Uit de vertaalpraktijk (8)
Er zijn van die zinnen die je bijblijven. Gisteren in de auto hoorde ik op de radio Ella Fitzgerald “Cry me a river (‘cause I cried a river over you)” zingen (lang niet gehoord!!) en werd even stil van die zin, onvertaalbaar in zijn eenvoud. En op aanraden van een vriendin beluisterde ik “dochters” van Marco Borsato, waarvan de zin “wat staat de tijd haar goed” mij raakte. Van de Nederlandse tekstschrijvers vind ik Herman van Veen ook heel bijzonder. Hij heeft van een aantal Franse chansons Nederlandse versies gemaakt die ongeëvenaard mooi zijn.
Toen mijn oudste klein was zong ik altijd hetzelfde slaapliedje van José Afonso voor hem (“Dorme meu menino, a estela d’Alva já a procurei mas não a vi…”) en dat hielp hem om rustig te worden. Ik heb die tekst geprobeerd te vertalen naar het Nederlands en er zelfs met een bevriend tekstschrijver naar gekeken. Resultaat: ik heb een aantal versies liggen maar geen een is zo mooi – en simpel – als het origineel.
Even terug naar een meer platvloerse benadering van taal. Ik wil dit keer met je kijken naar een paar voorzetsels. Zinnen bestaan uit informatie-eenheden die aan elkaar worden geplakt door hulpstukjes. Voorzetsels zijn een voorbeeld van zulke hulpstukjes. Weet je nog wat voorzetsels zijn? Dat zijn woordjes die je met “de wagen” kunt combineren, “op de wagen”, “in de wagen”, “aan de wagen”, “bij de wagen”, “met de wagen”, enzovoorts.
Een definitie om het nog duidelijker te maken: (Onze Taal) “Voorzetsels drukken de relatie uit tussen de woordgroep waar het voorzetsel deel van uitmaakt en een ander element in de zin. Voorzetsels zijn bijna altijd onderdeel van een woordgroep waarin het hoofdwoord een zelfstandig naamwoord is”.
In het Portugees wordt een aantal voorzetsels op een veel logischer manier gebruikt dan in het Nederlands. In het Portugees wordt de plaatsbepaling – waar bevindt zich iets of iemand – altijd aangeduid met het voorzetsel “em”, terwijl in het Nederlands je “op straat” loopt; “in huis” bent; “aan de universiteit” studeert; en “bij de bank” een rekening hebt lopen.
Zit er beweging, bestemming of richting in het werkwoord, dan heb je in het Portugees “para” of “a” nodig (“naar”, “voor”, “om te”). En kijk je naar de herkomst of oorsprong, dan gebruik je “de” (“van” of “uit”). Dit is natuurlijk allemaal erg kort door de bocht – sla het groot Prisma Woordenboek Portugees er maar eens op na! – maar daarom niet minder waar.
Leuk en veel ingewikkelder wordt het als voorzetsels zich aan werkwoorden verbinden en daar een geheel nieuwe betekenis aan geven. Kijk maar eens bij het werkwoord “dar” (geven) dat in combinatie met diverse voorzetsels omgetoverd wordt tot “uitkijken op” (“dar para”), aantreffen (“dar com”), opmerken (“dar por”), resulteren (“dar em”) en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Heel interessant, maar helaas een nachtmerrie voor wie zich de taal van Camões probeert eigen te maken.
In het Portugees dromen mensen niet van of over elkaar, maar mét elkaar (“sonhar com”), wat natuurlijk veel gezelliger is! Omgekeerd gaan in Nederland de mensen “met de auto” (oh nee, sorry, “met de fiets” natuurlijk!) ergens naar toe, terwijl als we dat letterlijk zouden vertalen, een Portugees begrijpt dat de auto gezellig samen met je meereist. In het Portugees reis je namelijk “de carro” of “de bicicleta”, alhoewel dat laatste maar mondjesmaat!
Marjolein zegt
Weet u of er een goed boek beschikbaar is waar de Portugese grammatica in het Nederlands wordt uitgelegd? Het vervoegen van werkwoorden, gebruik van voorzetsel en lidwoorden etc.