Al zoekende naar de achtergronden van de architectuurstijl die als “Português Suave” (Portugees Zacht) bekendheid kreeg, maar ook als “Soft Fascism” wordt aangeduid, stuit ik op een door ene Amílcar Monteiro geschreven overlijdensbericht dat mij bijna tot tranen toe beweegt. Het luidt ongeveer als volgt: “Geboren in 1929, met Alfredo da Silva als vader, was hij de eerste Portugees die rookte. Dat was niet makkelijk in die tijd, ook al niet omdat hij kort van postuur was. Vanaf zijn jongste jaren moest hij opboksen tegen ervaren buitenlanders, maar dat verwierf hem wel de sympathie van zijn landgenoten. Hij werd volwassener en kreeg de steun van de massa, die hem als een stijlfiguur herkende en zijn aanwezigheid koesterde na de maaltijd, op kritieke momenten, en na afloop van seks.”
Verslavend
Aha, dacht ik, we komen op bekend terrein. En ja hoor, het ging over een sigarettenmerk: ‘Português Suave’. Enfin, het werd razend populair, “ging door moeilijke tijden ook al omdat hem werd verweten dat hij een slechte invloed op jongeren uitoefende en zelfs dood in de familie veroorzaakte. In 2001 werd hem een slag toegebracht, hij mocht zich niet langer ‘Suave’ noemen. Maar gelukkig mocht hij wel zacht van binnen blijven en, al werd hij dan vanaf dat moment verpakt in een onaangenaam uitziend hard omhulsel, hij bleef hij een echte Portugees. Zelfs nadat hij gedwongen werd voor een Amerikaan te werken, ene Philip Morris, en zelfs toen hij geforceerd werd een afgezwakte versie van zichzelf te worden. Maar hij verdomde het om helemaal ‘light’ te zijn. De zachte Portugees hield het jaren en jaren vol maar bleek uiteindelijk niet opgewassen tegen het koude Amerikaanse kapitalisme dat hem in 2011 om liet brengen, en in zijn plaats het zo karakterloze ‘L & M’ introduceerde.” Amílcar Monteiro eindigt in droefenis, nu hij in het café nog altijd de neiging heeft zijn vriends naam te roepen, alsof hij daar nog steeds aanwezig is: “Rust zacht, Suave, goede makker, ik hoop voor jou dat je een hemelse asbak hebt gevonden.”
Niets wist ik trouwens van de belangrijke bijdrage van Portugal aan de verspreiding van rookwaar. Het was rond 1560 dat ene Jean Nicot de Franse ambassadeur was aan het Portugese hof, belast met de onderhandelingen over een mogelijk huwelijk van Margarete de Valois met de jonge Dom Sebastião. Daar in Portugal liet Damião de Gois hem aan de tabaksplant “ruiken” en wat Nicot gewaar werd, plezierde en intrigeerde hem zozeer, dat hij het de moeite waard vond een aantal tabaksbladeren naar zijn koningin te sturen. Dat was Catherina de‘ Medici, die flink last had van migraines; misschien zou de nieuw ontdekte plant de gezochte geneeskundige werking hebben.
De tabaksbladeren, eenmaal fijngemalen en geïnhaleerd, werden razendsnel populair in de Parijse demi-monde van die dagen, die het gebruik ervan als “lekker verslavend” ervoer. Enfin, de rest is historie. Nicot werd de naamgever aan nicotine en de medeveroorzaker van de grootste en langstdurende epidemie die de wereld ooit beleefde.
Slaapverwekkend
Het valt niet mee, tegenwoordig. Ik bedoel: die nieuwe middelen die ter beschikking staan om vanuit de leunstoel research te plegen naar welk onderwerp dan ook. Zoekend naar de achtergronden van “Portugees Zacht” in de architectuur beland ik van de rooksalon in het buitenechtelijk bed, zoals beschreven door Margarida Rebelo Pinto in haar roman ‘Português Suave’, waarin de romantiek hoogtij viert, maar waarin ook duidelijk wordt gemaakt dat wij “minstens eens in ons leven de confrontatie met geesten moeten aangaan.” Het verhaal begint als in de jaren 1940 Mercês Perestrello gek wordt verklaard. Haar kinderen, de tweeling Maria Teresa en Maria Luísa, vervreemden niet alleen van hun moeder maar ook van elkaar, al vinden ze zich dan in de jaren zestig op zoek naar eenzelfde geluk. Weer jaren later, rond 2000, stuiten hún kinderen, Leonor en Naná, op onvoorstelbare geheimen. Drie generaties vrouwen, elk met hun eigen generatieconflict, worden zó beschreven dat je er bijna van zou gaan roken. In het land waar, zeker ten tijde van de dictatuur, wat niet werd aangekaart ook niet bestond, ontdekt de jongste generatie een waarheid die de familie op z’n kop zet. Een klein citaat: “Ik beken dat ik hun georganiseerd, ordelijk leven begon te benijden, hun kalme en gedisciplineerde kinderen, zo ontzettend ‘bourgeois’ volgens Portugees model, wat Alexandre O’Neill aanduidde als het slaapverwekkend genoegen om in coma te leven, lekker warm en zacht, met alles gebaseerd op uiterlijkheden en ‘zoals het hoort’, want dat is toch veel belangrijker dan wat wezenlijk is.” U leest het goed: ‘Português Suave’ gaat over meer dan halfzachte romantiek.
Maar hoe zit het nu met die zachte architectuur? Het blijkt dat het om de min of meer officiële Portugese bouwstijl gaat zoals die, welke vanaf, zeg, 1940 tot het eind van de zestiger jaren de door de dictatuur geëntameerde nieuwbouw bepaalde, en die mede van invloed was op veel van wat in die jaren op particulier initiatief werd gebouwd. Hard beton werd alom, massaal toegepast. Maar in Portugal werd het een beetje gecamoufleerd, deed het zich op aanwijzing van de overheid minder hard voor dan het in essentie was. Je zou kunnen zeggen dat in opdracht van Salazars regering warmte en zachtheid werd gesuggereerd, “met alles gebaseerd op uiterlijkheden” (waar las ik dit eerder?) en vooral ook “zoals het hoort,” dus traditie na-apend, en zeker niet aan vernieuwing doend. Rustieke steen werd toegepast of, beter gezegd, “toegevoegd” om wigvormen, pilasters en arcades te creëren. Middeleeuws aandoende “vrolijke” torentjes of achttiende eeuwse, piramide-imiterende daken en uitsteeksels werden aan de basisvormen van bouwwerken “vastgebreid” om in feite neparchitectuur te bewerkstelligen. Veel uit die tijd daterende schoolgebouwen, kerken, gerechtsgebouwen, stadhuizen en andere openbare locaties (inclusief openbare toiletten) getuigen van de invloed van dit verdoezelend overheidsbeleid. De stijl wordt ook wel als nationalistisch en traditionalistisch aangeduid, als de eigen stijl van de Estado Novo, waarin de filosofie van het fascistische regime goed tot uiting kwam. De nieuwe politieke idealen gingen allerlei aspecten van het leven in Portugal beklemmen en weerden elke invloed van buitenaf; werkelijke creativiteit werd door censuur aan banden gelegd.
Echt Portugees
Al vanaf het begin van de twintigste eeuw waren sommige Portugese architecten op zoek geweest naar een eigen, “echt Portugese” bouwstijl, die gebruik moest maken van de nieuwste technieken, maar de vernieuwing wel zou verbloemen onder toegevoegde esthetiek. De regering Salazar pikte hun denken op; werd de modernistische stijl van die jaren eerst nog mede gekenmerkt door serieuze art-deco-elementen, later kreeg, wat de nationalistische stijl zou worden, de overhand en werden de aanhangsels kitscheriger. Natuurlijk protesteerden veel architecten tegen dit provincialisme en gebrek aan originaliteit, ongeveer zoals echte rokers de voorkeur zouden geven aan het roken van wat het Portugese equivalent mocht zijn van “een zware van de Weduwe” boven een ‘Português Suave’. Niettemin, de Portugese zachte architectuur werd, net als de gelijknamige sigaret, heel populair. De aandacht voor ornamenten sprak de gemiddelde Portugees aan die, zeker onder Salazar, weinig kansen kreeg zich op internationale, nieuwe sociale en culturele ontwikkelingen te oriënteren. Toen dit wel mogelijk was, na 1974, duurde het nog járen voordat eerlijkheid in design ofwel “vorm volgt functie” troef kon worden; zelfs na 1990 ontstonden, uit gewoonte, nog veel bouwwerken die een nogal truttig provincialisme ademden. Iets van oubolligheid kan trouwens als kenmerkend worden gezien voor de hele Portugese samenleving, ook die van vandaag. Zo lang enigerlei vorm van fascistische filosofie blijft ontbreken en het denken niet ontaardt in puriteins verzet tegen alle progressie, heb ik daar eigenlijk geen moeite mee. Kneuterigheid levert een boel gezelligheid op. En… gezelligheid kent geen tijd, toch?
Daar draagt ook Carlos Ramos aan bij. Die bracht onlangs een nieuw muziekalbum uit onder de titel ‘Português Suave’. Portugese soul (en dat is heel wat anders dan fado) over eenzaamheid en liefde, waarvan recensenten schreven dat het er niet inzit dat Ramos lang liefdeloos alleen zal zijn, zo smachtend zijn sommige nummers. De artiestennaam van Ramos was tot voor kort Nick Suave, maar hij stond ook als Nick Nicotine bekend en een van de groepen waarmee hij optrad was Nicotine’s Orchestra. Hij ging van punk naar rock naar hip hop en terug, en nu dus, in zijn zestigste album (maar hij is pas in 2000 gaan tellen, zegt hij), soul, “About the heart, love, romance or the lack of it.” Net als in zijn songs ontbreekt het in zijn leven aan “een filter,” zegt hij, en zo zijn we weer terug bij de rookbare Suave. Ramos is overigens al achttien jaar de organisator van ‘Barreiro Rocks’, het muziekfestival op de zuidelijke oever van de Tejo. Hij is niet de enige Portugese musicus die zich met ‘Português Suave’ bezighoudt. Luigi Page (gitaar en zang), Jorge Kamone (drums en zang) en Finex Vicious (bas en zang), tezamen ‘Rock ‘n’ roll Rebellion’ vormend, brengen oude Rolling Stonesklassiekers, The Clash en nog zo wat, al begrijp ik niet altijd wat die nu precies met “suave” van doen hebben.
Ongebreideld
Het schrijvende gilde in Portugal, auteurs en journalisten, houdt ervan zich breedvoerig en bloemrijk uit te drukken en het nationale veelsprekende gilde doet niet of nauwelijks voor hen onder. Een duidelijk voorbeeld daarvan, schreef Han Overkamp ooit voor ‘Portugal Portal’, is Nobelprijswinnaar Saramago, “bij wie de breedvoerigheid zelfs methodisch wordt aangewend. Het is een bewust gebruikt stijlmiddel, dat de aanwezigheid van de auteur zelf op bijzondere wijze moet accentueren.” Ook Portugese politici en gezagsdragers staan bekend om hun omstandig woordgebruik. “Zij laten geen gelegenheid voorbijgaan om hun grondige staat van kennis door dikdoenerige uitspraken naar buiten te brengen. Het ene gedrocht, als zin bedoeld, na het andere rijgt zich aan elkaar, de woordkeus is delicaat. Vooral bijvoeglijke naamwoorden worden er royaal tussen gestrooid. Een Portugees noemt dat een ‘estilo poleiro’. Daarbij zit de haan op de hoogste stok in de ren, blaast zichzelf op en doet gewichtig. En net als bij pluimvee neigt ook de Portugese spraakwaterval tot herhaling. Reken er maar op dat bepaalde uitspraken in de loop van de discussie twee- of driemaal herhaald worden.” Waar dit bewuste en waar vooral het onbewuste gebrek aan kernachtigheid van taal-misbruikende broodschrijvers en “Bekende Portugezen” mij aan doet denken, is die ongebreidelde, bijna puriteins conservatieve versiertrant die ik in de Portugese architectuur tegenkwam. Om over het taalgebruik van de sigarettenreclames maar niet te spreken.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Weer een uitgebreid onderzocht en heel leuk geschreven artikel van je Ton! Hartelijk dank!
Leni zegt
Wat een fantastische tekst. Qua stijl, qua informatiegehalte. De wijze waarop je op het einde de dikdoenerij in het taalgebruik van politici en andere publieke figuren beschrijft, is echt de nagel op de kop. Van harte bravo voor zoveel interessants en moois..
Rob Does zegt
Erg leuk stuk. Interessant en leerzaam. maar ook gewoon goed geschreven. Ga zo door!
John Van Beek zegt
Informatief en leuk. Onderkoeld en boeiend.
Voor iemand die de taal niet echt machtig is, een bond stuk research ligt eraan ten grondslag.
Ben dat overigens wel gewend van Ton!
Zijn Portugal Portalstukken zullen tzt een boeiend boek vormen. Overigens ook in het Engels (en Portugees?).
Frans Lavell zegt
Een heel duidelijk verhaal over hoe fascisme de volkssmaak kan beheersen. Het doet me denken aan Thierry Baudet met zijn vlammende kritiek op moderne architectuur. Grote delen van een volk zijn het altijd eens met dit soort traditiebeschermende opvattingen. De man/vrouw in de straat houdt van Anton Pieck en niet van Rem Koolhaas of Rietveld. Mijn complimenten voor de luchthartige, humoristische stijl waarin dit toch gecompliceerde onderwerp werd beschreven.