Ik wil het niet over die dóórdrinkende strandgasten in de Algarve hebben, maar vindt u ook niet dat wel erg veel Engelsen in Portugal neerstrijken of vakantie vieren? Alsof het hier een Britse kolonie is. Dat is Portugal natuurlijk niet – althans niet meer. Al heeft het er dan een groot deel van de laatste 644 jaar wel op geleken.
Afhankelijk
Nooit geweten. Ik bedoel, ik wist van Sandeman en nog een reeks Engelse familienamen die synoniem werden voor prima port, maar dacht niet aan meer. Nu ik in Portugal woon, kijk ik echter verder dan mijn neus lang is. Jawel, al in 1373 sloten de koningen van Portugal en Engeland een verdrag, dat van Westminster. Tien jaar later viel de buurman, koning van Castilië, Portugal binnen om snel daarna door een leger bestaande uit Portugezen en Engelsen bij Aljubarrota te worden verslagen. Weer even later huwde Dom João met Filipa de Lencastre om beide landen verder aaneen te smeden en werd het verdrag van Windsor gesloten ter bevestiging van de Angelsaksische-Lusitaanse alliantie van 1373. Dit verdrag is anno 2017 nog steeds van kracht.
Met grote sprongen door de geschiedenis. Het huwelijk van Catarina de Bragança en de Engelse koning Charles II bezegelde in de 17e eeuw de goede relatie tussen beide landen. Een nieuw handelsverdrag tussen Engeland en Portugal, in 1703, dat van Methuen, dwong een voorkeursbehandeling af voor Engelse industrieproducten. Portugal werd politiek en economisch sterk afhankelijk van de Engelsen – in feite een vazalstaat. In 1808 hielpen Engels legers onder de latere Viscount Wellington en maarschalk Beresford de Portugezen de invasielegers van Napoleon te verdrijven in veldslagen bij Roliça, Vimeiro en Buçaco. De Portugese koninklijke familie was eerder naar Brazilië gevlucht en dat gaf de Engelsen de gelegenheid een nog zwaarder stempel op het Portugese gouvernement te drukken en het land in feite als een protectoraat te behandelen. Beresford werd belast met alle Portugese staatszaken en het land werd door sommigen zonder omhaal als “een Engelse kolonie” gekarakteriseerd.
Vernederd
Aan het eind van de 19e eeuw zagen Portugezen het als noodzakelijk dat hun koloniën Mozambique in het oosten en Angola in het westen van Afrika met elkaar verbonden werden en eisten het land op dat tussen hun bezittingen in lag. Foutje: de verontwaardigde Engelsen zagen dit als een bedreiging van hun eigen imperium en stelden een ultimatum. De Portugese koning, Dom Carlos en de regering van dat moment gaven snel toe. Het volk voelde zich vernederd door de Engelsen en verraden door hun eigen koning. Een brede patriottische beweging kwam in opstand en het eind van de monarchie was spoedig in zicht. Waar belandde de afgezette laatste Portugese koning, Dom Manuel II? Juist, via Gibraltar in Londen. Aan wier kant streden de Portugezen gedurende de Eerste Wereldoorlog? Goed geraden.
En toen kwam Salazar. Ik speur beslist nog verder door diens biografieën om zijn regime en zijn, op z’n zachtst gezegd, opvallende persoonlijkheid te kunnen beschrijven. Die hebben een nawerking tot de dag van vandaag. Wat ik tot dusver tegenkwam gaf althans mij rode oortjes. Maar nu gaat het over de Engelsen en hun relatie met de Portugezen – ook opmerkelijke lectuur. Tijdens de Estado Novo waren de banden tussen beide landen wel erg hecht. Het Verenigd Koninkrijk gaf de regering in Lissabon veel officiële en informele steun en ook het Engelse bedrijfsleven was het regime zeer ter wille.
“Wijze raad”
De Britse ambassadeur stond vooraan bij de begrafenis van een van de kwalijkste opperhoofden van de beruchte geheime dienst PIDE, die behalve vanwege martelen ook als “thought police” bekend stond. De Britse koninklijke familie kwam wel erg vaak in Lissabon op statiebezoek. De Britten waren op volle sterkte aanwezig op elke handelsbeurs, oververtegenwoordigd in de besturen van tal van aanzienlijke Portugese bedrijven, en stroperig complimenteus jegens Salazar. Een voorbeeld: Sir Alexander Roger, van de Anglo-Portuguese Telephone Company Ltd en nog een reeks van grote ondernemingen, had het over Salazar, met wie hij hechte contacten onderhield, als volgt: “De huidige sterke en gezonde Portugese economie hebben wij te danken aan de doeltreffende sturing en wijze raadgeving van zijne excellentie Dr António Oliveira Salazar. Diens bekwame leiderschap en heldere voorbeeld hebben grote diensten bewezen aan het land en worden niet enkel binnen Portugal erkend, maar ook in veel andere landen.”
Een andere lord, Selkirk, prees Salazar meer dan eens namens de Britse regering als “kampioen van de democratie.” En Sir David Kelley, voorzitter van de British Council, protesteerde opgewonden tegen “de linkse journalistiek die leugens verkondigt over Portugals onderdrukking en misère,” en eindigde ooit een betoog in de stellige wetenschap dat “de Portugese bevolking heel gelukkig is.”
Lawaai over fake news is niet enkel van onze dagen, dat blijkt. Eerder, voordat Salazar aan de macht kwam, had Kelly zich zwaar “geërgerd aan het kortstondig republikeins regime met zijn ambtenaren en generaals die op recepties zich hongerig tegoed doen aan de hapjes en er zelfs hun zakken mee vullen, terwijl hun echtgenotes de euvele moed hebben er hun decolletés mee op te vullen alvorens op huis aan te koersen.” Gelukkig, zei Kelly, is er onder Salazar heel wat méér beschaving.
Engelse spreekbuis
Premier Harold Macmillan koos het 21e jaardiner van de Anglo-Portuguese Society in 1959 om een extreem lovende toespraak te wijden aan Salazar. Een van de doelen van die groepering was, sinds de oprichting in 1938, “de uitwisseling van betrouwbare informatie” tussen de twee landen. Veel Britse leden ontvingen Salazars schouderklopjes in de vorm van erefuncties. Of het commandeurschap van de een of andere Portuguese Order of Merit of zelfs de Order of Christ. En zilveren bekers, zwaarden en soortgelijke in sommige kringen gewaardeerde snuisterijen. Andersom waren het bijvoorbeeld de Order of Bath en het commandeurschap van de British Empire die Portugese borsten ging sieren. En Salazar zelf werd nota bene eredoctor in de rechtswetenschap aan de Universiteit van Oxford. De Daily Telegraph kon bijna Salazars spreekbuis worden genoemd. Hun correspondent in Lissabon was dikke maatjes met Salazars Secretariaat voor Informatie.
Prinses Margaret kwam eens langs in Lissabon juist nadat meer dan 1000 Portugezen waren gearresteerd op politieke gronden, onder wie acht legerofficieren, zestien economen, zeven priesters en de voorzitter van een katholieke jeugdorganisatie. Salazar organiseerde een grote militaire parade voor hare koninklijke hoogheid. “Tot grote vreugde van de genodigden marcheerden vierhonderd Britse militairen mee, terwijl voor de rede een Brits vliegkampschip, drie destroyers en een fregat afmeerden en de Royal Air Force een imposante luchtshow weg gaf.” Gelijktijdig marcheerden groepen Salazar-aanhangers parmantig door de straten van Lissabon. Een en ander werd toegejuicht in de Salazar-toegedane media als “een blijk van Brits vertrouwen in onze regeringsleider en onze corporatieve staat.” De bevolking van Lissabon sprak evenwel over “het Engelse circus” en er werden grappen gemaakt over “die Britten, die ook al niets van de liefde begrijpen en de voorkeur geven aan een warmwaterkruik in bed.”
Valse vriend
Eerder al had het gewone volk het niet erg op de Engelsen begrepen. Lord Wellington, die in 1808 de Portugezen te hulp snelde in hun strijd tegen Napoleon, kreeg als bijnaam: “Vriend van Peniche” omdat hij aldaar op het schiereiland met zijn troepen landde. Naderhand legde hij een schandalige houding aan de dag jegens de Portugese bevolking. Het roven en plunderen en verkrachten door de Engelse troepen onder zijn bevel leidde ertoe dat de betekenis van de benaming “amigo de Peniche” veranderde in: “valse vriend.”
Na 1945 was er af en toe sprake van een verslapping van de censuur en verzachting van andere repressieve maatregelen, maar dat was telkens van korte duur en werd in Portugal gezien als “para inglês ver” (om de Engelsen tevreden te stellen). Dergelijke pauzemomenten in de dictatuur werden trouwens vooral door Salazar gebruikt om te ontdekken wie zijn tegenstanders waren, die dan zodra de oude discipline hersteld was onmiddellijk in de kraag werden gegrepen.
Vluchtelingen
Portugal kreeg over tijd ook een flinke portie onschuldige, “gewoon rare” Britten te verwerken. William Beckford was ooit “Engelands rijkste zoon” die (met 100.000 pond op zak, dat moet nu zoiets als 100 miljoen zijn) in 1787 zijn vaderland verliet voor Portugal omdat hij bang was vanwege zijn homoseksualiteit veroordeeld te worden, een “misdaad” die hem aan de Engelse galg kon brengen. Gedurende een korte periode vol intense liefdesaffaires wist hij, in Cascais wonend, het hele kapitaal te verbrassen; hij stierf er in armoede. Beckford was niet de enige gay die van Engeland naar Portugal verkaste. Eind jaren 1940 werd het paleis Paço de Glória nabij Jolda door de multimiljonair Lord William Pitt (afstammeling van die andere Pitts) gekocht die er een half verborgen toevluchtsoord voor Britse homoseksuelen van maakte. Men zegt dat in die buurt nog steeds boeiende verhalen de ronde doen over de opvallend feodale verschijning van dit heerschap.
Op de Cemitério Inglês van Lissabon liggen heel wat rare en ook gewone Britten begraven, met inbegrip van Henry Fielding, de schrijver van ‘Tom Jones’. Die zochten allemaal hun vertier, of verzopen hun verdriet, in Portugal. Zoals één hunner schreef (in 1960): “Als je herinneringen aan Engeland het gedoe met bussen en Underground in het spitsuur inhouden; de onbeschoftheid van winkelbediendes; de weigering van taxichauffeurs jou af te leveren waar je wil zijn omdat dit niet is waar zij naar toe willen gaan; de harteloosheid waarmee ouderen door hun kinderen bejegend worden; en al die andere misstanden die Londen zo grijs en troosteloos maken, dan is het geen wonder dat de gepensioneerde Britse officier en koloniale ambtenaar hun dagen willen eindigen in Estoril of Sintra, waar dan bovendien zijn pensioen hem veel verder brengt dan in Engeland en hem zoveel vriendelijke en loyale dienstbaarheid kan kopen.”
Tot Brexit?
En dan zijn er nu, met Portugal een eerzaam lid van de NAVO, de VN en de EU, al die Britse expats en vakantiegangers en lijkt het land af en toe nog steeds een Britse kolonie, ook al omdat nogal wat contemporaine Britten er geen moeite mee lijken te hebben zich een beetje als Sahib en Memsahib te gedragen, en de rest geen afstand kan nemen van “hooliganism”. Hoe lang nog? Is 644 jaar niet genoeg? Tot Brexit? Okay, niet langer dan 645 jaar dan en weg met dat verdrag van Windsor. Ik help het wensen – niet voor al die wel aardige Engelsen en vooral Ieren en Schotten, natuurlijk niet. Die mogen van mij blijven.
Belangrijkste bronnen: ‘Oldest Ally’ (Peter Fryer, Patricia McGowan Pineira); ‘Portugal’ (J. Rentes de Carvalho); ‘Salazar and Modern Portugal’ (Hugh Kay).
nancy stelder zegt
Zeer leerzaam artikel.
Scarlett zegt
Bedankt voor weer een bijzonder lezenswaardig artikel!
Hanneke Rijkelijkhuizen zegt
Ik ontdek dit artikel nu pas. Heel interessant! Dank