Toen ik mij voornam een biografie te schrijven over José Afonso (of Zeca Afonso) wist ik nog niet dat hij zo’n bijzondere man met zo’n boeiend leven is geweest en dat ik met één artikel op Portugal Portal echt niet zou uitkomen. Daar kwam ik dus achter toen ik op onderzoek ging naar verhalen over zijn leven, naar zijn muziek en de daaruit voortvloeiende rijke discografie en naar zijn non-conformisme.
Zo stuitte ik ook op zijn veel geroemde inzet voor de ontwikkeling van de fado van Coimbra, zijn goede band met alle bekende Portugese musici en jonge talenten van toen en zijn turbulente politieke engagement. Ook valt er nog het nodige te zeggen over het lied Grândola, Vila Morena.
Zo kwam ik tot een artikel dat de omvang van een gemiddeld artikel op Portugal Portal minstens driemaal overschreed. Kill your darlings! Het onderstaande stuk beschrijft maar enkele markante punten in zijn leven. Het leven van de singer-songwriter die nooit zijn mond hield over sociale misstanden, die vóór de Anjerrevolutie als staatsgevaarlijk werd beschouwd en na die revolutie zowel op handen werd gedragen als ook werd geboycot om zijn kritische houding naar de elite. Plus de man die wondermooie muziek maakte.
Grândola, Vila Morena
De rol die dit lied op de nacht naar 25 april 1974 heeft gespeeld als heimelijk teken voor de start van de opstand tegen het fascistische Portugese regime zal bekend zijn. Het lied heeft een voorgeschiedenis die begint in 1971 toen José het album ‘Cantigas do Maio’ uitbracht. Opgenomen in de beroemde studio van Hérouville in Parijs, want in Portugal werd hij uit iedere studio geweerd. Deze productie was voor hem op dat moment het beste wat hem voor ogen stond. Op deze plaat zong hij ‘Grândola, Vila Morena’ en dit lied werd heel snel populair in Portugal. Het verbod op het zingen van dit lied kwam er snel vanuit de censuur. Zelfs de naam José Afonso mocht niet meer verschijnen in welke krant of tijdschrift dan ook.
Op 29 maart 1974, vier weken voor de revolutie, organiseerde Casa da Imprensa, (het Huis van de Journalistiek) als afsluiting van een liedjeswedstrijd een groot concert in het Coliseu in Lissabon door de winnaars van de wedstrijd. Ofschoon alle liederen eerst door de censuur moesten worden goedgekeurd en het in de zaal van geheim agenten wemelde, werd deze avond een avond van verzet en hoop op verandering. Vooral omdat het publiek zich niet liet intimideren door het verbod op bepaalde liederen en zelf massaal de verboden liederen inzette! Zo kreeg ook José Afonso de kans zijn ‘Grândola, Vila Morena’ ten gehore te brengen en kregen aanwezige militairen het idee om dit lied als wachtwoord te gebruiken bij hun opstand tegen het regime, vier weken later.
Kinderjaren
Hij werd geboren als José Manuel Cerqueira Afonso dos Santos op 2 augustus 1929 in Aveiro, als zoon van José Nepomuceno Afonso dos Santos, rechter en van Maria das Dores Cerqueira, onderwijzeres.
Zijn ouders verhuisden in 1930 naar Angola, waar zijn vader werd aangesteld bij de Procurador da República in Silva Porto. Maar José bleef achter in Aveiro om gezondheidsredenen en werd toevertrouwd aan tante Gegé en oom Chico. De laatste was een overtuigd republikein en antiklerikaal.
Op aandringen van zijn moeder reisde José, die toen al Zeca werd genoemd, zijn ouders achterna naar Angola op de leeftijd van drie en een half jaar. Hij werd begeleid door een oom die op huwelijksreis was. In Angola ging hij voor het eerst naar school.
Na drie jaar keerde hij terug naar Portugal en woonde in het huis van tantes van moederskant.
In 1937 reisde hij naar Mozambique, waar zijn ouders naar toe waren verhuisd en leefde daar voor het eerst samen met zijn broer João en zus Mariazinha.
In 1938 keerde hij, negen jaar oud, terug naar Portugal, waar hij ging wonen bij oom Filomeno, burgemeester van Belmonte. Hier kwam hij tot de vierde klas. Einde van de leerplicht in die tijd! Zijn oom, een aanhanger van Salazar, liet hem het uniform dragen van de Mocidade Portuguesa, een fascistische jeugdbeweging naar het voorbeeld van de Hitlerjugend.
In 1940 zette hij zijn schoolopleiding voort in Coimbra. Hij was ingeschreven bij het Liceu D. Joao III en vond onderdak bij tante Avrilete, een tante van vaderskant. Zijn familie vertrok intussen naar Oost–Timor, waar zijn vader weer werkte als rechter. Zijn zus Mariazinha ging met haar ouders mee, terwijl zijn broer João naar Portugal kwam. Door de bezetting door de Japanners van Oost–Timor tijdens de Tweede Wereldoorlog verloor José alle contact met zijn ouders gedurende drie jaar. Een frustrerende ervaring voor het kind.
Al met al had hij dus geen ontspannen en vrolijke kindertijd, zoals je die aan ieder kind gunt.
In 1945 begon hij met zingen. Serenades, de traditionele fado van Coimbra. Hij leefde al als een bohemien en na twee keer gezakt te zijn, behaalde hij het diploma van het Lyceum.
Zestiger jaren
Het is 1961 en 1962 en elders in Europa zijn studentenprotesten. Hij volgde ze met grote belangstelling. Ondertussen woonde hij in Faro samen met vier vrienden. En met Zélia uit Fuzeta, met wie hij meer dan bevriend raakte en die zijn tweede vrouw zal worden.
In 1962 verscheen een nieuw album ‘Balades de Coimbra’ begeleid door Rui Pato op de viola. Een jaar later slaagde hij voor zijn studie met een these over Jean Paul Sartre: ‘Substantiële gevolgen van de filosofie van Sartre’.
Van 1964 tot 1967 verbleven José en Zélia in Lourenço Marques (nu Maputo) in Mozambique, waar hij zijn twee kinderen uit zijn eerste huwelijk ontmoette. Zij werden daar opgevoed door hun grootouders van moederskant. (Over zijn eerste huwelijk, met een naaister uit Coimbra, dat tegen de zin van zijn ouders plaatsvond, heeft José er na de scheiding altijd het zwijgen toe gedaan.)
Het eerste kind van Zélia en hem werd geboren: Joana.
In 1967 keerde het gezin terug, uitgeput door het koloniale leven en aangedaan door het feit dat de sociale misstanden in de kolonie nog veel erger waren dan in het thuisland.
Uit het onderwijs verbannen zijnde, besloot hij in 1968 discussies aan te gaan en te zingen bij allerlei verenigingen en bijeenkomsten van arbeiders, studenten en jongeren op de Margem Sul, de zuidoever van de Taag. Daar waar de invloed van de communisten groot was en veel onvrede heerste over de onderdrukking.
Het album ‘Contos Velhos, Rumos Novos’ kwam uit en daarna de single met het bekende ‘Menina dos Olhos tristes’, waarop ook het populaire nummer ‘Canta Camarada’ staat.
Het kind met de trieste ogen wacht op haar soldaatje die niet terugkomt uit de koloniale oorlog en als hij terug komt is het in een houten kist. Een hartverscheurend lied. Het werd direct verboden door de censuur.
Na de revolutie
Vanaf nu zijn José en zijn vrouw bevrijd van de permanente controle over hun doen en laten door de geheime dienst en politiek politie. José pakt het leraarschap, dat hem door de PIDE in 1968 werd afgepakt, niet meer op. Hij woont in Azeitão met zijn gezin, Zélia, zijn vrouw, en zijn kinderen Joanna en Pedro. En hij blijft de bohemien die hij altijd al was.
Zoals gezegd, zijn productie als schrijver, componist en zanger is enorm. In 1977 verschijnt ‘Com as minhas Tamanquinhas’ Het eerste album dat ‘geniet’ van de nieuwe vrijheid. Opgenomen in Lissabon, iets wat vóór de revolutie onmogelijk was. Toen moest José nog uitwijken naar Londen of Parijs.
José wil dat er op zijn nieuwe plaat ook gedanst kan worden. ‘De muziek moet niet meer binnen vier muren blijven, maar ook op straat klinken’. Daartoe neemt hij het vrolijke lied ‘O Homen da Gaita’ (de man met de doedelzak) op.
Het album ‘Enquanto Há Força’ uit 1978 vertegenwoordigt opnieuw een illustratie van waar José tegen ageert: het kolonialisme, het imperialisme en hij heeft bijtende kritiek op de Katholieke Kerk. Het levert hem de titel ‘Bob Dylan van Portugal’ op.
Naast het uitbrengen van nieuwe albums is José vaak op reis, op uitnodiging, door heel Europa om op te treden. Onder meer in Hamburg, Amsterdam (Paradiso) en ook in Brussel tijdens het anti-Eurovisiesongfestival.
Hierna blijft het twee jaar stil rondom hem. Hij werkt aan een nieuwe vertolking van een aantal fado’s van Coimbra. Met als resultaat het album Fados de Coimbra e Outras Canções, dat beschouwd wordt als de mooiste versie van de fado van Coimbra.
De laatste jaren
In 1982 treden de eerste symptomen op van de ziekte ALS. Als hij in 1983 voor de tweede keer optreedt in het befaamde Coliseu dos Recreios in Lissabon (de eerste keer was een maand vóór de revolutie) is hij al ziek.
Hierna volgen geen nieuwe optredens meer, maar met het uitbrengen van nieuwe albums stopt hij niet. Er volgen er nog vier, waarvan ‘Como se fora seu Filho’ uit 1983 als zijn politiek testament wordt beschouwd.
Vanaf nu gaat het bergafwaarts met zijn gezondheid en dan haast heel Portugal zich, om hem nog te eren tijdens leven. Er komt een boek uit met liedteksten ‘Textos e Canções’, dat in een oogwenk is uitverkocht.
De stad Coimbra eert hem met de Medalha de Ouro. Maar José schrikt van alle plotselinge aandacht voor zijn persoon.”Ik wil geen instituut worden, hoewel ik mij toch ook wel zeer vereerd en dankbaar voel voor deze onderscheiding”. Aan de andere kant weet hij ook wel dat hij nogal wat vijanden heeft; de mensen die niets van ‘links’ willen weten.
In 1983 wordt José officieel in zijn ambt als leraar hersteld.
In 1985 verleent Portugal hem de Ordem da Liberdade, uit te reiken door de President generaal Ramalho Eanes. Maar José weigert het benodigde formulier in te vullen. In 1994 zal President Mário Soares het opnieuw proberen. Hij wil de onderscheiding postuum uitreiken. Nu is het Zélia die roet in het eten gooit. Ze zegt: “José wilde deze onderscheiding bij leven niet, dus ook niet na zijn dood”.
Het album dat in 1985 uitkomt, Galinhas do Mato, is in wezen het resultaat van een grote bijeenkomst van musici van allerlei pluimage, die José ondersteunen bij de opname, het van hem overnemen en hem daarmee eer betonen. Ook volgt een benefietconcert waarvan de opbrengst naar José gaat om de kosten voor zijn ziekte te kunnen bekostigen en het onderhoud van zijn gezin.
In februari 1987 overlijdt José/Zeca Afonso in het ziekenhuis in Setúbal aan de gevolgen van de ziekte ALS. Bij de begrafenis, de volgende dag, verzamelen zich volgens zeggen zo’n 30.000 mensen rond de route die de kist zal afleggen naar de begraafplaats Nossa Senhora da Piedade in Setúbal. Een afstand van 1300 meter wordt in twee uur afgelegd. Over de kist is een effen rode doek gedrapeerd, een wens van José.
Voor het eerst zendt de, toen nog sterk door de overheid gecontroleerde, zender RTP een documentaire uit over José Afonso.
Zeer recent is vanuit de SPA (de Portugese Buma) het voorstel gedaan de overblijfselen van Zeca over te brengen naar het Panteão Nacional in Lissabon. Zélia en andere familieleden hebben al laten weten tegen dit plan te zijn. “José is altijd eenvoudig gebleven en zijn huidige graf weerspiegelt dat”. Ondanks dit nee blijft de SPA echter bij haar plan.
Na zijn dood
Er verschijnen postuum nog meer albums, een aantal onder de noemer ‘the best of …’ of ‘collectorsitem’ en niet allemaal naar de wens van Zélia, die zich ontpopt als een Cerberus die bijna niemand toegang verleent tot de nalatenschap van José.
In 2012, en dus 25 jaar na het overlijden, werd hij groots herdacht, onder andere in Coimbra met een festival.
Daisy Correia, de Nederlandse fadista, bracht in dat jaar een hommagetournee in de Nederlandse theaters over Zeca. Zij vertelde zijn levensverhaal en zong hierbij zijn belangrijkste liedjes. Als voorbereiding hiervoor sprak zij met diverse mensen, vrienden en zijn oudste dochter om zo dicht bij zijn verhaal, zijn ziel te komen.
Vorig jaar werd in Lissabon een gedenkteken voor hem onthuld.
Terugkijkend kun je zeggen dat José Afonso zijn populariteit te danken heeft aan het feit dat zijn teksten over de realiteit van het dagelijks leven gaan; door hem in een poëtische vorm gegoten zijn en op melodieën geënt van bekende volkswijsjes. Hetgeen een gewild alternatief bood voor de reactionaire muziek tijdens de dictatuur, die vooral pseudovolksmuziek toestond. Muziek die het heil van de natie en het prachtige leven van de Portugezen bezong.
Meer informatie (in het Portugees): Associação José Afonso
Voor de hulp bij de totstandkoming van dit artikel dank ik van harte Daisy en Manuela Correia www.daisycorreia.com en www.nelamusic.com.
Muziek van José Afonso is o.a. te koop bij Bol.com.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Dank je wel voor weer een prachtig artikel en fascinerende video’s
han overkamp zegt
Fijn te horen Hanneke;je bent er altijd snel bij!
Naomi Breeuwer zegt
Erg interessant. Ik heb al over hem gehoord, hier in Portugal. Dank je wel.
Felix van Rijn zegt
Han,
Mooi artikel over Zeca Afonso!
Ik ben wat laat met mijn reactie, maar hierbij toch een kleine aanvulling mijnerzijds.
Veel van mijn vrienden hier in Portugal hebben als jong-volwassene de Anjerrevolutie heel bewust meegemaakt. Als je hen vraagt wat het signaal voor de coup van 25 april was, dan antwoorden ze vrijwel unaniem het lied E depois do Adeus (Na het afscheid), gezongen door Paulo de Carvalho, de Portugese inzending voor Eurovisiesongfestival van dat jaar.
De militairen hadden voor de coup twee signalen afgesproken, zoals vastgelegd is in het draaiboek voor de eerste uren van de coup: ”CONFIRMAÇÃO DO INICIO DAS OPERAÇÕES”
Hierin valt onder meer te lezen vertaling van mij):
1-De bevestiging van het begin van de operaties wordt bepaald door elk van de volgende signalen genoemd bij 2 en 3.
2-Op 24 april 1974 om 23:55 zal door de ”Emissores Associados de Lisboa” een zin worden uitgezonden die aangeeft dat het vijf minuten voor drieëntwintig uur is en wordt de plaat van PAULO DE CARVALHO aangekondigd, ”E depois de Adeus”.
3-Tussen middernacht en één uur van 25 april 1974, zal via het programma van Radio Renascença het volgende worden uitgezonden:
a) De gelezen tekst van het couplet van het gedicht: ”Grandola Vila Morena”
Terra da
…
… Cidade.
b) Uitzending van het lied met dezelfde titel, gezongen door José Afonso.
4-Elk van de hiervoor genoemde twee signalen, welke het eerst gehoord wordt, bevestigt op zichzelf het begin van de operaties, die vanaf dat moment onomkeerbaar worden voor alle eenheden.
5-……..
De radio-uitzendingen hebben, zoals bekend, inderdaad plaatsgevonden en de rest is geschiedenis.
Op de site van het Centro de Documentação 25 Abril bij de Universiteit van Coimbra kun je ook in facsimile het Plano Geral das “Operações de Otelo” vinden. Otelo Saraiva de Carvalho, was een legerofficier die een cruciale rol speelde bij de voorbereiding en uitvoering van de staatsgreep.
Hoewel het lied van Paulo Carvalho mede de opmaat vormde naar 25 april is het natuurlijk niet onlogisch dat vooral Grândola symbool staat voor de Anjerrevolutie.
Misschien nog aardig om te vermelden dat de opname van het indrukwekkende concert waarbij hij voor het laatst optreedt, op het internet te vinden is met zeca afonso ao vivo no coliseu.
han overkamp zegt
dat is een mooie aanvulling Felix, dank daarvoor.
Josephine zegt
Dank voor dit gedetailleerde verhaal over Zeca die zoveel heeft betekend voor velen.
Zeca para sempre!
han overkamp zegt
Welkom in mijn fanclub Josephine, die ik zojuist heb opgericht. Jij bent het eerste lid en ik zal dan ook deze vriendelijke woorden van jou nooit vergeten.