Tien tegen een dat je dit gezegde al eerder hebt gehoord. Uitgesproken door een Portugees op een berustende toon. Schouderophalend. En dat weer als reactie op jouw verzuchting hoe erg iets is. Bijvoorbeeld de onverwachte dood van iemand, of het lot van een kind dat door een verkeersongeval levenslang gehandicapt is. É a vida. Zo is het leven nu eenmaal. A vida não é só rosas. Het leven gaat niet alleen maar over rozen. Para hoje há, para amanhã Deus dará. Wat je vandaag hebt, haalt God morgen bij je terug.
Het kwam allemaal bij mij op tijdens het schrijven van het levensverhaal van Luísa Todi. Een bijzonder leven, zo’n 200 jaar geleden, dat innig verbonden is met het Portugese leven in die tijd. Ook al verbleef Luísa evenveel in het buitenland als in haar vaderland.
Setúbal
Aan de brede bocht in de monding van de rivier de Sado ligt de industrie- en districtshoofdstad Setúbal. Met zijn belangrijke visconservenfabrieken, scheepswerven en zoutpannen. Voor een industriestad beschikt Setúbal over een uitermate aangenaam stadsbeeld. Langs de Sado liggen de jacht- en vissershaven en de goederenhaven.
Parallel aan deze kade loopt in oost-westelijke richting de hoofdverkeersader van de stad, de mooie Avenida Luísa Todi, waaraan onder andere de markthal, het stadstheater en het oceanografisch en visserijmuseum liggen.
Ongeveer in het midden van de Avenida Luísa Todi staat een imposant wit monument, dat gewijd is aan de grote operazangeres Luísa Todi, zij is een beroemde dochter van de stad. Maar nauwelijks iemand weet nog precies wie ze was, zeker niet in de wereld buiten Portugal.
Toch was zij 200 jaar geleden de beroemdste en meest gevraagde operadiva van haar tijd.
Eerste optreden
Luísa Rosa Almeida de Aguiar werd op 9 januari 1753 geboren in Nossa Senhora da Anunciada, gemeente Setúbal, als dochter van de violist en muziekleraar Manuel José de Aguiar en zijn vrouw Ana Joaquina de Almeida. Luísa had twee zussen boven haar: Cecília Rosa en Isabel Ifigénia.
Luísa werd geboren in een echte kunstenaarsfamilie, waartoe talrijke musici, toneelspelers en zangers behoorden en zij kwam al vanaf heel jong met veel van deze kunstenaars in aanraking. Al op zeer vroege leeftijd interesseerde ze zich voor de zangkunst. Toen ze 12 jaar oud was, verhuisde het gezin naar Lissabon. En daar vond haar eerste optreden plaats. Want in 1767 trad ze, als veertienjarig meisje op, samen met haar zus Cecília Rosa, in het Teatro do Conde de Soure in de Bairro Alto
Zij speelde en zong bij dit debuut de rol van Lauriana in de komische Opera Tartufo van Molière.
De orkestleider in dit theater in de Bairro Alto was toen de uit Napels stammende violist Francesco Saverio Todi. Hij herkende meteen het grote muzikale talent van Luísa en hij maakte haar enthousiast voor de overgang naar de klassieke opera. Luísa en Francesco konden het zo goed met elkaar vinden dat ze al op 28 juli 1769 met elkaar in het huwelijk traden. Luísa was toen net 16 jaar oud.
Vanaf dit moment bleef Francesco zijn Luísa stimuleren zoveel hij kon en hij bereidde uit alle macht haar internationale carrière voor. Hij voorzag dat ze zou gaan optreden in alle grote steden van Europa.
In 1770 regelde Francesco bij zijn vriend David Perez, die ook uit Napels kwam en kapelmeester was aan het Portugese hof, zangles voor Luísa. Met deze David Perez werkte Luísa de daaropvolgende jaren nauw samen, onder andere aan het Nationale Operatheater de São Carlos.
In 1770 zong Luísa in het theater in de Bairro Alto de opera ‘Il viaggiatore ridicolo’ van de Italiaan Guiseppe Scolari en daarna, later in het jaar, kreeg ze een rol in een opera van Nicolau Puccini.
Kroonprinses Maria, de latere Koningin Maria I, hoorde over de successen van Luísa en zij verzocht kapelmeester David Perez om een privéoptreden van Luísa te regelen in het koninklijk slot. Dit privéconcert vond in 1771 plaats.
Aan het eind van hetzelfde jaar verhuisden de Todi’s naar Porto. Daar bleven ze tot 1777 en in die tijd werd de roem van Luísa alleen maar groter. In Porto werd Luísa voor de eerste keer moeder. Haar eerste zoon werd in 1772 geboren en in 1773 werd haar eerste dochter geboren. Twee jaar later kwam haar tweede dochter ter wereld in Guimarães en weer twee jaar later haar tweede zoon in Aranjuez (Spanje).
Op tournee
Het is inmiddels 1777 geworden en aan het eind van dat jaar begon Luísa aan haar eerste buitenlandse tournee. Van Londen ging het naar Versailles en vervolgens naar Parijs. Hier zong ze onder meer het eerste deel van de belangrijke Concerts Spirituels. In latere jaren zong ze vervolgdelen van deze concerten, iedere keer wanneer ze weer in Parijs was. Bij dit eerste bezoek aan Parijs werd haar derde dochter geboren.
Verder ging het naar Wenen, waar Luísa op 28 december 1779 optrad voor de Oostenrijkse keizerlijke familie. Hierna volgde een reis naar Turijn en daar ondertekende ze haar eerste contract als prima donna bij het Teatro Regio di Torino. Behalve in Turijn zong ze in Pruisen en Frankrijk in verschillende gastrollen.
In Duitsland of in Parijs kwam ze in contact met de eveneens gelauwerde operazangeres Gertrud Elisabeth Mara. In enkele openbare zangconcoursen nam Luísa het tegen haar op. Degenen in Europa die muziek omarmden, en muziek was heel populair, waren namelijk in twee kampen verdeeld, de Todiisten en de Maraisten. De uitslag van deze concoursen was voor Luísa Todi opnieuw een overwinning en haar geliefdheid steeg tot immense hoogten.
In 1782 bracht ze in Turijn haar zesde kind ter wereld. Vanaf 1784 tot 1788 verbleef ze in Sint-Peterburg op uitdrukkelijk verzoek van tsarina Catharina II. Van Catharina ontving ze na haar eerste optreden twee armbanden met diamanten, ook bij volgende optredens schonk de tsarina haar veel kostbare juwelen. Juwelen waren in die tijd een beter en veiliger betaalmiddel dan geld.
In 1788 reisde ze terug en trad onderweg in Potsdam op voor koning Friedrich II. Verder ging het, langs vele Duitse steden. In Bonn, in 1789, had ze Ludwig von Beethoven onder haar gehoor. En verder ging het, naar Italië, waar ze op veel plaatsen triomfen vierde. Maar hier, in Italië, kreeg ze voor het eerst problemen met haar ogen. Ze begon onscherp te zien en leed onder scherpe hoofdpijn. Met als gevolg dat ze een tijdlang haar carrière onderbrak. In 1792 trad ze weer voor het eerst op, nu in Madrid. Ze bleef daar tot 1796 en met name in het Teatro de los Canos del Pral vierde ze weer een aantal successen.
Omdat het licht in haar ogen steeds zwakker werd, keerde ze terug naar Portugal en leefde vanaf nu met haar man teruggetrokken. Maar in 1799 reisde zij nog eenmaal naar Italië, waar ze in Napels haar laatste openbare optreden hield.
In 1801 keerde ze naar Portugal terug en ging met haar man in Porto wonen waar ze af en toe nog zong. Twee jaar later stierf haar beminde Francesco aan een attaque. Vanaf dit moment trok Luísa rouwkleren aan en trad ze niet meer op.
Franse invasie
Toen de Franse troepen van Napoleon in 1806 voor de eerste keer Portugal binnenvielen, zou Luísa hebben kunnen vluchten. Hetzij met de koninklijke familie naar Brazilië, hetzij met Engelse bewonderaars naar Londen. Maar ze bleef in Portugal, waarschijnlijk was ze zich de ernst van de situatie niet bewust, denkt men nu.
In 1809 overvielen de Franse troepen tijdens hun tweede invasie op de meest grove manier de stad Porto. Er werd geplunderd en gebrandschat. Met vele anderen probeerde Luísa de stad te ontvluchten. Toen iedereen tegelijkertijd probeerde de Douro over te steken over de Ponte das Barcas brak de brug onder het gewicht van de vele vluchtelingen, waardoor 4.000 mensen de dood vonden.
Luísa overleefde de ramp, maar het grootste deel van haar sieraden, edelstenen en juwelen, die haar vermogen vormden, verdween naar de diepte. Zelf werd ze gevangen genomen door de Fransen. Toen General Soult, de opperbevelhebber van de Franse troepen in Portugal, hoorde van haar gevangenschap, bezocht hij haar, verordonneerde hij haar vrijlating en zorgde persoonlijk voor haar bescherming. In 1811 werden de Franse troepen definitief verslagen door Wellington bij Buçaco en Torres Vedras.
In dat jaar vertrok Luísa weer naar Lissabon en hier woonde zij tot aan haar dood in de Travessa da Estrela, een straat in de wijk Encarnação. Deze straat werd honderd jaar geleden naar haar vernoemd, de Rua Luísa Todi. Ze leefde zeer eenvoudig en haar zicht werd steeds minder. Volledig blind en verarmd stierf zij op 1 oktober 1833 in haar kleine huisje.
Ze werd begraven op het kerkhof van de Igreja de Nossa Senhora de Encarnação. Later werd boven op dit kerkhof een groot gebouw gezet waarin onder andere het Palácio do Chiado is opgenomen. Haar graf ligt nu in de kelder van Rua do Alecrim 78.
Haar nagedachtenis
In Portugal heeft zij tijdens haar leven nooit de erkenning gekregen, die ze in het buitenland wel ontving. Daar prees men haar om haar vocale prestaties, haar heldere dictie, haar talenkennis (ze sprak vloeiend Frans, Engels, Italiaans en Duits), haar professionaliteit en haar talent als actrice. Ik zou eraan willen toevoegen haar vermogen lange reizen te maken. Dagenlang onderweg zijn per diligence, postkoets of trojka over hobbelige en bochtige wegen.
Dat Portugal haar niet wilde kennen, kan ermee te maken hebben dat het toentertijd in Portugal verboden was voor vrouwen om in het publiek op te treden. Wel kreeg Luísa desgewenst ontheffing daarvan.
Voor het Portugese Koninklijk Huis heeft ze opgetreden in 1771 en in 1783. Daarna nogmaals in 1793 waarbij ze zong ter gelegenheid van de geboorte van de prins-regent, de latere koning João VI. Er werd weinig ruchtbaarheid aan dit optreden gegeven en de koninklijke familie liet verstek gaan.
Vandaag de dag is haar betekenis voor Portugal onbetwist. In haar geboortestad Setúbal is er niet alleen de avenida die naar haar is genoemd, maar daar staat ook het monument voor haar. Er zijn er scholen naar haar genoemd en ook de stadsschouwburg. Haar geboortehuis is door de gemeente aangekocht; men wil er een museum van maken. De belangrijkste prijs voor klassieke zang in Portugal draagt haar naam. Het is het Concurso Nacional de Canto Luísa Todi. In 2008 zond de RTP een film over haar leven uit in de serie Figuras Relevantes da Cultura Portuguesa. Deze film is op DVD verkrijgbaar bij Midas Films.
Sinds het begin van deze eeuw ijvert een groep Lissabonners ervoor om haar graf te verplaatsen naar een tombe in het Nationale Pantheon, waar de allerbelangrijkste Portugezen een rustplaats vinden. Dit is echter tegen het zere been van de gemeente Setúbal, die vindt dat het graf niet verplaatst hoeft te worden en Luísa bij hen herdacht kan worden middels een cenotaaf (ledig praalgraf) op het kerkhof Nossa Senhora da Piedade.
Tot slot
Over Luísa en haar kinderen ben ik niets te weten gekomen. Hoe ging dat samen, al dat reizen en hun opvoeding en educatie? Waren ze bij de dood van hun moeder? Misschien dat het boek van Mário Moreau, verschenen in 2002 en tot nu toe de meest omvangrijke biografie in drie delen van Luísa Todi, daar uitsluitsel over geeft. Als ik eraan kan komen, ga ik het lezen en zal vervolgens dit artikel aanvullen.
Update 2021 – Het Coral Luísa Todi in Setúbal zoekt zangtalenten en nieuwe aanwinsten voor hun gezelschap. In mei zijn ze weer begonnen met de fysieke repetities. Voor degenen die het leuk vinden om te zingen of om iets nieuws te proberen, laat de koorzanger in je los en ga eens kijken bij dit koor of het wat voor je kan zijn. Voor nadere info e-mail naar: coralluisatodi@gmail.com.
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Dank je wel voor dit zeer interessante artikel. Ik ga ook verder spitten in het leven van deze markante vrouw
JanScholten zegt
Prachtig indrukwekkend verhaal!
Els Waijers zegt
Prachtig Han! Wat goed dat je zo’n stuk geschiedenis zo grondig onderzoekt! Respect! Ik heb het met genoegen gelezen! Wat vreselijk dat in die tijd in Portugal vrouwen niet in het openbaar mochten optreden! Is dat vanwege de toen alom heersende vroomheid? Dus onder invloed van de katholieke kerk? Weet jij dat? Dank je wel in elk geval voor je geweldig zondagochtendverhaal! Um bom Domingo! Bjs!
Els
han overkamp zegt
Dag Els. Dank voor je leuke bericht. Ik ken de achterliggende gedachte van dat verbod niet. Maar het komt me wel bekend voor, want ik las ooit dat in vroeger tijden men vond dat ‘vrouwen in de kunst aanstootgevend en onzedelijk bezig zijn’. Ik heb het gegeven overgenomen uit een krantenartikel (Público) dat gaat over de verplaatsing van het graf van Luísa waarin dit verbod zijdelings ter sprake komt. Hartelijke groet.
Maja Kersten zegt
Zoals je al schrijft, Han, was reizen in die tijd geen gemakkelijke opgaaf. Maar, men ging dan ook niet voor een weekje ergens heen. Luísa Todi bleef twee jaar ‘hangen’ aan het hof van Catharina de Grote. Deze was weliswaar gecharmeerd van haar stem, maar ergerde zich al snel enorm aan haar divagedrag en buitensporig hoge salariseisen.
De Portugese journalist en Moskoucorrespondent, José Milhazes, las de correspondentie van tsarina Catharina de Grote en schreef hierover een vermakelijk verhaal op zijn blog: A aventura russa do ‘rouxinol de Setúbal’.