dat ik géén idee had waarover de mensen om mij heen zoal spraken. Ik moet zeggen dat ik dat zo voor een korte tijd heerlijk vond! Meestal ben ik in de situatie dat ik — in internationale omgeving — juist degene ben die alles van iedereen begrijpt (of: zou moeten begrijpen). Het feit dat men ‘brood’ in Turkije “ekmek” noemt vond ik bijvoorbeeld bijzonder vermakelijk — die klank lijkt in niets op wat ik met ‘brood” associeer …
Ooit was ik in het noorden van Portugal in een heel klein dorpje. Een oud mannetje zat op een bankje in de middagzon en ik ging naast hem zitten en knoopte een praatje aan. Hij bekeek me en constateerde toen dat ik niet uit het dorp kwam. Nee, zei ik, ik kom niet uit het dorp. Ik vertelde dat ik uit Nederland kwam en probeerde uit te leggen waar dat was. Eerst door Spanje, dan door Frankrijk, België en dan kom je in de buurt. Hij vond het heel interessant. Wat spraken ze dan in dat verre land? Ik legde verder uit, dat het Nederlands een eigen taal is, weliswaar verwant aan het Duits, wel wat weg van het Engels, … Het was lange tijd stil. Toen sprak hij verwonderd: “Ik wist niet dat het Nederlands zo makkelijk te begrijpen is, we zitten al een hele tijd te praten en alhoewel u anders klinkt dan ik kan ik u eigenlijk heel goed begrijpen!”.
Ik had niet de moed hem te vertellen hoe de vork precies in de steel zit… en ik hoop dat hij veel succes heeft geoogst onder zijn dorpsgenoten, met zijn mededeling dat hij vloeiend Nederlands verstaat!
Geef een reactie