In Den Haag is, niet ver van het Binnenhof, een Lissabon te vinden. Dit Lissabon is een stil hofje, half verborgen achter de drukke Denneweg, dat ooit gebouwd werd door meester-timmerman Arnoldus Zodaer. Daterend van 1761 is het Lissabon een piepklein straatje dat doorsteekt naar de Nieuwe Schoolstraat en via het Lissabonplein de Kazernestraat binnen bereik heeft.
Er is tegenwoordig natuurlijk, want waar niet, een Airbnb in een van de vijf oude hofjeshuizen en er zijn aanpalende galerie-ateliers die door de gemeentelijke ‘Stroom Den Haag’ aan kunstenaars verhuurd worden. De panden met twee verdiepingen hebben schilddaken, getoogde vensters en pilasters met geprofileerde lijsten; er zijn twee 19de-eeuwse ijzeren stoeppalen.
Dit Haagse Lissabon, ooit gebouwd door voor de inquisitie uit Portugal weggevluchte Joden, is “rijksbeschermd stadsgezicht”. De overleden Haagse schrijver en dichter (en hoge WVC-ambtenaar) Peter Berger kreeg er een gedicht aan een muur waarin hij (ik hou het kort) lama’s beschrijft die, “het is ze aan te zien, ze kunnen spugen zoals Haagsche Dames theedrinken, de bovenlip zo proevend gemaakt, zo voor verfijning en weerzin.” Zo kan ie wel weer.
Denkend aan het Lissabon herinner ik mij wat de Portugese schrijver en dichter van formaat, Ramalho Ortigão (1836 – 1915) over Den Haag schreef in ‘A Holanda’, het boek dat zoals de titel aanduidt over méér dan het Haagje gaat en heel Holland op de korrel neemt. Het boek werd in 1883 geschreven, dik honderd jaar nadat het Lissabon werd voltooid, en het is in 1948 prachtig uit het Portugees vertaald door dr. M. de Jong en uitgegeven onder de titel ‘Holland, 1883’.
Ik citeer hierna een paar werkelijk schone alinea’s uit Ortigão met inbegrip van die, waarin hij de relatie Nederland–Portugal aanstipt, of vergelijkingen maakt tussen beide landen of tussen Den Haag en de stad Lissabon. Ik laat veel mooie alinea’s achterwege en kijk niet eens naar die hoofdstukken die over andere delen van Nederland gaan. Ortigão zag vooral welvaart en ging jammer genoeg aan het nauwe Lissabon voorbij. Maar wat hij zag bewijst tot op de dag van vandaag dat zijn Portugese ogen goed konden genieten… ‘A Holanda’ is het (her)lezen waard.
Oude affaires
Nu eerst even naar de oude politieke beslommeringen. “In de Grote Kerk […] vindt men nog de wapenschilden van de ridders, die in het kapittel van de Orde van het Gulden Vlies zitting hebben genomen, een Orde, ingesteld ter nagedachtenis aan de schone haren van de Portugese Infante Dona Isabel, dochter van Johan I. Het […] ‘Mauritshuis’ vereeuwigt de naam van zijn stichter, graaf Joan Maurits van Nassau, bijgenaamd ‘De Braziliaan’. In de geschiedenis van de Hollandse heerschappij in Brazilië betekent de regering van Joan Maurits (1637–1644) een kortstondig roemrijk tussenspel in het laaghartig systeem van gesjacher en wrede roverij, waarop de befaamde West-Indische Compagnie de politieke betrekkingen tussen Holland en Zuid-Amerika had gebaseerd.”
“Joan Maurits was een bekwaam en edelmoedig staatsman. De Compagnie daarentegen was niet meer dan een bond van kleinzielige kapitalisten. Terwijl de Heren Negentien” gouverneurs benoemden en afzetten en zo nodig oorlog verklaarden, “uitsluitend met het doel de aandeelhouders door specerijenroof en Indianenmoord te verrijken, ging Joan Maurits naar Pernambuco scheep met het edele voornemen er een wijs bestuur te vestigen en een beschaving tot ontwikkeling te brengen.” Hij kondigde godsdienst- en handelsvrijheid af en deed meer zinvols. “Maar al het goede dat zijn bestuur tot stand bracht, werd verwezenlijkt tegen de wensen der Compagnie; de Compagnie alleen was verantwoordelijk voor het kwaad. Het is de schande der Hollandse politiek in Brazilië geweest dat bij de botsing tussen de denkbeelden van de gouverneur en de financiële belangen van de Compagnie, de gouverneur het onderspit heeft moeten delven. Van toen af was de Hollandse heerschappij in Amerika ten dode opgeschreven. Het heldenzwaard van João Fernandes Vieira heeft slechts een vonnis ten uitvoer gelegd, dat de jonge Braziliaanse beschaving zelf reeds had geveld.”
Gevoelig en verliefd
Nu naar meer geestelijk goed. “Op de Paviljoensgracht prijkt het monument van Spinoza. Door deze burger af te staan, een zoon van door koning Emmanuel verjaagde joden, heeft Portugal al bij voorbaat Holland royaal voor het verlies van Brazilië schadeloos gesteld.” Baruch Spinoza, “de prins van de filosofen” en de grondlegger van de Verlichting, werd in 1632 in de Amsterdamse Jodenbuurt als Benedito ‘Bento’ de Espinosa geboren maar stierf op 44-jarige leeftijd in Den Haag, in 1677. Misschien woonde hij, deze “Portugees, mager, sober, donker, nerveus, gevoelig en verliefd – een echte Portugees!” wel in een van de huisjes aan het Haagse Lissabon. Toen hij overleed was dat evenwel in wat nu ‘Het Spinozahuis’ is, aan de Paviljoensgracht.
“Hoezeer verandert een afstand van drie eeuwen de verhoudingen in het historisch perspectief! Wie in de zestiende eeuw beweerd zou hebben dat een onbekende jood, Spinoza’s vader, toen hij uit Lissabon emigreerde, ons [Portugezen] van een rijkdom even groot als het onmetelijke Brazilië beroofde, zou voor volkomen krankzinnig gehouden zijn. […] Maar Spinoza, door de onverdraagzaamheid van onze katholieke tirannie tot Hollander geworden, legt in het land, waar hij, door ons versmaad, ter wereld is gekomen, de grondslagen voor een nieuwe maatstaf der wijsgerige waarheid, waardoor Holland, en niet Portugal, tot bakermat wordt van de moderne filosofie.”
Ortigão was net als Spinoza zo’n “echte Portugees!” want zijn bloed bruiste regelmatig in ‘Holanda’. Een paar voorbeelden. Een Haagse vrouw “van kosmopolitische élegance” […] “staat rechtop in haar rijtuig met de edele zwier van een standbeeld op zijn voetstuk. Een lange, effen, zwartdamasten japon […] doet haar rijzige gestalte, haar jeugdig-krachtige vormen – dertig jaren in de volle bloei van een aristocratische gezondheid – op zijn fraaist uitkomen. Haar teint is amberkleurig als die van de prinsessen van Titiaan, haar borst welft zich in een atletische ronding, de lijn van haar rug loopt schuins naar haar lendenen af, binnenwaarts gebogen, fier gespannen als van een amazone.” Een Friese kap tooit “haar als een krijgsgodin de haren” en fonkelt verblindend in de zonnestralen. Hier, en op veel andere plaatsen lezend in ‘A Holanda’, vraag ik mij af of Ortigão niet te veel aan het kruidenbitter nipte om nog objectief te kunnen zijn. Zo las ik van een avond in Amsterdam, waarop hij goed wist van doorzakken.
Bosrijk
Gewoon voor de aardigheid, een enkele zin uit Ortigãos beschrijving van het Haagse Bos. “Dat dit Bos het fraaiste van Europa is, dat het Bois de Boulogne en Hyde Park bij de pracht van dit woud vergeleken twee armzalige tuintjes zijn, dat is alles wat de reiziger van deze plek vertellen kan. En toch, hoezeer blijft dit ten achter bij de indruk die dit park op zijn bezoeker maakt. […] “dit kolossaal tempelgewelf met hoge ogiefbogen van een plechtstatige diepte, waarin een ondoorgrondelijk geheimnis te trillen schijnt…”
Scheveningen. Deze visserswijk “op twee mijl van Den Haag, is bijna even arm als Trafaria tegenover Lissabon. Maar in Scheveningen maakt de bevolking een ernstiger, ingetogener indruk, omdat de mannen werkelijk zeelieden zijn en geen katraaiers als op de Taag. […] Al deze wakkere mannen, zo eenvoudig, arm en slecht beloond, kunnen lezen en schrijven. Als zij uitvaren, nemen zij een Bijbel mee die zij in groepjes op het dek in hun vrije uren lezen en zolang zij aan boord zijn is water hun enige drank. […] Zolang de vangst duurt, ziet men op het land geen enkele valide man. De straten van het dorp – welk een verschil met de Portugese kustplaatsen! – zijn even zindelijk als het dek van een plezierjacht. Men ziet noch mesthopen […] noch ligt er het van de vishaken overgeschoten aas op het strand te rotten. Men ziet er ook geen vieze, halfnaakte kinderen rondlopen met ongesnoten neuzen […]. Alle Scheveningse huizen zijn dicht en glimmen van de verse verf.” Enzovoorts. Wat opvalt is dat het Ortigão opviel dat de schoolkinderen, die hun klompen buiten lieten staan, in 1883 toch geen koude voeten kregen “omdat het schoolgebouw in de winter lekker verwarmd wordt.” Kom daar anno 2019 eens om in een doorsnee Portugees restaurant …
Hijgerig begluren
Terug naar een warmer onderwerp, de Hollandse vrouwen. Die gingen in Scheveningen in zee. “Alle dames zwemmen. Haar summiere badkledij, die alle zwembewegingen volkomen vrij laat, laat de verrukte toeristen uit het Zuiden die daar als gehypnotiseerde satyrs in extase op het strand liggen, en de afstand die hen van de golven scheidt, met behulp van haastig getrokken, begerige verrekijkers trachten op te zuigen, flitsen zien van fascinerend schone lichamen van een nog nooit aanschouwde blankheid, een paradijsachtige teerheid van huid.” Ortigão gaat nu echt helemaal door het dolle. Want: “Geef het maar op, o tedere, weke, zoetelijke Cabanel! […] Nooit zal je manier om lichamen te schilderen die even zoet vloeien op het doek, als op het puntje van de tong de vanillecrème van een bonbon fondant, nooit zullen al je kunstgrepen er in slagen, met de geraffineerd transparante kleur en de charme van je geïdealiseerde Parisiennes ook maar een vaag idee te geven van de echte huid van deze najaden van Germaans of Scandinavisch bloed, […] geboren als bloesem van sneeuw!” Ortigão mocht, helaas, hoor je hem denken, zijn binocle niet al te opvallend op “de lichaamsvormen van deze baadsters” instellen, want, hup, daar was een strandagent die hem, “met de pet in de hand” maar wel “in het Frans” beleefd kwam aanzeggen “de dames tijdens haar bad” niet zo hijgerig te begluren.
Dus zocht Ortigão troost in zijn hotel, in een van die vertrekken die stil en verlaten lagen “als aardige open kooitjes, waaruit de kanaries ontsnapt zijn om zich in zee de veertjes te wassen,” door goed te kijken naar “een kamermeisje met een schortje voor en een kanten mutsje op, in lichte kleuren gekleed als een herderinnetje van Saksisch porselein.” Het klinkt alsof hij het maar behelpen vond.
Al met al leer ik twee dingen. De reisbeschrijvingen van vroeger waren toch een stuk leuker dan die van vandaag, in ‘Lonely Planet’ en dergelijke. En: is het niet net alsof de wereld omgekeerd is, zoals de Portugees naar Nederland keek, en hoe wij nu naar Portugal kijken?
Neef Maurits
Even terug naar Johan Maurits, ‘De Braziliaan’, wiens “wijs bestuur” over een groot deel van Brazilië zo geprezen werd door Ortigão (zo ook door historici uit later tijden die over dat land en de invloeden van Portugal en de Nederlanden schreven). In de ogen van Joost van den Vondel was Maurits een held:
Zoo leeft MAURITIUS, die, als een kopre stijl,
De Nieuwe Weerelt stutte, en stant hiel in Brazijl,
Daar Portugal, en al de zeekust zwart van Wilden,
Op hem hun grof geschut, geweer en pijlen spilden.
De grens der Staten slaept op zijne wacht en zorgh.
Vondel zag Maurits ook als bouwer, die de door de Compagnie verwoeste, oude hoofdstad Olinda herbouwde tot Mauritsstad – het huidige Recife. Maar Vondels positieve beeld van de vredebrenger, die in zijn tijd door Brazilanen zelfs werd geëerd als “santo António”, rijmt niet met de kroniek van een van zijn tegenstanders, de Portugese admiraal Francisco de Brito Freire: “De graaf van Nassau – die door de hem omringende vleiers meestal ‘prins’ wordt genoemd – liet zich zo door zijn instincten beheersen dat hij toestond dat zijn onderdanen op de wreedst denkbare wijze hun wraak op de omwonende plattelanders koelden. Met snelle vaartuigen voeren zij de binnenzee op, en slachtten daar veel mannen, vrouwen en hele gezinnen af. Door die onbeheerste woedeaanvallen kwamen veel mensen om het leven” (vertaald uit het Portugees door B.N. Teensma, in ‘Bahia, Recief en ander ongerief’). Wat weer bewijst dat alle geschiedenis kan verkeren, met de persoon en met de bril die wordt opgezet.
Noot van de redactie:
Op de website van de DBNL kun je het boek (gratis) in de Nederlandse vertaling lezen: Holland 1883.
Meer over Ortigão op Portugal Portal: Een Portugees in Holland in de 19e eeuw.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Dank je wel voor al jouw onderzoek, Ton! Schitterend geschreven, ik heb hardop gelachen. Heerlijk!
Jan Bijpost zegt
Prachtig!! Dank voor dit mooie artikel, heerlijk om te lezen.
Jan Bijpost
Jule Hinrichs zegt
Grappig voor iemand die zelf een boek over Lissabon heeft geschreven, mijn grootvader, Johannes Daniël Scherft, is in het Lissabon in Den Haag geboren. Ik geloof niet dat het daarmee voorbestemd was dat ik ooit over Lissabon zou schrijven, de voorouders van mijn grootvader kwamen ook zeker niet uit Lissabon en waren ook niet joods.
Ik ben zelf opgegroeid in Den Haag en ken het Lissabon ook wel. Of er van de geschiedenis van dit hofje onder Hagenaars, of Hagenezen, veel bekend is betwijfel ik. Dat is anders met Spinoza, maar die zit ook op zijn stoel op de Paviljoensgracht en valt veel meer op. Dat is trouwens nog wel een stuk verwijderd van het Lissabon, misschien een teken dat er toch een flink aantal Portugese joden in Den Haag zijn komen wonen en dus niet in een deel van de stad – een getto zoals het echte Lissabon dat had – zijn weggestopt. Hier speculeer ik want weten doe ik het niet.
Ton Haak, je bijdrage waaiert heerlijk breed uit. Knap werk!
Ton Haak zegt
Dank Hanneke, Jan, Jule. Ik ben blij dat er nog mensen zijn die lezen in plaats van enkel kreten opvangen. Dat maakt schrijven zo veel leuker.
Marko zegt
Hallo Ton, ik kom op deze site terecht omdat ik de betekenis van ‘KATRAAIERS’ zocht. Ik lees nu A Hollanda (vertaling, dat wel) en moet regelmatig hardop lachen. Maar bovenal is het leuk te lezen hoe zo’n 150 jaar geleden Holland en de Hollanders door hem gezien en beschreven werden en hoeveel er veranderd is maar ook hoeveel er nog herkenbaar is. M’n ‘onze’ afkeer van hiërarchie.
Overigens hou ik me aanbevolen voor de juiste uitleg van katraaiers.