Niet lang nadat ik in Portugal was neergestreken, kwam ik tot de beslissing het kerk- en kasteelbezoek te beperken tot hoogstens eens in de maand of zes weken.
Arriverend na een verblijf van ruim 23 jaar in het zuidwesten en midwesten van de Verenigde Staten (zonder ook maar een dag teruggekeerd te zijn naar Europa), had ik enkel ervaring met kaarsrechte wegen die honderden kilometers lang waren en had ik interessante kerkarchitectuur ontbeerd. Van kastelen was al helemaal geen sprake, enkel van McMansions.
Evenmin had ik in jaren op een terrasje gezeten om het volk aan mij voorbij te zien wandelen. Als er al een terrasje te vinden was, werd er niet gewandeld en keek dat uit op een verkeersader met voortrazend blik.
In Portugal, in de eerste maanden na mijn komst, raakte ik door het dolle bij het zien van elke kerk, elk kasteel, elk gezellig terrasje. Ook bochtige klinkerstraatjes benamen mij de adem; hoe nauwer, hoe beter. Naarmate de tijd vorderde nam mijn enthousiasme af. De eerste bezienswaardigheden die afvielen waren de kerken, op de voet gevolgd door de kastelen.
Terrasbezoek bleef langer aantrekkelijk, al was het maar voor de voortreffelijke espresso voor 60 cent en het glas wijn voor een cent of 80, 90. De horeca in de V.S. vroeg voor vergelijkbare consumpties $2.50 respectievelijk $5.50.
Overdaad
Nu, na bijna vier jaar midden in Portugal te hebben gewoond, betrap ik mezelf er op toch vaker dan verwacht of gepland aan kerkbezoek te doen. Er zijn zoveel oude kerken die er van buiten al interessant uitzien en ook de eenvoudiger bouwsels kunnen, zo heb ik intussen geleerd, een verrassend magnifiek interieur verbergen. Dus roep ik nogal eens: kom, laten we even een kijkje nemen.
Datzelfde geldt trouwens voor abdijen. Ook daarvan zijn er te veel, maar sommige zijn overweldigend van ruimtelijke architectuur. Waar ik vooral voor val zijn de zalige binnenplaatsen, de claustros, omzoomd door breed-bepilaarde gaanderijen met overal bankjes en verhalend tegelwerk aan de muren; een dergelijke sfeervolle binnenplaats met naar keuze zon of schaduw zou ik mijzelf wensen.
De kastelen komen er het bekaaidst af: te veel van het goede, overal opduikend in dit land van vele honderden. Enkel als de locatie iets lijkt te beloven, beklim ik nog wel een heuvel en/of een toren, om dan dikwijls tussen de bakstenen en rotsblokken toch te moeten bekennen dat er, eeuwen geleden, iets formidabels tot stand werd gebracht. Het terrasbezoek is trouwens eveneens verminderd – je kunt in Portugal wel aan de gang blijven en: overdaad schaadt, denk ik dan maar.
Leuke stadjes te over in Portugal. Nauwe bochtige straatjes idem. De eerste opwinding daarover ebde weg. Ik ga al lang niet meer op (be)zoek in steden of stadjes die de meeste roem oogsten in de toeristische informatie die Portugal verstrekt of waar “iedereen” over roemt. Zo nu en dan loop ik evenwel tegen een stuk niet of nauwelijks vermaarde stedelijke bebouwing aan waarvan ik denk: ach waarom niet, laat ik eens kijken.
Zo stapte ik zonder veel te verwachten in Torres Novas rond. Dit stadje dichtbij het hart van centraal Portugal heeft op het oog niets bijzonders, anders gezegd, het heeft zoals zoveel andere plaatsen vooral veel van hetzelfde aan geschiedenis te tonen en te vertellen. En dan blijkt het allemaal mee te vallen en is er heus wat interessants te ontdekken, in het stadje zelf net zo goed als in de directe omgeving. Ik begin met het kasteel, dan hebben we dat onderwerp maar gehad.
Dikwandig
Het kasteel van Torres Novas. Midden in de oude of wat oudere stad – de nieuwbouwflats liggen vooral verderop. Een flink met groen begroeide heuvel. Daarop staat wat eerder een fort dan een paleis is, met dikwandige architectuur en gebouwd, net nadat voor de eerste keer de regio van de Moren was overgenomen, in 1190. Er zijn elf vette torens en aan een vreedzame, stille, groene binnenplaats staat een “burgemeesterswoning” uit de 14de eeuw. Alles bij elkaar geen slecht voorbeeld van vroege Portugese militaire architectuur; ik geef het een 7tje op de schaal tot 10.
Het uitzicht op de stad is niet noemenswaard, maar beneden, aan de voet van de kasteelheuvel, ligt een werkelijk aantrekkelijke serie stadsparkjes die langs de oever van de door het stadje kronkelende Rio Almonda uitnodigen tot wandelen of bankjezitten: Rosas, Avenida, Liberdade en Maria Lamas. Er zijn waterpartijen en kinderspeelplaatsen. De gemeentelijke bibliotheek staat daar ook, net als het zwembad.
En dan zijn er oude kerken in Torres Novas. Verbazingwekkend veel kerken voor zo’n gewoon klein stadje. Ik bezoek er eentje (dat moet genoeg zijn). Die kerk is, moet ik toegeven, weer zo prachtig dat ik denk: toch even bij die andere kijken. Een paar uur later heb ik mijn tax voor een maand of zeven bereikt. De Vale kapel. De kerk van Santiago. De kerk van de Salvador. Die van São Pedro. Misericórdia (hoe zou die er niet zijn …). Nossa Senhora de Graça. Nossa Senhora de Carmo. En de kapel van het Convento do Santo António.
Stuk voor stuk zijn het pláátjes. Van buiten zijn er enkele die mooi zijn van eenvoudige architectuur en die van binnen verbijsteren: Vale, Santiago, Salvador en Graça bijvoorbeeld. Vale dateert van het eind van de 7de eeuw, uit de Visigotische periode. Santiago biedt achter de eenvoudige façade uit het begin van de 12de eeuw veel goud dat blinkt en prachtig houtsnijwerk. In Salvador valt het 17de-eeuwse tegelwerk op alsmede, opnieuw, subliem houtsnijwerk; het gewelfde plafond is hoogst imposant. António, uit 1593, heeft z’n muren bekleed met tegels vervaardigd in de vroegere keramiekwerkplaats Fábrica do Juncal, de moeite van het bekijken waard.
Na al die kerken ben ik vanzelf weer eens blij op een terrasje aan de wijn te kunnen zitten … aan de Praça 5 de Outubro, midden in het centrum aan de voet van het kasteel.
Deuren en maagden
Voor de goede orde: niet alle kerken zijn altijd open. Dat scheelt vermoeide voeten en ogen. Enkel in Misericórdia (vlak bij het grote plein) kunt u altijd terecht en dat is een prachtexemplaar. Bij het plaatselijke toeristenbureau (aan de andere kant van het plein) is een brochure te verkrijgen die veel over Torres Novas vertelt en die, zij het op soms verwarrende wijze, dus kijk uit, ook de openingstijden van de kerken aangeeft. Wie hoe dan ook op andere momenten ergens naar binnen wil, vindt de telefoonnummers vermeld van de desbetreffende pastoors. Die doen hun deur bereidwillig van het slot.
Ook niet ver van dat centrale plein vandaan is het stadsmuseum Carlos Reis te vinden. Het vergaat mij net als met die kastelen en kerken alom in Portugal: moet ik nu echt nog een lokaal c.q. regionaal museum in? In Torres Novas is nauwelijks een spoor te bekennen van wat mijn werkelijke interesse heeft: contemporaine kunst.
Vooruit dan maar weer, heuvelopwaarts, de trappen van het bordes op. De vaste collectie omvat archeologische vondsten in de regio. Prehistorie en Romeinse tijd. Heb ik meer gezien. Displays die een beeld geven van de stad zoals die 300 jaar geleden was. Niet wereldschokkend, wel educatief. Religieuze kunst – daar heb ik niks mee. Totdat ik niet één, nee, zelfs twee prachtig gesneden en geschilderde beelden zie, eentje uit de laat 11de eeuw, eentje van rond 1300, van zwangere maagden en niet zo maar maagden, nee, van de Maagd Maria.
Van dat soort kom je niet veel tegen, ook niet in Portugal. Beide beelden (niet levensgroot maar van goed formaat) zijn hartveroverend van uitbeelding. Zie vooral hoe de maagd voorzichtig maar o zo trots haar hand op haar gezwollen buik legt; de gelaatsexpressie vertelt boekdelen.
In de aanliggende ruimten staan andere religieuze beelden uit alle tijden: gotisch, middeleeuws, Manueline en barok. Ook zijn er foto’s te zien van de traditionele religieuze vieringen in later tijden, vanaf het midden van de 19de eeuw.
Kleur en licht
En dan is er Carlos Reis zelf. Een expositie die ‘De kleur en het licht van de Portugese ziel’ als titel heeft. Reis werd in 1863 in Torres Novas geboren, studeerde o.a. in Parijs en stichtte de beweging ‘Grupo Ar-Livre’. Hij was de eerste directeur van het museum van hedendaagse kunst in Lissabon (Museu do Chiado). Hij schilderde naturalistisch: sterke landschappen en beeldend werk dat de Portugese man en vrouw eert die op het land arbeiden, de ziel van het land.
In 1942, twee jaar nadat hij in Coimbra overleed, werd Reis “naar huis” gebracht. Aan het vanaf dat jaar naar hem vernoemde museum had hij menig van belang zijnd werk gedoneerd inclusief schilderijen en tekeningen die aan de streek gelieerd zijn.
Veel van het werk van Reis doet op het oog erg somber aan, een indruk die nog versterkt wordt door het duister van de ruimten in het museum. Het valt moeilijk er “het Portugal van de expatsdroom” in te herkennen. Een tweede, ongehaaste blik maakt duidelijk dat de titel van de vaste tentoonstelling heus goed getroffen is. Reis haalt het niet bij de grootste meesters van kleur en licht, hij is geen Rembrandt (maar wie wel?), maar hij weet het duister van zijn tijd (eind 19de, begin 20ste eeuw) mooi te typeren. Hij brengt verrassende details “aan het licht”, meer nog in zijn schilderijen waarin mensen figureren dan in zijn verstilde landschappen.
‘Hulde aan de bruidegom’ is een mooi voorbeeld van zo’n tijdsbeeld. Het ruim twee bij drie meter metende werk dat ‘Brandende zonnestralen’ als titel heeft is lichter en ondanks die bloedhete zon, luchtiger van aard. Reis schilderde ook veel portretten inclusief die van koning Dom Carlos.
Er is veel meer te zien in “zijn” museum. Oude wapens, decoratieve tegels, massa’s munten uit de Romeinse en Moorse tijd, vlaggen en banieren, meubelen en kleding van jaren her, iconografie. Voor de liefhebbers. De toevallige bezoeker raad ik vooral het bekijken van het werk van Carlos Reis zelf aan, en natuurlijk die beelden van de zwangere maagd; die mag niemand missen.
Bedoeninkjes
Al wandelend van de ene naar de andere bezienswaardigheid verbaas ik mij weer eens over de leegstand, alom, van zoveel in essentie aantrekkelijke panden. Ik begrijp dat achter de karakteristieke gevels waar ik zo’n warm gevoel van krijg verwaarlozing het bewonen tegenhoudt, maar toch … met ruimere subsidies aan particulieren zouden veel binnensteden (en straten door lintbebouwde dorpen) opgekalefaterd kunnen worden en beter bewoonbaar zijn.
Maar wie wil er in gebieden zonder noemenswaardige economie wonen, zult u zeggen. De jonge Portugezen niet, die trekken allemaal naar de grote steden of het buitenland. Tja. Een mondiaal probleem. Misschien ook flinke subsidies aan buitenlanders geven? Niet om hun gemoderniseerde panden in de vakantieverhuur te stoppen (dat moet verboden worden), nee, om zelf te wonen of aan Portugezen voor langdurige huur (voor een decente prijs) aan te bieden. Met een huursubsidie die jongeren bevoordeelt en zo aanmoedigt niet weg te trekken, of na verblijf elders op het honk terug te keren. Ik zeg maar wat.
Wat ik ook hoop is, dat de Portugese regering iedere eigenaar van ouder, minder toonbaar onroerend goed een paar potten verf en kwasten en spuiten (gratis voor niks) aanbiedt met de opdracht hun pand(en) hagelwit te schilderen, of in welke andere kleur ook als die maar licht en vrolijk is. Koppel daar een aanmoedigend belastingvoordeeltje aan, dan komt het land uiteindelijk zo veel beter te voorschijn zelfs op de dagen dat de zon niet meewerkt aan het lieflijk panorama.
In Torres Novas rondwandelend verbaas ik mij, eveneens voor de zoveelste keer, over het verschijnsel van de neringen in Portugal die ik als “bedoeninkjes” typeer. Winkeltjes waar garens aan klosjes worden aangeboden. Een sleutelmakerij. Een piepklein levensmiddelenwinkeltje terwijl iedereen verderop naar de supermarkten Lidl, Aldi, Continente enzovoorts gaat. Potten en pannen. Hele reeksen van brillenwinkels, het lijkt wel alsof er voor elke tien Portugezen één opticiën is. Schoonheids-salonnetjes ook al bij de vleet. Een naaiatelier. Een ouderwetse schoenlapper. Tatoeageurs. Naaimachinehandels. Tweedehandskleding. Kinderkleding. Schoenen, schoenen, schoenen.
Hoe die petieterige winkels allemaal een bestaan kunnen volhouden, het is mij een raadsel. Dat geldt natuurlijk ook voor die tientallen cafeetjes die elk stadje telt en als het een beetje stad is, de honderden horecagelegenheden, waar de koffie 60 cent kost en een middagmaal niet meer dan €7.00 voor drie gangen en de wijn soms gratis erbij inbegrepen en de tax en de fooi ook nog eens inclusief. Waar mij een blije blik tegemoet straalt als ik nog een euro extra achterlaat voor de bediening (ik heb het even niet over Lissabon en andere steden die meegetrokken worden in de vaart der volkeren en ook niet over de puur toeristische oorden).
De bovengenoemde vragen stel ik nu al dik drie jaar. Eigenlijk hoop ik dat er aan dat knusse, ouderwetse, goedkope (en dus arme) Portugal weinig verandert. Mijn wandeling door stadjes als Torres Novas zou dramatisch minder plezierig zijn als bij al die negoties de etalages geblindeerd en de deuren gesloten werden. Of als het particulier eigendom en ondernemerschap plaats moest maken voor nog meer van dezelfde afstompende, in een wereldwijd marketinggareel gehouden detailbedrijven dan er nu al zijn.
Ik zou niets meer tegenkomen dat me verbaast of ontroert. En al die knusse buurtcafés en terrasjes, die zouden vanzelf mee verdwijnen, ook dat nog. Ik betrap me erop dat ik, met het aan egoïsme grenzend gemak van de expat, de pittoreske status quo belangrijker acht dan het economisch welbehagen van de doorsnee Portugese familie …
Moderne visies
Midden in het stadje Torres Novas is de gemeentelijke bibliotheek te vinden, ik noemde die al. Die is naar Gustavo Pinto Lopez vernoemd en als gebouw best het aanzien waard: voor de verandering moderne architectuur.
Modern is ook het theater Virginia, vernoemd naar de actrice Virginia Dias da Silva, geboortig in Torres Novas, dat (gebouwd in de jaren 1950) in 2005 grondig werd gerestaureerd en gemoderniseerd in de architectuur van Fernando Schiappa de Campos. Nu kan het gebouw nog jaren mee. Kleiner is het aardige Maria Noémia-theater in een statig ouder gebouw dat in 2006, compleet gerestaureerd, werd heropend.
De minder oude delen van Torres Novas zijn meest rommelig van opzet, alsof van serieuze stadsplanning geen sprake was en het toeval de groei leidde; daarin is dit stadje niet uniek: veel van de stedenbouw in Portugal, zeker die van tijdens de dictatuur, lijkt op niets. Ik kan me vergissen, maar het komt mij voor dat pas sinds de jaren 1990 een kentering kon plaatsvinden en moderne visies, soms, een kans kregen bij het uitzetten van de toekomst.
In Torres Novas wijzen een paar weidse boulevards op vernieuwend denken en ik ontdek plukjes nieuwbouw buiten het centrum die mij zeggen dat iemand willens en wetens structuur heeft aangebracht.
Toch houdt het moderne Portugal (niet alleen in Torres Novas) iets van: laten we hier beginnen en dan zien we later wel hoe verder, zonder dat men zich afvraagt waar uiteindelijk het schip kan stranden. Ik moet toegeven dat het niet eenvoudig is aan te breien bij stadsstructuren die al eeuwen bestaan en op bijna natuurlijke wijze de beste locaties in beslag hebben genomen, zeker niet als er ook nog eens heuvels in het spel zijn. Rechte lijnen trekken is er in Portugal zelden bij.
Ik verwacht heus geen Nederland en zeker geen uniforme oplossingen zoals in Amerika’s suburbia. Niettemin, een beetje “ruimtelijke ordening” inclusief wat meer scheiding van bewoning en handel c.q. industrie zou een boel lucht klaren en ook buiten de historische bebouwing het oog strelen. Helaas, veel onheil is geschied; probeer dat maar eens ongedaan te maken…
De paden op
En dan de stad uit. Voor de liefhebbers: uit de Romeinse tijd daterende ruïnes, Vila Cardílio. Vijf kilometer buiten Torres Novas. In 1963 voor het eerst aan de aarde ontrukt. Pilaren, funderingen, tegelvloeren in decoratieve mozaïek. Een waardevol monument.
Voor andere liefhebbers: de grotten bij Lavas, net twee kilometer buiten het stadje. Een heel netwerk van onderaardse gangen uitgehouwen in de zachte leisteen die als ‘tufo’ of ‘tuff’ bekend staat. “Een archeologisch juweel,” zo wordt Lapas terecht aangeprezen.
Bovengronds zijn zeven gerestaureerde oude windmolens te vinden op een heuvelrug nabij Pena. Ze waren nog tot 1952 in gebruik samen met een vijftal andere, die te zeer waren verloederd om nog gerenoveerd te worden. Ze leveren een mooie “photo shoot” op en landelijke uitzichten.
En dan is er, beginnend in een hoekje van Torres Novas en ver naar het westen toe uitspreidend, de Serras de Aire e Candeeiros, een nationaal park deels op een bergplateau gelegen, met wandelroutes, ruïnes van oude boerderijen, massa’s (deels toegankelijke) grotten in de warrige rotsgrond, en overal in de omgeving laag-ommuurde landerijen of veldjes.
Ik noem deze Serra enkel. De echte buitenliefhebber vindt meer informatie over dit enorme gebied op het internet of in de parkkantoren in Rio Maior aan de zuidkant of Porto de Mós in het noorden. O ja, bijna vergeten: wie de voetstappen van heuse dinosaurussen wil zien kan ook in die omgeving terecht.
Boordevol
Dit was Torres Novas. En zo is er in alle onverdachte hoeken van Portugal tegen “zomaar een stadje” aan te lopen, niks bijzonders, dat bij nader inzien boordevol verrassende vondsten zit. Niets wereldschokkends, maar goed genoeg, althans voor mij en ik hoop ook voor u, om “heilige voornemens” te doen vergeten – zoals die van mij, om slechts één dag in de maand hoogstens bij een enkel kasteel en een enkele kerk aan te leggen.
Klein Portugal, onbekend bij het massatoerisme, blijft mij fascineren. Mijn advies is derhalve: sla eens af naar waar anderen aan voorbijgaan, maak een zijstap en neem er de tijd voor. U bent immers niet voor niets in Portugal, nietwaar?
Lotte Akkerman zegt
Stil van deze “invitation au voyage”. Mooi voer voor mijmeren!
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Mooi artikel. Inderdaad schitterend mooie beelden van de zwangere maagd! Zodra de quarantaine opgeheven is gaan wij naar Torres Novas om het met eigen ogen te bekijken. Dank je wel Ton.
Paul Müller zegt
Heel herkenbaar en beeldend beschreven. Dit soort artikelen over Portugal lees ik graag, maar ook over Portugals economie, geschiedenis, gastronomie en alles wat te maken heeft met wonen in dit prachtige land. Jammer dat er geen (maandelijks) tijdschrift over Portugal bestaat. Gelet op Tons achtergond en interesses zou hij een perfect redactielid zijn.